168 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 10 November 1870. 14. Is gelezen en om berigt en raad in handen van Bur gemeester en Wethouders gesteld een adres van eenige inge zetenen dezer gemeente, wonende in lett. P, houdende verzoek den Spanjaardsdijk door gas te verlichten. 15.' De heer Wiersma brengt ter tafel en geeft lecture van het rapport der commissie, die bij besluit van 27 October jl., no. is belast met het onderzoek der brgrooting van de stads armenkamer, voor de dienst 1871. Ter visie, om in de volgende vergadering te worden behandeld. 16. Door den heer DuparC wordt namens do hij besluit van 13 October benoemde commissie rapport uitgebragt var. het onderzoek van de rekening en verantwoording wegens de kosten van de dienstdoende schutterij, dienst 1869. Ter visie, als voren. 17. Bij monde van den heer Bloembergen brengt de in de vergadering van 27 October jl. benoemde commissie rapport uit van het aan haar opgedragen onderzoek der begrooting van ad ministratiekosten der stads bank van leening, voor 1871. Ter visie, alsvoren. 18. De Voorzitter 'tnoodig achtende de openbare vergade ring voor een oogenblik te schorsen, heft de vergadering tij delijk op. Na heropening der vergadering worden de werkzaamheden voortgezet in voege als volgt: 19. Wordt in behandeling genomen het rapport van de com missie, die bij Raadsbesluit van 13 October jl., no. 1/113, is belast met het onderzoek van de begrooting vanjict nieuwe stads weeshuis, voor 1871. De vergadering, zich vereenigende met de conlusie van het rapport, heeft buiten discussie» met algemeene stemmen besloten De begrooting goedtekeuren in ontvang op 21,877.21 In uitgaaf op - 21,868.26 En met een batig saldo van 8.95 20. Aan de orde zijnde de benoeming van een lid der com missie van administratie der stadsbank vaii leening, ter vervul ling van de in die commissie tengevolge periodieke aftreding te ontstane vacature, is de uitslag van de ter zake gehoudene stem ming geweest, dat de heer Mr. Eco de Wendt met 14 stemmen zijnde 1 slem uitgebrngt op den heer F. J. v. d. Veen tot lid van die commissie is herbenoemd geworden. 21. In behandeling komt het voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot benoeming van een leeraar aan de burger dag en avondschool, voor het onderwijs in de staathuishoudkunde en in het boekhouden, op eene jaarwedde van 400.00. De uitslag van de ter zake bij geslotene briefjes gehoudene stemming is geweest, dat de heer Mr. S. J. Cohen, leeraar aan de rijks hoogcre burgerschool te Leeuwarden, de eenigste solli citant naar de betrekking, met 13 stemmen zijnde 1 briefje blanco bevonden, terwijl de heer van Eijsinga ten tijde der stem ming niet ter vergadering aanwezig was tot voormelde be trekking is benoemd geworden. 22. Aan de orde is het verzoek van den heer Mr. E. Jong- sma, om eervol ontslag als curator van het stedelijk gymnasium. De Voorzitter geeft te kennen, dat op dit verzoek het advies is gevraagd van lieercn curatoren van 't gymnasium, die daarop een schrijven hebben ingezonden, waarbij zij tot het verleenen van 't gevraagd eervol ontslag adviseren. Hij stelt naar aanlei ding daarvan voor den heer Jongsma het door hem gevraagd eervol ontslag te verleenen. Daartoe wordt met algemeene stemmen behalve dien van den heer Jongsma, die zich buiten stemming heeft gehouden - besloten. Vervolgens zegt de Voorzitter, dat het hem hoewel hij de reden, die den heer Jongsma tot het vragen van ontslag heb ben geleid, respecteert leed doet, dat de heer Jongsma als curator van het stedelijk gymnasium is afgetreden hy is over tuigd, dat door