132
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 13 October 1870.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten dit voorstel
te doen drukken en in eene volgende vergadering in behande
ling te nemen.
20. De Voorzitter, 'tnoodig achtende, dat, tot het houden
eener beslotene zitting, de deuren worden gesloten, heft de
openbare tijdelijk op.
Na afloop der beslotene, de openbare vergadering voortgezet
wordende, is daarin:
21. ter tafel gebragt en op voorstel van den Voorzitter
onmiddellijk in behandeling genomen, een voorstel van Burge
meester en Wethouders tot aankoop van het huis Lett. E, no. 271,
bchoorende aan Catharina de Leeuw.
De Vergadering, zich vereenigcude met de conclusie van 't
voorstel, heeft, buiten discussien met algcraeene stemmen
voorbehoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten van
Vriesland besloten
lo. Burgemeester en Wethouders te magtigen, om voor de
gemeente Leeuwarden aan te koopen de huizinge en bijbehoorend
erf, staande en gelcgon in het Zaailand aldaar, gekwot. lctt. E,
no. 271, behoorende aan Catharina de Leeuw, voor eene som
van vijf duizend vijf honderd gulden en verder op zoodauigc
voorwaarden als hun coliegie in het belang der gemeente en in
overleg met de eigenares meent te moeten vaststellen.
2o. Gezegd Coliegie uit tc noodigen te zijner tijd den Raad
de noodige voorstellen te doen, tot aanwijzing der fondsen, waar
uit zullen worden bestreden de koopsom en de kosten op den
aankoop van de sub lo. bedoelde huizinge vallende.
Dc heer Hommes verlaat de vergadering.
22. Wordt in behandeling genomen het in de vergadering
van 22 September jl. ter tafel gebragt rapport van de commissie,
die bij raadsbesluit van 25 Augustus te voren, no. 24, is belast
met het onderzoek der bcgrooting van inkomsten en uitgaven
van het stads ziekenhuis, voor het dienstjaar 1871.
Dc vergadering, zich met de conclusie van het rapport vcrec-
nigende, heeft buiten beraadslaging met algemeene stemmen
besloten
a. De bij die begrooting gevraagde subsidie uit de gemeente
kas, ten behoeve van het stads ziekenhuis, over 1871, tot een
bedrag van ƒ7240 toe tc staan en daartoe tc nemen het vol
gend besluit:
De Raad der gemeente Leeuwarden
Gezien dc begrooting van inkomsten en uitgaven van het stads
ziekenhuis, voor de dienst van 1871, waarbij eene subsidie
uit de gemeentekas wordt voorgedragen van/ 7240;
Overwegende, dat uit de rekening en verantwoording der in
komsten en uitgaven van het stads ziekenhuis, over 1869, goed
gekeurd bij besluit van dezen Raad, dd. 9 Junij 1870, no. Iü/I21,
cn de bcgrooting van het volgend dienstjaar, ten duidelijksten
is gebleken, dat deze instelling, zonder subsidie uit de fondsen
der gemeente, niet bij magte is aan hare bestemming te beant
woorden en dc volstrekte noodzakelijkheid der voorgedragen sub
sidie, ook met het oog op de wijziging der wet tot regeling van
liet armbestuur, voldoende is bewezen
Overwegende, dat deze instelling niet van dien aard is, dat
ten behoeve dcrzelve bijdragen kunnen worden verwacht en dat
dus door den Raad niet behoeft te worden beoordeeld of op
billijke wijze daartoe is bijgedragen
Overwegende, dat het bestuur dier instelling overeenkomstig
haren aard en hare bestemming aan zijne verpligtingen naar
vermogen voldoet;
Gezien -artt. 59, GO en 61, in verband met art. 19 der wet
van 28 Junij 1854 (Staatsblad.no. 100);
Besluit
1. Toe tc slaan op de begrooting van het stads ziekenhuis
te Leeuwarden, dienst 1871, eene subsidie van /7240.
2. Van dit besluit binneu acht dagen mcdedeeling te doen
aan heeren Gedeputeerde Staten dezer provincie.
