206 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 8 December 1870. hij geïnformeerd is daarvan een zeer gering gebruik gemaakt wordt. Wat hij evenwel wenschelijk rekentvoor 't geval de keuze op de Leeuwarder Courant viel, is dit, dat aan den uitgever liet voorstel gedaan werd, om het verslag te drukken in denzelfden vorm als het thans verschijnt. Te meer komt hem dit verkieslijk voor, omdat van af 1865 het verslag in dien vorm gedrukt is. Het zou hem derhalve aangenaam zijn, wanneer daaromtrent cene schikking getroffen werd. De heer Duparc komt terug op 't zoo straks door den heer van Eysinga gesprokene. In de eerste plaats merkt hij, ten aan zien van het bezwaar in den langen termijn waaraan de uitgever gebonden is, op, dat men niet vergeten moet, dat men hier te doen heeft met uitgevers van bladen, die niet alle dagen, maar slechts 2 a 3 maal per week verschijnen. Men zal alzoo min of meer te rekenen hebben met den dag der uitgifte van het blad. Werden de bladen dagelijks uitgegeven, het zou eene an dere zaak zijn, en ook dan zou Spr. den termijn van acht dagen te ruim achten; maar juist omdat men te doen heeft met uit gevers van niet alle dagen verschijnende bladen kan het geval zich voordoen, dat do uitgever, door de vele drukte met de courant, niet altijd onmiddellijk met het verslag kan aanvangen. Of het verslag juist verbonden moet worden aan eene cou rant en hiermede komt Spr. op hetgeen door den heer van Eijsinga gevraagd werd moet hij zeggen, dat er een funda menteel raadsbesluit bestaat waarbij dit vastgesteld is. Bij het nemen van dat besluit in 1865, zegt Spr., is in het brcede ge wikt en gewogen, of het verslag al dan niet als bijlage cener courant uitgegeven zou worden, maar juist de overweging, dat met het eerste op de meest praktische wijze het voorgenomen doel zou worden bereikt, heeft er toegeleid, om het verslag te gelijk met eene courant het licht te doen zien. Iloe dikwijls velen ook bereid zijn kritiek uit te oefenen over gemeente-zaken, toch, zegt Spr., bestaat er bij de overgroote menigte geene op gewektheid genoeg, om, waar dit met eenige opoffering gepaard gaat, zich een exemplaar van 't verslag aan te schaffen of zich goed op de hoogte van de gemeente-zaken te stellen. Men moet de stukken, als ware het aan het publiek ter lezing toeduwen. Om dit met een enkel voorbeeld te staven, wijst Spr. slechts op de gemeenterekening. Slaat men daar oen blik in, dan zal men "kunnen ontwaren hoe gering het bedrag is van de opbrengst der verkochte gedrukte stukken die door de gemeente verkrijg baar worden gesteld. Ten slotte zou Spr. raeenen, dat aan eene verandering in de tot dusver gevolgde wijze van uitvoering, eene wijziging van 't funda menteel besluit zou moeten voorafgaan. Op 't oogenblik blijft er geen ander middel over dan met een der uitgevers van nieuws bladen een contract aan te gaan. De lieer Bloembergen merkt den heer Suringar op, dat niet bij iedere courant een exemplaar van 't verslag gevoegd wordt, maar alléén bij die, welke in de gemeente verspreid worden. Evenzoo betwijfelt hij het, of wanneer men eene courar.t koopt, ook het verslag daarbij gegeven zal worden. Voor 't overige heeft ook hij bedenkingen tegen eene verandering in den vorm. Du heer Dirks merkt op, dat tot het jaar 1850 de zittingen van de gemeenteraden met gesloten deuren werden gehou den. Toen men echter van het principe uitging, dat de publieke zaak publiek behandeld moest worden zijn de vergaderingen in 't openbaar gehouden. Doch wat is daarvan gevolg geweest Zelden wordt er bij deze vergadering publick aangetroffen. Nu wil men op andere wijze de handelingen van den Raad publiek