hem in die betrekking veel goeds is tot stand gebragt en hoopt, dat dat goede voor hem eene aangename her innering moge blijven. Hierna wordt ter tafel gebragt een schrijven van heeren cura toren, waarbij zij, ter vervulling van de door 't ontslag van den heer Jongsma ontstane vacature, aanbevelen de heeren mr. Izaak Telting en ds. Abraham Diemont. Op voorstel van <len Voorzitter wordt besloten in do vol gende vergadering tot de benoeming over te gaan. 23. Alsnu wordt in behandeling genomen liet nader voorstel van Burgemeester en Wethouders, op bet adres van Ouwe van der Veer, pachter van de opkomsten der Noorderbrug, houdende verzoek, om gedeeltelijke kwijtschelding van de door hem ver- verschuldigde pachtsom. De vergadering, zich vereenigende met de conclusie van het voorstel, besluit buiten discussion eenstemmig Aan Ouwe van der Veen, pachter der opkomsten van de ijzeren draaibrug bij Camstraburen in deze gemeente, tengevolge van de stremming der scheepvaart langs de Noordergracht, wegene aan de Noordcrbrug en andere bruggen over die gracht in 1869 en 1870 aangebragte herstellingen, kwijtschelding der door hem van 12 Mei 1870 tot 12 Mei 1871 verschuldigde pachtsom te verleenen tot een bedrag van dertig gulden. 24. Aan de orde in het voorstel van Burgemeester en Wet houders, op het adres van C. Burgcrsdijk, pachter der tolheffing aan gabel No. 1 op den straatweg van Leeuwarden naar Stiens, om onderhandsche verlenging van den pachttijd, van welk voor stel de conclusie luidt: Met den 12 Mei 1871, bij onderhandsche overeenkomst, op nieuw voor den tijd van drie jaren en alzoo lot den 12 Mei 1874, te verpachten aan Cornelis Burgcrsdijk, wonende onder Leeuwarden, de opkomsten van den tol geheven wordende aan gabel No. 1 op den straatweg van Leeuwarden naar Stien9, overeenkomstig het besluit lot heffing, vastgesteld door de Raden der gemeenten Leeuwarden cn Leeuwarderadecl den 13 en 6 Junij 1861, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 22 Augustus 1861, no. 59, en de daarbij behoorendc verordening op de in vordering, tegeD betaling eencr jaarlykschc pachtsom van een duizend negen honderd en een gulden e.n op de bij het thans nog geldend pachtcontract omschreven voorwaarden en bepalingen. De heer van Eijsinga vraagt naar aanleiding van dit voorstel voor een oogenblik het woord. Hij gelooft, dat het thans, bij de nieuwe verpachting, juist de tijd is zijne bezwaren Ier zake tc doen hooren. Die bezwaren, zegt Spr„ zijn bekend; bij het onderzoek der begrooting van een vorig dienstjaar zijn ze reeds ter sprake gebragttoen werd echter het oogenblik minder ge schikt geacht en de bespreking van deze zaak verwezen naar het oogenblik van hot expireren van het pachtcontract. De tol dan, waarover het voorstel handelt, acht Spr. op de daarvoor aan gewezene plaats een ongelukkig voorwerp, dat, naar hij meent, niet dient te blijven bestaan. In vroeger jaren reeds is dit punt in den Raad ter sprake gebragt. Spr. meent te mogen aannemen, dat ook Burgemeester en Wethouders zijne zienswijze zijn toege daan. De groote moeijelijkheid is echter hierin gelegen, dat daarbij de medewerking van 't gemeentebestuur van Leeuwarde- radeel vereischt wordt, aan welke gemeente 3/4 gedeelten van GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 10 November 1870. 