170 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 10 November 1870. provincie kan stellen. Bovendien meent hij dat, al wordt ook het terrein op de voorgestelde wijze ingerigtdaarmede nog niet kan worden voldaan aan die eischen. Het komt hem voor, dat de veemarkt niet alleen vergroot, maar dat zij ook op andere wij se ingerigt moet wordenbijvoorbeeld als te Dokkum cn te Purmerend het geval is, en dat niet slechts het terrein om het huis van Meijer daarvoor bestemd moet worden, maar dat ook dat huis, hetzij door onteigening ten algemeenen nutte, hetzij bij minnelijke schikking in handen der gemeente moet overgaan, ten einde daarmede de zoo noodzakelijke uitbreiding te kunnen voltooijen; want dat die uitbreiding dringend noodig is, zal iedereen erkennen, die op den dag der weekmarkt, van af Amicitia, voorbij Scbierbeek, naar of langs de hoogcre burger school wil gaan. Ilij ondervindt dan dat de passage van 9 tot 3 uur letterlijk belet wordt door het vee, dat niet op de markt kan geplaatst worden. Zoodanige toestand mag nefgens, maar vooral niet in dc hoofdstad van Friesland geduld, veelmin bestendigd worden. Men zal evenwel om tot eene uitbreiding als de door Spr. bedoelde te geraken stuiten op groote kos ten, maar, wanneer hij er bijvoegt, dat het zijne bedoeling is, die kosten door eene verhoogde heffing der retributie voor 't ge bruik der markt te dekken, dan wordt dat schrikbeeld, naar hij meent, merkbaar verkleind. Herinnert Spr. het zich goed, dan trekt de gemeente thans van de veemarkt een bedrag van ruim veertien, bijna vijftien honderd gl. Gaat hij af op particuliere gezegden, dan meent hij dat bedrag voor 1870 gerust op achttien honderd gulden te mogen stellen. Dat bedrag krijgt men bij eene heffing van drie cents voor een paard, veulen, koe, os of stiertwee cents voor een enter, kalf, varken of ezel en een cent voor een schaap of lam. Wanneer nu Spr. het oog vestigt op een slaat door hem opgemaakt uit de belasting verordeningen der daarin genoemde gemeenten in deze provincie cn alzoo wel als officieel aan te merken met name Bolsward, Dokkum, Frar eker, Sneek, Stavoren en Workum, dan ontwaart hij, dat in alle die plaatsen tweemaal, in de meeste zelfs ruim driemaal zooveel geheven wordt dan te Leeuwarden. Hij gelooft dus niet te veel te zeggen, dat hier het marktgeld zonder eenig bezwaar minstens verdubbeld mag worden. Men zal hem echter toevoegen, dat «le aanvoer daardoor zal verminderen maar hij moet daartegen in het midden Im ngen, dat hij het advies heeft ingewonnen van eene vergadering van 54 landbouwers, die allen van oordeel waren dat, wierd er slechts eene meer geschikte veemarkt gemaakt, het marktgeld van een dubbeltje voor eene koe enz. niet te hoog zou zijn, en zij daar door niet zouden worden teruggehouden, om met hun vee de Leeuwarder markt tt bezoeken. Maar Spr. wil zich niet alleen op het advies van die landbouwers verlaten hij voor zich is van oordeel, dat Leeuwarden zoo gunstig gelegen en de daar gehouden markt van zoodanige bekendheid is, dat, al bragt men ook het marktgeld op 20 cents, dan nog geen enkel stuks vee daardoor te minder aan de markt zou worden gebragt. Evenwel ligt het .niet in ziju plan, om van deze wetenschap misbruik te maken; maar toch wil hij, dat Leeuwarden in opzigt tot het heffen van marktgeld niet bij andere gemeenten in dc provincie achtersta. Al het aangevoerde leidt hem tot het volgend voorstel De ondergetcekende, in aanmerking nemende: dat de veemarkt in deze gemeente hoogst noodzakelijk moet worden uitgebreid; dat het voorstel te dezer zake door Burgemeester en Wethou ders