4
li
I
I
m -v.
184 GEMEENTERAAD ÏE LEEUWARDEN. Zittingen tan Donderdag den 24 en Zaturdag den 26 November 1870.
1 SE'
W,
I
II
r
tg,
weg meende te moeten toekennen, niet zoover reikte als de
eischen, die sommige leden te dien aanzien stellen. Beschouwt
men, zegt Spr., den weg bloot als toegang naar de naastgele
gen landen, dan gelooft hij, dat de eischen minder zijn, dan
wanneer men hem als een wandelweg wil hebben aangemerkt
daaraan moet dan ook het verschil in de opgaaf van den ar
chitect worden toegeschreven. Wat Spr. persoonlijk betreft, of
schoon hij niet ongenegen is den weg in een toestand te bren
gen dat hij als toegangsweg tot de daar aangrenzende landen
kan voldoen, acht hij het iurigten van dezen weg tot een wan
delweg meer als een werk van luxe, en uit dat oogpunt moet
hij bezwaar maken, om, waar de gemeente reeds met zulke be
langrijke uitgaven voor werken van buitengewonen aard in 't
volgend jaar bezwaard zal zijn, nog ecne zoo groote som te kosto
te leggen om den weg in een wandelweg te herscheppen hij
zal zich alzoo niet met het voorstel vereenigen.
l)e heer Westenberg moet het betreuren, dat in de memorie
van toelichting op de ontwerp-bcgrooting niets omtrent het Kul-
verdijkje wordt aangevoerd had men kennis gedragen van 't
geen nu gezegd is men zou daarover hebben kunnen za-
menspreken. De stand echter waarin zich dc zaak thans
bevindt, noopt Spr. zich te voegen bij het voorstel van den heer
Attcma. De zaak is reeds herhaaldelijk bij de behandeling der
begrooting besproken en nu het blijkt, dat geene afdoende ver
betering dan door 't maken van een kunstweg te verkrijgen is,
nu kan Spr. zich bij het voorstel neerleggen.
Hij is het overigens niet eens met den heer Bloembergen
die het aanleggen van wandelwegen een punt van luxe acht; eene
uitgaaf die zoo zeer in het belang eener goede gezondheid is,
rekent Spr. tot de nuttige uitgaven die gerust kunnen worden
verantwoord.
De heer Wiersma kan zich vereenigen met hen, die op de
verbetering van het Kalvcrdijkje aandringen. Maar aan den an
deren kant kan hij ook niet ontkennen het gewigt van de door
de hecren van Eijsinga cn Bloembergen aangevoerde bezwaren.
Hij zou echter gaarne wenschen te vernemen, of er ook is een
gemotiveerd rapport van den architect, waarbij wordt aange
toond, dat het onmogelijk is op andere wijze in den gebrekkigen
toestand te voorzien. Bij de memorie van beantwoording wordt
gezegd, dat dit niet anders dan door het leggen van een kunst
weg kan geschieden. De [vraag is, of niet door 't maken
van een voetpad aan de bezwaren kan worden tegemoet gekomen.
Spr. kan zich ook niet begrijpen, dat de kosten zoo hoog zullen
zijn. Hij vindt echter geen reden om mede te werken tot het
nemen van een maatregel als dc heer Attcma wil, voor en aleer
hij de overtuiging heeft, dat niet op andere wijze in de zaak
is te voorzien, welke overtuiging hij uit dc memorie van beantwoor
ding niet deelachtig is kunnen worden.
Mogt de opinie van den architect zijn, dat niet op andere
wijze de weg in behoorlijken toestand kan worden gebragt, dan
zal deze daarvoor zeker gegronde reden hebben daarom zal het
Spr. aangenaam wezen die reden te vernemen.
Voor 't overige geeft hij den heer Attcma in bedenking zijn
voorstel in te trekken en Burgemeester en Wethouders uit te
noodigen het rapport van den architect bij den Raad over te
leggen.
De lieer Dirks vereenigt zich met 't gevoelen van den heer Wiersma.
Hij beschouwt den weg niet als roandelicegmaar al9 rijdwegals
toegang van het Vliet naar den Groninger straatweg \icc versa. Spr.