De door de commissie van bestuur ingediende begrooting
tot een bedrag in ontvang en uitgaaf van 7743 goed te keuren.
23. Wordt in behandeling genomen, het in de verga
dering van 22 September jl. ter tafel gebragt voorstel van Bur
gemeester en Wethouders, op een adres van Ouwe van der Veen,
pachter der opkomsten van -de Noorderbrug, houdende verzoek,
dat aan hem eenige vergoeding moge worden verleend voor de
schade, die hij tcugcvolgc van de stremming der scheepvaart
langs de Noordergracht geleden heeft.
De heer Jongsma is op eene uitdrukking in het voorstel ge
stuit. Hij heeft namelijk daarin gelezen, dat het met de brug
voorgevallen ongeluk buiten toedoeu van den pachter is veroor
zaakt. Nu meent hij zich te herinneren, dat in eene der laatste
vergaderingen van 't vorig jaar is medegedeeld, dat een pachter
bij het afdraaijen der brug een knal heeft gehoord, docji in
gebreke is gebleven daarvan aan den architect kennis te geven.
Wanneer do bedoelde pachter dc adressant is, dan meent Spr.
dat de in het voorstel van B. en W. aangehaalde zinsnede niet
in allen opzigte juist is. Hij zou daarom gaarne ter zake wor
den ingelicht.
De Voorzitter geeft te kennen, dat het door den heer Jong
sma aangehaalde feit met dc Vcrlaats'orug heeft plaats gehad.
Nadat hierop de heer Jongsma had verklaard, dat zijne op
merking door het bekomen antwoord is komen te vervallen, stelt
de Voorzitter de conclusie van het voorstel aan dc orde, welke
luidt
„Aan Ouwe van der Veen, pachter der opkomsten van dc
„ijzeren draaibrug hij Camstraburcn in deze gemeente, voor het
„tijdvak van 2125 Deecmbcr 1869, 25 Januarij5 Fcbruarij
„en 115 Maart 1870, alzoo gedurende 30 dagen, welke du
„scheepvaart langs de Noordergracht is gestremd geweekt, ten
gevolge van het breken der draaibrug bij dc Vrouwenpoort cn
„het aanbrengen van ver8tefkingen aan dc Noorderbrug, eene
„vermindering van 1/,2 gedeelte der door hem ovei' 1870 ver
schuldigde pachtsom ad f 296.50 toe te staan, en daarenboven
„als schadeloosstelling voor gemis van uit dc bediening dier brug
„voorfvlocijende verdiensten gedurende 30 dagen, berekend naar
„ƒ4.00 per week, te zamen bedragende eene som van een en
„veertig gulden en vijf cn tachtig cents 41.85.)"
De heer Wiersma wenseht eene opmerking in het midden te
brengen naar aanleiding van de dubbele schadevergoeding, die
volgens de conclusie den adressant zal werden toegestaan. In
de eerste plaats, zegt Spr., zal volgens 't voorstel eene ver
mindering van 2 ^er pachtsom worden verleend terwijl in de
tweede plaats eene schadevergoeding zul worden toegekend voor
't gemis van de uit de bediening voortvloeijcndc verdiensten. Hij
kan zich daarmede niet vereenigen en moet er de Vergadering
opmerkzaam op maken, dat, wanneer ze het voorstel aanneemt,
zij zich op een, naar Spr.'3 inzien, gevaarlijk terrein begeeft.
Het i3 toch een bekend feit, zegt Spr., dat door het breken der
Vrouwenpoortbrug verschillende personen schade hebben geleden,
en dat wel voornamelijk door het derven van winst. Hij wil
slechts wijzen op de weduwe Tieman, die zich tot tweemaal toe
om schadevergoeding tot den Raad heeft gewend. Op die ver
zoeken is telkens afwijzend beschikt. Ook Spr. was indertijd
van gcvoolen dat aan het gedaan verzoek geen gehoor moest
worden verleend, op grond, dut, hoe billijk overigens het ver
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 13 October 1870.
133
zoek ook mogt wezen, het toch niet op den weg van het Ge
meentebestuur lag daaraan te voldoen. En nu vindt Spr. hier
voorgesteld eene vergoeding te verleencn voor winstderving.