gedaan, geacht moet worden r.iet in alle opzigten aan de eischen waaronder behoort amotie van het huis van Meijer te voldoen dat de voldoening daaraan vele uitgaven zal vorderen en dat liet wenschelijk is, bij die vele uitgaven, ook de voordeelen, die de veemarkt voor de gemeente afwerpt te doen stijgen dat dit zeer gevoeglijk kan geschieden door het marktgeld, hetwelk in deze gemeente onevenredig lang is, te verhoogen; Stelt voor Het voorstel van Burgemeeslcr cn Wethouders tot verbetering der veemarkt aan dat collegie terug te zenden, met uitnoodiging in nadere overweging te nemen, of, en zoo ja, op welke wijze, met inachtneming van het bovenstaande, eene geheele verbetering van de veemarkt, in verband met verhooging der marktgeldeir zal kunnen geschieden, en deswege aan den Raad nadere voor stellen te doen. (get.) E. Jongsma. Den Voorzitter doet het genoegen, dat de lieer Jongsma zijne zienswijze heeft kenbaar gemaakt. Het denkbeeld om dc te be talen retributie voor het gebruik van de veemarkt tc verhoogen I is ook reeds hij Burgemeester en Wethouders ter sprake geweest; doch deze hebben gemeend daaromtrent geen voorstel te moeten doen. Het verheugt Spr. daarom, dat de heer Jongsma dit op zich genomen heeft. Naar aanleiding van het door dien Spr. gedaan voorstel, zou hij echter thans willen voorstellen, om de behandeling van de zaak tot de volgende vergadering uit te stellen. Dc heer Jongsma is daar volstrekt niet legen, maar hij neemt toch de vrijheid in overweging te geven nu reeds het gevoelen van de leden vun den Raad ter zake te vernemen dan weten B. cn W. beter waaraan zich te houden hij hun in te wachten voor- I stel. Evenwel wil Spr. het geheel aan de welmcening van den I Voorzitter overlaten. Dc Voorzitter heeft er volstrekt niet tegen al dadelijk het gevoelen vin der. Raad uit te lokken. Hij vindt het zelfs zeer goed dat dit plaats hebbe. Burgemeester en Wethouders zullen uit de te voeren discussion gronden kunnen putten voor het door hen te doen voorstel. De heer Jongsma moet nog opmerken, dat hij het verzoek niet heeft gedaan, om de zaak te drijven. Van groote haast zal wel geen kwestie kunnen zijn als men bedenkt, dat de grootste aanvoeren nu toch reeds hebben plaats gehad. Maar li ij heeft het gedaan, omdat het door hem gedaan voorstel nog al vrij omvangrijk is en Burgemeester en Wethouders een punt zouden krijgen, waarvan zij bij hunne overwegingen kunnen uitgaan. De Voorzitter vraagt hierop, of over het beginsel, dat aan het voorstel van den heer Jongsma ten grondslag ligt, ook het woord wordt gevraagd? De heer Bruinsma geeft te kennen, dat de uitbreiding van het voor de veemarkt bestemd terrein meermalen reeds bij het collegie van Burgemeester cn Wethouders is ter sprake gebragt. Het hoofdmotief, waarom niet vroeger zoodanig voorstel is ge daan, is dit, dat reen het eigenlijk niet wist, of de aanvoer van vee door den aanleg van spoorwegen vermeerderen of vermin deren zou. Men bezat niet de zekerheid, dat het vee van den Groninger kant, b.v. van Buitenpost, dan nog hier ter verkoop aangeboden, of dat dat vee eenvoudig hier doorgevoerd zou worden. Het is echter gebleken, dat dit laatste niet het gevnl is geweest. Wel is waar is in de jaren 18661870 dc aanvoer niet zoo groot als in 1864 en 1865, maar daarvoor bestaan reden, o. n. in den grooten uitvoer naar buiten en meerderen aanfok. Ook de veemarkten van andere gemeenten dragen daar toe zeker het hunne bij; zoo werden oulangs te Dokkum op een marktdag 14 a 15 honderd kalveren aangevoerd. Evenwel, ook bij dien kleineren aanvoer is lief meermalen gebleken, dat de veemarkt werkelijk te klein is. Het moge waar zijn, dat, ge lijk de heer Jongsma opmerkte, de grootste aanvoeren hebben plaats gehad, maar, zegt Spr., in de maanden Januarij cn Fc- GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 10 November 1870. 