maken, door ze, gelijk reeds een vijftal jaren geschied is, in druk te geven. Spr. gelooft met den lieer Suringar, dat dit het meest doel zal treffen door het verslag bij de Leeuwarder Cou rant uit te geven. Hij heeft het aangaan van een contract met den uitgever dier courant uog te meer toegejuicht, eensdeels omdat door dezen eene vaste som in eens bedongen wordt, an derdeels, dewijl hij in het rapport van Burgemeester en Wet houders leest„Ook het stellen eener vaste vergoeding geeft meer vrijheid om zoodanige stukken als bijlagen te doen druk ken, die tot nog toe wegens de kosten enkel ter visie worden gelegd, hoezeer deze wijze van kennisneming vooral bij voorstel- leu of rapporten van meer dan gewoon belang eigenaardige be zwaren aanbiedt." Spr. gelooft, dat er onder de hier bedoelde stukken vele worden aangetroffen, die ook door het publiek met belangstelling zullen worden gelezen. Ook biedt dit nog een ander voordeel aan. Dikwijls gebeurt het, dat bij de beraadsla gingen stukken worden aangehaald war.neer deze nu gedrukt zijn, zal het publiek zich beter op de hoogte kunnen stellen, wijl het daardoor gelegeuheid heeft na te gaan wat aan de be handeling van de zaak in den Raad voorafgegaan is. Met som mige zaken geschiedt zulks ook nu reeds, gelijk nog met het voorstel in deze zaak, alsmede met dat op 't adres van de Isra ëlitische Hoofdsynagoge. Om een en ander reden heeft Spr. het aanbod van de Leeuwarder Courant toegejuicht. De heer van Eijsinga gelooft te mogen beweren, dat de acoustiek in deze zaal wel wat te wenschen overlaat, althans door een der leden van de andere zijde is gezegd, dat hij 't zoo straks door hem gesprokene niet heeft kunnen verstaan opmer kelijk dat telkens over hetzelfde door de aan deze zijde zittende leden ten opzigte van de andere zyde geklaagd wordt. Dit ech ter in 't voorbijgaan. Spr. komt terug op 't geen de heer Suringar beweerde, als zoude aan de Leeuwarder Courantdoor het grooter aantal abon- nés het drukken van 't verslag billijkerwijze toekomen. Hij moet bekennen, dat bij het verband tusschen de meerdere abounés en de billijkheid om het drukken van 't verslag aan de Leeuwarder Courant te gunnen niet kan inzien. Daarbij sluit Spr. zich aan bij hetgeen, in dien hij wel heeft verstaan, daaromtrent reeds door den heer Bloembergen werd opgemerkt. Door den heer Duparc, zegt Spr., is het bezwaar geopperd, dat het fundamenteel besluil hier in den weg staat. Hij gelooft, dat deze bewering niet wel opgaat de Raad toch is volkomen geregtigd in zijn fundamenteel besluit zoodanige wijzigingen tc brengen, als de omstandigheden hem als noodzakelijk hebben doen kennen. Verder is het waar Spr. erkent dit dat er weinig ge bruik wordt gemaakt van de gelegenheid om de door de ge meente verkrijgbaar gestelde stukken aan te schaffen maar hij moet vragen, of dit juist niet een gevolg i3 van de omstandig heid dat het verslag bij eene courant uitgegeven wordt? Er bestaat dus op 't oogenblik daaraan geen bepaalde behoeft3. In tusschen gelooft Spr., dat zijne bezwaren door het aange voerde niet opgeheven zijn. Hij erkent echter de moeijelijkheid om in dezen een tegen-voorstel te doen maar toch zou hij gaarne willen, dat door het collegie van dagelijksch bestuur op die be zwaren werd gelet. Ten slotte moet hij er nog op wijzen, dat de heer Duparc gezegd heeft, dat men wel in 't oog moet hou den, dat men hier te doen heeft met bladen, die niet alle dagen verschijnen. Juist dit versterkt hem in zijne opinie, dat men zich in 't vervolg niet alleen bij oouranten bepalen moet; maar ook beproeven, of niet op andere wijze in de uitgifte te voor zien is. De heer Duparc zegt, dat de laatste Spreker begonnen i9 met er op te wijzen, dat de acoustiek in deze zaal wel iets te wenschen schijnt over te laten Spr. wil aannemen dat dit vol komen waar is; maar toch gelooft hij, dat dit op hem althans niet wat betreft den heer van Eijsinga, die vlak tegenover GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 8 December 1870. 