Wel is waar betreft het hier een persoon waarmede de gemeente
in betrekking staat, doch Spr. gelooft dat dit niets aan het be
ginsel afdoet. Hij zou zich nog kunnen vereenigen met het ver-
leenen van kwijtschelding van een gedeelte der pacht, over den
lijd gedurende welke dc scheepvaart is gestremd geweestdocli
hij vindt het een verkeerd beginsel verlaging van pacht toe te
staan op grond van gemis der uit de bediening voortvloeiende
winst. Hij is van oordeel, dat hier de scheiding van de beide raoti-
ven tot schadeverleening wel in het oog moet worden gehouden
en daarom zal hij tegen de voorgedragene eonclusie stemmen.
Wanneer toch aan de weduwe Tieman op geen anderen grond
dc schadevergoeding is ontzegd, dan gaat het niet op, al zij het
dan ook den pachter der brug, hier op grond van winstderving
eene verlaging van pacht toe te staan. En waar, vraagt Spr., zou
het heen gaan, wanneer alle door het breken der brug bena
deelde personen, zich op hetzelfde antecedent benepen Spr. is
ten slotte van oordcel, dat het billijk is eene gedeeltelijke kwijt
schelding der pacht over den tijd, gedurende welke de scheep
vaart is gestremd geweest, te vcrlcenen, doch verder te gaan en
levens vermindering van pacht toe tc staan voor gemis van uit
de bediening voortvloeijende winst komt hem gevaarlijk voor.
Dc heer Jongsma kan zich, wat den vorm betreft, ook niet
met de conclusie vereenigen maar bovendien is hij het ook
niet met den heer Wiersma eens. De heer Wiersma, zegt Spr..
wil den pachter gelijk stellen met ieder ander, die schade heeft
geleden door het breken van de brug dit gaat, naar hij meent,
niet op. Tusschcn dc gemeeute en die andere personen bestaat
geen regtsband tusschen de gemeente en den pachter daaren
tegen wel, waarvan de gebrokene brug het onderwerp uitmaakt.
De brug is hier het onderwerp der overeenkomstdoor middel
van deze moe3t de pachter de pachtsom verdienen en winst be
halen. Hij kan na het eindigen der pacht volgens artikel 139 der
gemeentewet op gronden van billijkheid, remissie of kwijtschel
ding vragen, maar ook alleen op gronden van billijkheid, want
regtens is dc gemeente hiertoe volgens het contract onverpligt.
Het vragen van kwijtschelding is, zoo als van zelf sproekt, geheel
iets anders dan het vragen van schadeloosstelling. Daarvan
toch kan geen sprake zijn; men zou zich dan begeven op het
terrein van het burgerlijk regt, terwijl het aangehaalde artikel
van de gemeentewet hot terrein aanwijst waarop cn dc pachter,
cn Burgemeester en Wethouders èn de Raad zich moeten be
wegen. Men zal kunnen zeggen, dat dit eene kwestie van vorm
is, doch dit is het niet; zoo het ooit waar is que la forme
empoiTc le 'fond, dan is het in deze zaak.
De heer Wiersma moet den heer Jongsma met een enkel
woord rcfuteren, aangaande de gemaakte opmerking, dat hij,
Spr., den pachter met ieder ander gelijk stelt. Dit, zegt Spr.,
is verre var. daar. Hij gelooft niet, dat dc pachter legt heeft
vermindering van pacht te vragen, omdat hij bij het contract
daarvan heeft afstand gedaan. Maar waar Spr. den pachter met
ieder ander gelijk stelt, is liet op grond van gedorvcn winst.
De brug moge nu al het onderwerp zijn van de tusschen den
pachter en de gemeente bestaande regtsverpliglingen, dit even
wel maakt, naar Spr's gevoelen, geen verschil, en blijft hij, wat
winstderving aangaat, gelijk met ieder ander.
De wed. Tieman vroeg schadevergoeding, omdat door het
breken der brug dc rijtuigen, die gewoon waren bij haar uit te
stallen, niet dan onder groote bezwaren haar huis konden ge
naken. Dc pachter ondervindt de schade, omda de scheep
vaart gestremd is.