17 i bruarij is de aanvoer soms ook zeer belangrijk. In ieder geval is, naar het hem voorkomt, de markt gedurende een viertal maanden te klein. Hij kan zich derhalve wel met het voorstel van den heer Jongsma vereenigen, vooral ook wat het heffen eencr hoogere retributie betreft. Hij gelooft, dat men daartoe geld genoeg zal krijgen om cn rente èn aflossing te kunnen dek ken. Spr. verklaart hierop het voorstel te ondersteunen. De Voorzitter moet opmerken, dat het niet de bedoeling is, om al aanstonds in deze vergadering een besluit te nemen. Heeft hij den heer Jongsma goed begrepen, dan is het hem enkel tc doen de zienswijze van dc leden dezer vergadering uit te lokken, om Burgemeester en Wethouders tot leiddraad te stekken. Daarom geeft hij den leden in overweging niet te ver over de zaak uit te weiden, maar alleen hunne zienswijze ter zake kenbaar tc maken. De heer Bloembergen komt het voor, dat het voorstel van den heer Jongsma of dadelijk, ten einde daarop tot een besluit te komei), in behandeling gebragt of tot eene volgende vergade ring aangehouden moet worden, liet laatste komt hem verreweg het verkieslijkst voor. Het geldt hier eene belangrijke kwestie. Hij stelt daarom als motie van orde voor thans de discussiën te sluiten. Hierdoor alleen blijft de zaak, naar Spr.'3 gevoelen, in zijn geheel. Deze motie, in rondvraag gebragt zijnde, wordt met algcracene stemmen aangenomen. 26. De Voorzitter stelt voor om het alsnu aan de orde zijnde punt „voorstel van dc vcrordenings-commissie tot wijziging „der verordening betreffende de instandhouding enz. der open- „bare wegen enz. cn van die op de ruarktpolitie," ook tot eene volgende vergadering aan te houden. Hij doet dit voorstel, omdat do wijziging van dc verordening op de marktpolitie met het voorstel tot uitbreiding der veemarkt in verband staat. De heer Bruinsma moet er op wijzen, dat de herziening van de verordening betreffende de instandhouding der wegen enz. urgent is, vooral met het oog er op, dat zoolang die herziening niet heeft plaats gehad, de directeur en de opzigters bij de stadsreiniging de bevoegdheid missen proces-verbaal op te maken. Spr. zou daarom in overweging willen geven het voorstel, met uitsluiting van datgene wat op de veemarkt betrekking heeft af te doen. Den heer Bloembergen is het ook voorgekomen, dat de wijziging van de verordening op dc instandhouding der wegen enz. zonder eenig bezwaar nu alreeds in behandeling kan komen. Spr. is van oordeel, dat die wijziging van dc uitbreiding der veemarkt geheel afgescheiden is. Er komen, wel is waar, enkele bepalin gen in voor omtrent het leiden van stieren enz.doch deze zul len wel blijven bestaan ook al wordt het terrein der veemarkt vergroot. Indien dus de commissie er geen bezwaar tegen heeft, zou Spr. wel dadelijk de wijziging van de onderwcrpelijke ver ordening willen afdoen. De heer Jongsma geeft te kennen, dat het der verordenings commissie bij nader inzien is gebleken, dat men wel dadelijk de voorstellen kan afdoen, omdat mon zeer goed kan regelen hetgeen op de veemarkt, ook al wordt zij vergroot, zal ge schieden. Ilierop wordt het voorstel der commissie in behandeling geno men en achtereenvolgend het voorgestelde onder litt. ak van besluit 1 buiten discussiën met algemccnc stemmen aangenomen. Bij de behandeling der op art. 62 [oud art. 63] voorgestelde