207 hem zit, niet van toepassing kan zijn integendeel hij ge looft, dat de heer van Eijsinga wel goed zal hebben kunnen hooren, wat hij zoo straks zeide. Hij moet dus wel tot de con clusie komen, dat de heer van Eijsinga hem niet goed verstaan heeft. Immers, bij heeft niet beweerd, dat de Raad de bevoegdheid mist in zijn fundamenteel besluit wijziging te brengen maar dat eene wijziging van dat besluit op het oogenblik niet aan de orde is. En omdat dit niet aan de orde is, gelooft Spr., dat men nu aan dat besluit niet best kan tornen. Nu het echter blijkt, dat de heer van Eijsinga aan de door hem te berde ge- bragte bezwaren vrij wat gewigt hecht, acht Spr. zich verpligt nogmaals in herinnering te brengen, dat in der tijd wel degelijk is gewikt en gewogen welk het beste middel was, om 's Raads handelingen het meest publiek te maken en dat men toen na ïijpen rade begrepen heeft het bij eene courant uit te geven. Overigens gelooft Spr., dat de wijze, die hier gevolgd wordt nog al aanbevelenswaard schijnt te zijn, daar sedert ook andere, zelfs grootc gemeenten het voorbeeld van Leeuwarden gevolgd hebben. De heer Suringar wenscht te doen uitkomen, dat de heer van Eijsinga hem niet goed begrepen heeft. Hij heeft niet be weerd, dat de Leeuwarder Courant van wegc haar groot debiet in 't algemeen op de uitgifte van 't verslag grooter aanspraak heefi maar dat het grooter debiet in deze gemeente den door den uitgever dier courant gestelden eisch tot de billijkste maakt, juist omdat zijne grooterc oplage van 't verslag meerdere kosten vordert, dan die van eene courant waarvan zoo veel minder exemplaren en dus ook zooveel minder verslagen als bijvoegsels gedrukt behoeven te worden. De heer van Eijsinga geeft te kennen, dat hij op de billijk heid van den door den uitgever der Leeuwarder Courant gestel den eisch niets heeft willen afdingen dit alleen beweerde hij, dat hij geen verband ziet tusschen de grootte van 't debiet en de billijkheid die de gemeente Leeuwarden zou betrachten door op dien grond de uitgaaf van het verslag te gunnen. Overigens geeft Spr. in betrekking tot hetgeen de heer Du parc aanvoerde, tc kenucn, dat wel is waar thans cene wijziging van het fundamenteel besluit niet aan de orde gesteld is, doch dat naar hij meent de discussie over de aanhangige zaak, bij het expireren van de oude en het aangaan cener nieuwe overeen komst, aanleiding geeft om te onderzoeken of de grondslagen van dat besluit goed blijken te zijn, en of niet blijkens de op gedane ervaring wijziging daarvan wenschelijk zou zijn te achten. Dat eene dergelijke bespreking hier zeer op haar plaats is, zal die geachte Spr. bij nader inzien wel willen toestemmen. De Voorzitter, de beraadslagingen sluitende, stelt voor tot het aanwijzen van eene courant bij stemming over te gaan. De heer Rengers geene mogelijkheid ziende, oin aan de ge opperde bezwaren tegen den vorm zooals de Leeuwarder Courant wenscht, te gemoet tc komen, vraagt, of 't geen zaak zoude zijn vooraf bij stemming uit te maken, of 't verslag voor 't vervolg al of aiet in den tegenwoordigen vorm zal worden gedrukt. De heer Duparc gelooft, dat de vorm van 't verslag geheel afhangt van dien der courant waarbij het uitgegeven wordt, om dat dit in verband staat met de geheele inrigting eener drukkerij. De heer Attema