'.vcnscht aan den architect opgedragen te zien, het indienen van
een plan tot het maken van een rijdweg van 't Noordvlict
langs het Kalverdijkjc naar den straatweg. Besluit men toch
nu tot het aanleggen van een kunstweg op het Kalvcrdijkje dan
dient men eerst nog uit te maken tot hoever die kunstweg zal
loopen. Zoo als het de bedoeling schijnt te zijn wil men niet
verder gaan dan 't Cambuursterpad doch vandaar tot aan den
oliemolen is de weg tegenwoordig bijna onder water; iets verder
bij de lijnbaan is de weg Spr's. particulier eigendom hij heeft
er een hek op staan alleen met vergunning wordt de passage
met rijtuig daarlangs uitgeoefend. Dit zijn cenige bezwaren, die
aan 't maken van een rijdweg in den weg staan. Hij zou ech
ter gaarne van zijn regt afstand willen doen, indien daardoor de
communicatie tusschen het Noordvlict en den Groninger straatweg
verbeterd werd. En dat daaraan behoefte bestaat, kan men na
gaan als men er op let, dat thans de rijtuigen die van het Vliet
naar den Groninger straatweg moeten daar niet anders kunnen
komen dan door de stad, aangezien ook het rijden langs den buiten-
cingel niet mag plaats hebben. Wanneer dus dc passage langs
het Kalvcrdijkje kon geschieden zou dit eene niet te verwerpen
verkorting opleveren. Spr. ondersteunt derhalve het voorstel van
den hser Wiersma, in dien zin, dat er omtrent dc zaak een
nnnuwkeurig onderzoek worde ingesteld, llij van zijn kant zou
tot het in stand komen daarvan gaarne eigen belangen willen
opofferen.
Den heer Attema, na onderscheidene Sprekers gehoord te heb
ben, is het niet ontgaan, dat tegen zijn voorstel bij sommigen
bezwaren bestaanhij heeft daarom gemeend het ts moe
ten wijzigen in dier voege, dat op dc begrooting op de
daarvoor meest geschikte plaats de volgende post worde uitge
trokken
„Verbetering van den weg, loopendc van den Groninger
„straatweg langs het Kalvcrdijkje, lot aan het Noordvlict. Me-
„raorie.''
Dit voorstel wordt met algemcene stemmen aangenomen, waar
na litt. h insgelijks met algemeene stemmen is goedgekeurd.
Alsnu stelt de Voorzitter voor de vergadering te sluiten
en haar heden avond ten 6 ure voort te zetten.
Tegen dit voorstel worden door sommige leden bedenkingen
geopperd, die den Voorzitter aanleiding geven om de voort
zetting der behandeling van de begrooting te bepalen op Zatur
dag den 26 dezer, 's voormiddags ten tien uur, waarna deze
zitting wordt gesloten.
VEESLAG van 't verhandelde ter buitengewone
vergadering van den GemccnteraAd te
Leeuwarden, op Zaturdag den 26 No
vember 1870, 's voormiddag» 10 ure.
Aanvankelijk 15, later 20 leden tegenwoordig.
Afwezig dc heer de With.
Voorzitter dc heer Burgemeester, die dc vergadering opent en
mededeelt van den heer dc With kennisgeving te hebben ont
vangen, dat hij verhinderd wordt deze zitting bijtcwonen.
1. orden gelezen en onveranderd vastgesteld de notulen
van 't verhandelde in de vergadering van 24 November jl.
2. Is gelezen een schrijven van de kamer van koophandel en
fabrieken, waarbij op de vernieuwing van de Boomsbrug in 187 l
wordt aangedrongen.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten op dit schrijven
bij dc behandeling der gemecutebcgrooting te letten.
3. Aan de orde is de verdere behandeling van dc gemeente-
begrooting voor de dienst 1871.
i
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Zaturdag den 26 November 1870.
185
Volgno. 91. Litt. a wordt met algemeene stemmen aange
nomen.
Litt. b.