wijziging, maakt de heer Bloembergen er de vergadering op merkzaam op, dat onder de eerste alinea wordt genoemd art. 22 en dat het ook in de volgende alinea voorkomt. Hij is van Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant. oordeel, dat dit art. in een der beide alinea's moet worden ge- roijeerd De heer Jongsma. geeft te kennen, dat in de tweede alinea 23 in plaats van 22 moet staan. De lieer Bloembergen moet alzoo aannemen, dat het de be doeling is art. 22 [oud art. 23] op tc nemen onder de met 1 ƒ10 bedreigde strafbepalingen. Hij maakt echter de opmerking, dat de overtreding van de bepaling van dat art. tot nu toe met een straf van 1f 6 is bedreigd. Men wil alzoo dc straf ver zwaren. Spr. zou daarom wel dc reden willen kennen, die daartoe aanleiding geven. De hoer Jongsma zegt, dat die reden alleen gelegen zijn hierin, dat men door het bedreigen eener strengere straf van de over treding wenscht af te schrikken. Hierop wordt de wijziging van de tweede alinea van art. 63 met algemeene stemmen aangenomen. Nadat dc heer Jongsma, namens de commissie had voorge steld in de derde alinea, in plaats van 22, te lezen 23, wordt die wijziging, zoomede de verdere wijziging der 3e en 4e alinea met algemeene stemmen goedgekeurd. Bij art. 64 merkt de heer Bloembergen op, dat het hem is voorgekomen, dat bij dit art. niet is in acht genomen de wijzi ging van dc nummering der artikelen, die het gevolg werd van het doen vervallen van art. 21. De commissie, zegt Spr., stelt alleen voor aan dit art. eene nieuwe alinea toe te voegen. Maar hij moet opmerken, dat in de 2e en 3e alinea van het art. ook artikelen worden genoemd, die een ander r.utnmer hebben bekomen. Hij zou dus meenen, dat bedoelde alinea's ook verandering be hoeven tc ondergaan. Om slechts op een enkel punt te wijzen noemt Spr. oud art. 43, dat door de wijziging 42 is geworden. Bedoeld artikel handelt over 'tafsteken van vuurwerk enz. Werd nu art. 64 niet gewijzigd, dan zou de zorg voor de na leving dier bepaling aan den stads hovenier opgedragen zijn en dit gelooft Spr., zal zeker wel niet dc bedoeling zijn. Spr. is evenwel van oordeel, dat dc wijziging van bedoeld artikel niet wel zoo voetstoots in deze vergadering is vast te stellen, waarom hij het gerader. zou oordeeleu het aan de commissie over tc laten om met het oog op de vastgestelde wijzigingen, de in art. 64 aangehaalde artt. te wijzigen. De heer Duparc zegt, dat men, met het oog op art. 35]|vau 't reglement van orde, het besluit voor de nadere redactie zou kunnen stellen in handen van de commissie of van Burgemeester en Wethouders. De heer Jongsma deelt het gevoelen van den heer Duparc hij moet bekennen, dat het op 't oogenblik haast onmogelijk is te zeggen, dat de heer Bloembergen gelijk of ongelijk heeft. De Voorzitter stelt op grond van't aangevoerde voor de nadere redactie aan de ordcnings-commissie over tc laten. Dit voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen en insgelijks dc door de commissie onder art. 64 voorgestelde nieuwe alinea. Met verlof der vergadering komt de heer Bruinsma hierna terug op oud art. 29, waarin hij leest, dat geen puiü, keizei, aarde, modder of andere dergelijke stoffen op (le daarvoor bestemde plaatsen mogen worden gebragt. Hij betwijfelt, of onder die dergelijke stoffen ook begrepen zijn takken van boomen enz. die bij ver andering of aanleg van tuinen worden opgeruimd. Hij zou het derhalve wenschelijk achten en doet daartoe het voorstel, om in plaats van dergelijke stoffenandere zelfstandigheden te lezen. 47

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1870 | | pagina 3