169 de opbrengst der beide tollen bekeeren. Wat nu de tolheffing zelve betreft, Spr. gelooft, dat het bezwaar daarvan niet is weg tc redeneren. Bekend is het toch, dat een groot getal ingeze tenen dezer gemeente daardoor onevenredig bezwaard wordt. Spr zou nog kunnen toegeven dat er tol geheven werd van hen, die uit de stad komende van den weg gebruik maken, maar voor de bewoners van het zoogenaamde Leeuwarder Nieuwlaud en al meer cn meer wordt er langs den kunstweg aangebouwd, geloofd hij, dat de tol elke raison d'etre mist. Immers, die ingezetenen, welke aan gene zijde van het tolhek wonen, staan reeds in vele opzigten bij de andere ingezetenen achter. Een feit is het, dat zij van de inrigtingen der gemeente op verre na niet dat geuol hebben als de overigenin het genot van politie, verlichting enz. staan zij daarbij verre op den achtergrondtoch is het een gedeelte van de gemeente Leeuwarden en dragen de ingezetenen er van, evengoed als alle anderen in de gemeente lasten, met name in den hoofdclijkcn omslag. Op zich zelf, zegt Spr., is het reeds eene abnormalieteil dat het tolhek bij den aanvang des kunstwegs slaat. Hij vermeent, dat men met der lijd wel tot opheffin-g daarvan komen moet, waarvan, naar hij zich voorstelt, ook Burgemeester en Wethouders dezer gemeente niet afkeerig zijn. Spr. zou echter wenschen te worden ingelicht, of het nu niet de tijd zou zijn, om bij Burgemeester en Wethou ders van Leeuwarderadecl stappen te doen tot verkrijging van de opheffing van dezen tol. Hij voor zich zou, om daartoe te geraken, van deze zijde afstand willen doen ook van het /4 ge deelte in de opbrengst van den tweeden tol op dien weg. Een cn ander leidt Spr. er toe, dat de voorgestelde termijn van drie jaren te lang is; naar zijn oordeel wordt de kwestie van de opheffing daardoor verschoven. Hij heeft daarom in gereedheid gebragt een amendement waarbij wordt voorgesteld: c. lu de conclusie van Burgemeester en Wethouders de wooi- den „voor den tijd van drie jaren en alzoo tot 12 Mei 1874" te wijzigen als volgt: „voor den tijd van een jaar en alzoo tot 12 Mei 1872." b. Aan die conclusie or.der litt. b toe te voegen Burgemeester en Wethouders uit te noodigen gedurende evcn- gcuoemd tijdvak bij hunne ambtgenooten van Leeuwarderadecl stappen te doen, om opheffing te verkrijgen van den tol gabel no. 1, op den kunstweg van Leeuwarden naar Hijum, zoo noo- dig tegen afstand dezerzijds van het /t der opbrengst van den tol gabel no. 2. Alvorens echter dat amendement in te dienen zal het Spr. aangenaam zijn ter zake dc opinie van Burgemeester en Wet houders te vernemen. De Voorzitter geeft te kennen, dat de opheffing van den tol deze keer bij het collegie niet in overweging is geweest. Hij kan derhalve moeijelijk het gevoelen van het collegie mcdedeelcu. Het zou daarom beter wezen deze zaak tot eene volgende ver gadering aan te houden, als wanneer Burg. en Weth. ook welligt nog intusschen hunne ambtgenooten in de gemeente Leeuwarde radecl kunnen hooren, 't geen toch zou moeten geschieden, wan neer men meent de verpachting voor slechts een jaar te doen plaats vinden. Hij gelooft alzoo, dat men wel zal doen het door den heer van Eijsinga in te dienen amendement in eene vol gende vergadering in behandeling te nemen. Hij moet er ove rigens nog op wijzen, dat het genoegzaam uit het voorstel is ai te leiden, dat de vraag van dc opheffing van den tol geen punt van overweging heeft uitgemaakt, om de natuurlijke reden, dat daarvan geen sprake is geweest. De lieer Bruinsma meent zich te herinneren, dat in der tijd van 't gemeentebestuur van Ferwcrderadecl het voorstel is uitge gaan om de tollen aan den onderwerpelijken weg op te heffen. Spr, meent, dat dit voorstel door den Raad dezer gemeente is ondersteund cn dat hij zich tot opheffing heeft genegen ver klaard. Men heeft toen een schrijven gerigt tot het gemeente bestuur van Leeuwardcradeeldoch dat