zou wenschen, dat de Raad de eischen niet te hoog stelt. Bestaan er geen andere reden tegen de aanne ming van 't aanbod der Leeuwarder Courant dan dat het ver slag in 't vervolg in een anderen vorm het licht zal zien, dan gelooft Spr., dat men dat bezwaar wel mag overstappen. Want waar komt eindelijk het bezwaar zoo het ten minste een be zwaar heeten mag op aan Het verslag moge misschien in U ge bruik niet zoo gemakkelijk zijn maar toch is het even goed te Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant. gebruiken. Bij slot van rekening komt het dus op het aan schaffen eener andere portefeuille neer. Spr. zal zich niet ver eenigen met het denkbeeld van den lieer Rengers, om bij stem ming uit te maken of al dan niet de tegenwoordige vorm zal worden behouden. Nog beter zou het zijn dat men staande de vergadering den uitgever liet vragen, of hij bepaald op de door hem gestelde voorwaarden staatdoch ook dit acht Spr. niet noodzakelijk. De heer Suring&r heebt ook niet zoo zeer aan den tcgenwoor- digen vorm, zoodat hij zich best met den heer Attema zou kun nen vereenigen; maar hij heeft grond genoeg om aan te nemen, dat, wanneer den uitgever het verlangen van den Raad werd kenbaar gemaakt, deze welligt geen zwarigheid zou maken zich daarnaar te schikken. De heer BrilinsnicL meent, dat het tegenwoordig verslag ook niet met den vorm der Provinciale Friesche Courant overeen stemt hij is dus ook van oordeel, dat er voor den uitgever der Leeuwarder Courant geen bezwaar zal bestaan den tegenwoor- digen vorm te behouden. Nadat de heeren van Ejjsinga, Brunger en Duparc hierop hadden te kennen gegeven, dat zij zich op grond van art. 4 6 der ge meentewet van de stemming zouden onthouden, wordt tot de stemming bij gesloten briefjes overgegaan, die tot resultaat op leverde, dat op de Leeuwarder Courant 13 stemmen waren uit- gebragt, terwijl de Friesche en Frovinciale Friesche Couranten ieder een stem erlangden. De heer Bruinsma stelt alsnu voor Burgemeester en Wethou ders uittenoodigen pogingen aantewenden, opdat het verslag in den tegenwoordigen vorm worde uitgegeven. uil voorstel worat met algeraeeue stemmen aangenomen. 14-. Aan de orde zijnde het voorstel van Burgemeester en Wethouders, op 't verzoek van den grooten kerkeraad der Nedcr- landsch Israëlitische hoofdsynagoge alhier, om de tegenwoordige Israëlitische begraafplaats in eigendom overtedragen, geeft de Voorzitter te kenuen, dat er iets is ontdekt wat met deze zaak in betrekking staat, tengevolge waarvan Burgemeester en Wethouders het geraden hebben geucht de afdoening van het voorstel tot eene volgende vergadering te verdagen, waartoe hij het voorstel doet. Met algemeene stemmen wordt daartoe besloten. 15. Alsnu wordt in behandeling genomen het in de verga dering van den 10 November jl. door den heer Jongsraa inge diend voorstel, in betrekking tot het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot uitbreiding van het terrein der veemarkt. Over dat voorstel geene discusiën plaats vindende wordt de conclusie cr yau met algemeeue stemmen aangenomen, zoodat is besloten Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot verbetering der veemarkt, aan dat collegie terugtezenden, met uitnoodiging in nadere overweging te nemen, of, en zoo ja, op welke wijze met inachtneming van het bovenstaande de motiven, die den heer Jongsraa tot deze conclusie hebben geleid eene geheele verbetering van de veemarkt, in verband met verhooging der marktgelden, zal kunnen geschieden, en deswege aan den Raad nadere voorstellen te doen. De Voorzitter sluit de vergadering. 56

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1870 | | pagina 2