De heer Dirks wordt door het antwoord van Burgemeester en
Wethouders genoopt eene opmerking te maken. Nadat Burge
meester en Wethouders hebben aangevoerd, dat ook op de inning
der bruggelden bij gaardering door deskundigen is aangedrongen,
vervolgen zy, dat het overweging verdient beide maatregelen
gaardering der bruggelden en het maken van afsluitboomen bij
de bruggen tegelijk in toepassing te brengen.
Nu moet Spr. opmerken, dat de pachttijd nog niet verloopen
i9, zoodat het maken der afsluitboomen daarop moet wachten.
Hij gelooft echter, dat er dringende noodzakelijkheid bestaat voor
't aanbrengen der boomen. Onlangs heeft hij er nog getuige van
geweest, dat, toen de Polmargebrug naauwernood Ier halverwege
was overgedraaid, eene vrouw er op sprong cn de brug passeerde.
Dit gaf wel is waar eene kwestie met den brugwachter, doch
intusschen was het feit reeds geschied. Zoodanige zaken geschie
den meer en daarom acht Spr. het wenschelijk, dat met het
maken der afsluitboomen niet tot het einde van den pachttijd
worde gewacht.
De heer Rengers gelooft, dat het in de memorie van beant
woording voorkomend woord „tegelijk" gerust kan worden ge-
roijeerd. Ook hem komt het innen der bruggelden bij gaardering
als een punt van hoog belang voor. Indertijd is hij geweest
voor de verpachting van de opbrengst der bruggen maar door
de ervaring van den laat9tcn tijd is hij daarvan teruggebragt,
niet alleen omdat tegen de verpachting het bezwaar kan worden
aangevoerd, dat gemeentelijke belastingen zuiver moeten worden
geïnd, maar ook, omdat aan den gaarder racer bevoegdheid kan
worden toegekend die voor de goede bediening der brug tot
waarborg strekken.
In Rotterdam o. a., waar vele beweegbare bruggen, zooals die
van hier, worden aangetroffen, is men van het stelsel van publieke
verpachting teruggekomen en heeft men aan de gaarders de
bevoegdheid toegekend om te verbaliseren. Spr. meent, dat dit
meer waarborg geeft dan afsluitingen voor de brug. Men moet
niet vergeten, dat de bruggen kostbare gemeente-eigen
dommen zijn, waarmede men niet voorzigtig genoeg kan te
werk gaan. De ondervinding nu heeft het 't dagelijksch bestuur
geleid tot het inzigt, dat het stelsel van gaardering daarvoor
meer waarborg oplevert dan verpachting. Men weet het, dat de
pachters in den regel ten cenenmale ongeschikt zijn om de brug
gen goed te behandelen; meestal zijn ze personen, die van der
gelijke werken niet het minste begrip hebben. Spr. blijft der
halve er op aandringen, om het stelsel van verpachting te laten varen.
De heer Rooseboom gelooft, dat de afsluitingen bij de bruggen
overbodig zijn en dat ze grootcr nadeel in de geregelde com
municatie, dan nut voor de bruggen opleveren. Hij is van oor
dcel, dat zc een groot oponthoud voor dc passage zullen mede
brengen. Waren ze echter voor de bruggen eene bepaalde nood
zakelijkheid, dan was het eene andere zaak maar volgens Spr.
is dit niet het geval. Dat er zoo'n enkele vrouw over
loopt, wanneer de brug nog niet,al geheel is overgedraaid
Spr. is niet bevreesd dat daardoor de brug zal breken.
Hij wil niets te kort doen aan het advies van de in der
tijd gehoorde deskundigen maar hij kan toch niet nalaten
cr op te wijzen, dat deze bij het breken der brug verlegen zullen
hebben gestaan waaraan zij de oorzaak daarvan moesten toeschrij
ven cn dat zij daarom argumenten zullen hebben aangevoerd, die
welligt steek kunnen houden, maar waarop in zekeren zin ook
nog ul veel valt af te dingen. Spr. voor zich vreest er niet
zoo veel kwaad van dat er een persoon over de nog niet weder
op hare steunpunten rustende brug loopt; bovendien is hem dit
ook nog nimmer gebleken en aangezien nu dc afsluitboomen
oponthoud zullen veroorzaken, zoo moet hij zich tegen het aan
brengen daarvan verklaren.