Spr. blijft er alzoo bij dat, zoo men den pachter schadever
goeding geeft, een gevaarlijk terrein wordt opengesteld.
De Voorzitter meent, dat de heer Jongsma eene opmerking
heeft gemaakt omtrent de redactie der conclusie. Hij zou daar
om van dien Spr. gaarne eene verbeterde redactie willen ont
vangen.
De heer Jongsma geeft te kennen, dat, indien hij zoo straks
van eene onjuiste redactie heeft gewaagd hoewel hij zich dit
niet herinnert, hij zich dan niet wel heeft uitgedrukt. Al
leen meent hij er van te hebben gewaagd, dat hier niet de be
trekkelijke bepalingen der gemeentewet zijn in acht genomen.
Dc adressant heeft dc opkomsten der brug gepacht. Door de
stremming der scheepvaart heeft hij daarvan niet dat voordeel
kunnen genieten als wel bij niet stremming het geval zou zijn.
Nu bestaat er een artikel in het contract, waarbij de pachter af
stand heeft gedaan van het regt, om in dergelijke gevallen ver
mindering van te betalen pacht te vragen dus op grond van
regt is de gemeente niet tot het verleenen daarvan vcrpligt.
Maar nu zegt art. 139 der gemeentewet „llij («le Raad) be
sluit tot het verleencn der kwijtschelding, die krachtens de wet,
of eene overeenkomst, of op gronden van billijkheid toekomt aan
de huurders, pachters of gebruikers der gemeente-eigendommen,
en aan hen, rlic hebben aangenomen, ten behoeve der gemeente
iels te doen of te leveren."
Nu is Spr's gevoelen, dat hier de billijkheid het verleencn van
geheele of gedeeltelijke kwijtschelding medebrengt, maar schadever
goeding is geheel iets anders, daarvan kan en raag in deze
geen sprake zijn, daarom is het voorstel van Burgemeester en
Wethouders zoo als het daar ligt onaannemelijk. Eerst, zegt
Spr., moet de pacht worden toegepast cn dan zal men in over
weging kunnen nemen of er billijkheid bestaat restitutie van een
gcdeelje daarvan te verleencn.
Dc Voorzitter gelooft, dat het 't beste zal wezen, dat Bur
gemeester et> Wethouders het gedaan voorstel terugnemen, om
het later gewijzigd weder aan tc brengen. Hij doet daartoe na
mens het coliegie het voorstel.
Dit voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen.
24. Wordt in behandeling genomen het in dc vergadering van
22 September jl. ter tafel gebragt schrijven van Burgemeester en
Wethouders, bevattende eenige mededcelingcn, aangaande de in
de vergadering van 8 dier maand door den lieer van Eijsinga
tot hun coliegie gerigte vraag, in betrekking tot het niet be
noemen van leden der Raadscommissie voor het toezigt op- en
het beheer van den Stads- of Prinsentuin, bij welk schrijven
wordt in overweging gegeven de veroulcning, regelende den
werkkring der bedoelde commissie, in te trekken.
De heer van Ejjsinga heeft in de vergadering van 8 Sept.
jl. den wensch uitgesproken, om aangaande de zaak die thans
in behandeling wordt gebragt de mecning van het coliegie van
dagelijksch bestuur tc verstaan. In de daaropvolgende zitting
hebben Burgemeester cn Wethouders de van hun coliegie ge
vraagde inlichtingen verstrekt. Op dit oogenblik acht Spr. het
voor hem zaak voor de verstrekte inlichtingen dank te zeggen.
Hij kan dit evenwel niet doen zonder eene door het coliegie ge
bezigde uitdrukking te releveren, waarbij dat coliegie tegen een
gezegde van hem, Spr., opkomt, welk gezegde geheel verkeerd
begrepen en daardoor onjuist terug gegeven is. Burgemeester
cn Wethouders zeggen, dat de administratie van den priusentuin
voor de leden van den Raad geen gesloten boek behoefde te
zijn en het dan ook 'niet was. Daaruit zou kunnen worden af
geleid de gevolgtrekking, alsof Spr. had beweerd, dat de ken-