heeft te kennen gegeven niet in bet voorstel te willen treden, op grond dat aan die ge meente °/t gedeelten van den tol bekeerden. Spr. twijfelt of er op het oogenblik kaïrn op een ander ant woord bestaat. Dc heer Bloembergen bevestigt het door den heer Bruinsma medegedeelde. Het is een bepaald feit, dat cr in der tijd maat regelen tot opheffing van den tol zijö genomen, maar dat van den kant van Leeuwardcradeel daarin is gedifficultecrd. Wan neer nu echter Burgemeester cn Wethouders het voorstel heb ben gedaan om het pachtcontract te verlengen, dan is het niet, zegt Spr., als zouden zij thans van de opheffing van den tol af keerig zijn integendeel maar, zoo als gezegd, daar Leeu- warderadeel heeft geilifficulteerd en er ook grond bestaat om aan te nemen dat dit nog het geval zal zijn, kon er van ophef fing thans wel geen sprake zijn. Evenwel kan men het op nieuw beproeven, hoewel Spr. er aan twijfelt, of men thans beter re sultaat kan verwachten. Hij heeft er echter niet tegen de pacht aanvankelijk voor 1 jaar te verlengen en inmiddels pogingen tot opheffing van den tol, in het werk te stellen. Ilij zou dan ech ter die pogingen niet alleen tot deze maar ook tot gabel no. 2 uitgestrekt willen zien. Den lieer van Eijsinga heeft het genoegen gedaan, dat de leden van het dagelijksch bestuur geheel in zijn geest gesproken hebbenhij had dit trouwens dan ook al ook voorop gesteld. Hij erkent, dat Burgemeester cn Wethouders voor het oogenblik niet anders konden doen dan in het voorstel ligt opgesloten. Maar Spr. evenwel kwam het oogenblik nu juist geschikt voor, om de opheffing van den tol ter sprake te brengen. Hij kan er zich wel mede vereenigen cn heeft er niet het minste bezwaar tegen, om de behandeling van zijn amendement, dat hij thans indient, tot eene volgende vergadering aan te houden. Hierop wordt besloten de behandeling der zaak tot dc volgende vergadering aan te houden. 25. Wordt in behandeling genomen bet voorstel van Burge meester en Wethouders, tot uitbreiding van het voor veemarkt bestemd terrein, waarvan de conclusie luidt lo. Het in de gemeente Leeuwarden voor veemarkt bestemd terrein in het Zaailand aldaar wordt uitgebreid en ingerigt op de wijze als is aangeduid bij het plan, door Burgemeester en Wet houders ter dier zake aan den Raad overgelegd nevens hun rapport en voorstel van 27 October 1870. 2o. Tot bestrijding der kosten uit het sub lo. genomen be sluit voortvloeiende wordt op de den Raad ter vaststelling aan geboden ontwerp-gemceutc-begrooticg, voor de dienst 1871, in uitgaaf aangebragt eene som van f 1200.00. 3o. De verordening-commissie met het besluit sub lo. vermeld in kennis te stellen, ten einde in verband daarmede, haar voor stel van 13 October 1870, tot wijziging van de artt.. 23 en 24 der verordening op de marktpolitie nader in overweging te nemen. l)e heer Jongsma doet hulde aan de zucht van Burgemeester en Wethouders, om, bij de vele werkzaamheden van het oogenblik, toch nog het oog te houden op eene uitbreiding van het terrein dev veemarkt en een daarop betrekking hebbend voorstel bij deze vergadering in te dienen. Spr. juicht dat voorstel toe. Evenwel is het hem voorgekomen, dat het tegenwoordige oogenblik meer eischt, dan door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld. Hij is van oordeel, dat men door het aanbrengen der voorgestelde verbeteringen nog niet krijgt wat men noemen kan eene goede veemarkt, voldoende aan de eischen des tijds en aan die, welke men voor eene zoo belangrijke veemarkt in dc hoofdplaats der

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1870 | | pagina 2