De heer Bloembergen vereenigt zich geheel met het door
laatsten Spr. gezegde. Hij gelooft ook, dat de bevoegdheid van
den brugwachter om te verbaliseren bepaald meer zal afdoen,
dan het maken van afsluitingen. Hij heeft het meermalen op
gemerkt, dat de menschen wel wachten totdat de brug gebeel
is vastgezet. Zij weten het reeds dat het niet mag. Wanneer
de brugwachter behoorlijk voorzien is van eene magtiging tot
verbalisatic, dan gelooft Spr., dat de menschen meer van de
brug gekeerd zullen worden dan door afsluitboomen, die in zeker
opzigt toch altijd hinderlijk in de communicatie zijn. Spr. zal
zich dus tegen het maken daarvan verklaren.
De heer Brunger hecht veel aan afsluitboomen, om daardoor
meer bepaald te doen weten, dat ten tijde ze digt zijn de brug
verboden terrein is. Op die wijze zijn ze ook te Rotterdam en
daar treffen ze werkelijk doel.
De heer Wiersma is een voorstander van de afsluitingen;
volgens hem is dit de eenig praktische weg om tot het doel te
geraken. Wat betreft het oponthoud door tie afsluitingen te
veroorzuken, Spr. moet opraerkeu, dat daarvan bij de Prins
Ilcndrikbrug geene sprake kan zijn, omdat die brug een kwartier
voor de aankomst van de spoortreinen voor de scheepvaart ge
sloten wordt.
Omtrent hetgeen verder is aangevoerd, dat ook bij gemis van
afsluitingen niet dc brug zal worden betreden-—Spr. durft dit
niet zoo gereedelijk toestemmen men moet daarvoor eenigen
tijd bij de brug gewacht hebben, om dat bepaald te kunnen
verklaren ofschoon hij meent te mogen zeggen, dat hij het
wel eens heeft aangetroffen dat het gebeurde.
Wat aangaat dc verder aangevoerde bezwaren met betrekking tot dc
veroorzaakte vertraging door de afsluitingen, Spr. gelooft dat deze
zoo onmerkbaar zal zijn, dat ze werkelijk niet in aanmerking kan
komen, ten minste niet, wanneer de brugwachter de afsluitingen,
onmiddellijk nadat hij de brug heeft vastgezet, opheft. Het ver
baliseren is naar Spr.s mecning uit een theoretisch oogpunt te
verdedigen, maar of het in dc praktijk zal bevallen, dit gelooft
hij te mogen betwijfelen dc brugwachter heeft bij 't overdraaijen
der brug meer te doen dan alleen te letten op de personen die
voor den bepaalden tijd haar betreden. De aangevoerde bezwaren
komen Spr. derhalve minder juist voor cn daarom schaart hij
zich aan dc zijde van hen, die de afsluiting voorstaan.
De lieer van Sloterdijck merkt op, dat volgens het wetboek
van strafvordering liet legt van te verbaliseren slechts aan amb
tenaren der gemeente kan worden toegekend. Aangezien nu de
pachters der opkomsten van de bruggelden geen gemeente
ambtenaren zijn, zoo kan aan hun dc bevoegdheid daartoe
niet gegeven worden. Het zal dus raadzaam zijn, zegt Spr.,
om dc afsluitboomen te maken bij die bruggen waar pachters
zijn, terwijl aan de gaarders het regt tot opmaking van pvoces-
vcrbaul zou zijn toetekennen.
De heer Westenberg merkt op, dat niet alleen de primitief
gehoorde deskundigen, maar ook later de heer ltouppe van der
Voort in de vergadering van dc bouwcommissie als zijne mecning
heeft uitgesprogen, dat het breken der bruggen voor een gedeelte
aan het te vroeg betreden kan worden toegeschreven cn dat ook
door dezen ingenieur èn op de gaardering der bruggelden èn op
het maken van afsluitingen is aangedrongen.
De heer Bloembergen merkt op, dat uit liet door den lieer
van Sloterdijck geavanceerde nog meer volgt de wenselielijkheid