4
Verslag der handelingen van den Gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
de derde maal liet woord voerende merkt opdat het eigenlijk
niets ter zake doet op hoedanige wijze de aanslag in de wereld
gekomen is. De aanslag op zich zelf is juist, omdat hij is be
werkstelligd ten tijde de adressant zich hier bevond doch aan
geslagen te zijn en verpligting tot betaling van den aanslagis
bij spr. niet hetzelfde. Ook al is de aanslag juist geschied dan
nog kunnen er wel termen bestaan hem niet in te vorderen. I)e
wet spreekt trouwens ook niet van aanslagmaar van bijdrage
in den hoofdelijken omslagde alinea o. a.waarop de adres
sant zich beroept, luidt «door hem, die, ter waarneming eener
openbare betrekkingin de gemeente buiten zijn hoofdverblijf
tijdelijk vertoeftin die gemeente niet bijgedragen
De heer Westenberg stelt voor de zaak tot eene volgende
vergadering aan te houden.
Dit voorstelniet. ondersteund wordendeblijft buiten behan
deling.
De conclusie van 't voorstel wordt hierna in rondvraag gebragt
en verworpen met 14 tegen 7 stemmen die van de heeren Roose-
boomBloembergen, Brunger, Kengers, Attema, Dirks en
"Wicrsma.
Do heer van Sloterdijck stelt tengevolge van de verwer
ping der conclusie voor het adres ten line van beschikking te
verzenden naar Burgemeester en Wethouders.
De heer Attema zou van den heer Sloterdijck wel inlichting
wenschen te ontvangen hoedanig de zaak dan nu loepen zal.
Burgemeester en wethouders zelf brengen het adres ter behan
deling bij den raadzij zeggen de beschikking daarop komt den
raad toe maar de raad zegtneen het behoort aan U in deze
zaak eene beschikking te nemen. Spr. vraagt is de raad tot zoo iets
bevoegd? Wel kan men. zijns inziens, het adres ten fine van
nader onderzoek aan 'teollegie renvoijerenmaar om het aan
hetzelve ter beschikking toe te zenden gaat niet wel op.
De heer van Sloterdijck merkt den vorken spreker op
dat liet adres is gerigt aan den raad en daarop door burgemees
ter en wethoudersvóór dat het hier ter tafel kwamuit eigen
beweging is geadviseerd derhalvehet adres is door den raad
nog niet aan burgemeester en wethouders om advies verzonden
geweest. In hun advies zeggen burgemeester en wethouders
ook niet uitdrukkelijkdat zij niet de bevoegdheid hebben om
op 't adres eene beschikking te nemenmaar alleendat zij ge
meend hebben het van hun advies verzeld ter tafel van den raad
te brengen. En nu gelooft spr.dat de raadop grond van de
ter zake gevoerde discussie wel bevoegd isliet adres ter be
schikking naar burgemeester en wethouders te verzendeniets
wat zeer dikwijls met verzoeken.in dezelfde materie, o. a. die
om afschrijving of teruggaaf van belasting, heeft, plaats gevon
den. Bovendien nu de meerderheid van den raad aan bur
gemeester en wethouders de beschikking in deze zaak heeft, toe
gekend bestaat er voor spr. geen twijfelof zij zal wel gere
geld haren loop hebben.
De lieer Rengers heeft eene moeijelijkheid op het oog, die
door het gesprokene van den heer van Sloterdijck niet is opge
heven. Voor hem is het niet de kwestieof de raad op 't adres
al of niet beschikken moetmaar wat legaal isen bij deze
kwestie heeft zelfs den ontvanger belang, daar deze namelijk
weten moet, of de autoriteit, die hem autoriseert een op het
kohier voorkomenden aanslag niet in te vorderentot dien last
bevoegd is.
Al mag nu de meerderheid van den raad op 't oogcnblik van
I oordeel wezen dat b. en w. tot oninvorderbaar-verklaring bevoegd
zijn, zoodanige opvatting zou de verantwoordelijkheid des ont
vangers niet dekken indien later bleek dat 's raads zienswijze
in strijd was met de "wet.
Het voorstel van den heer van Sloterdijckin rondvraag ge
bragt, wordt met 14 tegen 7 stemmen die van de heeren Roose
boom Bloembergen BrungerRengersAttemaSuringar en
Dirksaangenomen.
IV. De Voorzitter, 'tnoodig achtende eene zitting met ge
sloten deuren te houden heft de openbare vergadering tijdelijk op.
V. Na afloop der beslotene zijn in de openbare vergadering
de volgende zaken in behandeling gekomen
1. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het toekennen eener
gratijicatie aan den on'slagen korporaal bij de brandspuit no. 4 T. J.
van der Werf
Buiten discussie en zonder hoofdelijke stemming wordt de con
clusie van dat voorstel aangenomen en derhalve besloten
Aan T. .T. van der Werf, op 1 Jamtarij jh eervol ontslagen
als korporaal aan de brandspuit no. 4 alhieruithoofde van de
buüengewoon langdurige trouwe dienstvervulling, als blijk van
onderscheiding eene gratificatie uit de gemeentekas te verleenen
tot een bedrag van 25.
2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot afstand aan jhr.
mr. P. B. J. Vegelin van Claerbergen te Joure van een gedeelte van
het exercitieveld Achter de Hoven. (Zie bijlage no. 1).
Over dit voorstel geene discussie plaats vindende, wordt de
conclusie er van in omvraag gebragt en aangenomen met alge-
meene stemmenzoodat is besloten
Aan jhr. mr. P. B. J. Vegilin van Claerbergen ridder der
orde van den Nederlandseheu Leeuw enz. te Jourebij onder-
handschen verkoop in eigendom over te dragen het stuk grond
ten zuiden van den staatsspoorweg en door dien weg van het
noordelijk gedeelte van het oude exercitieveld afgescheidenhe
kend ten kadaster gemeente Leeuwardensectie Gno. 3596
water, groot 2 aren 10 centiarenen no. 3597, water, groot 5
aren 60 centiaren tegen 50 cents de centiare en no. 3598 wei
land groot 27 aren 10 centiaren, en het gedeelte weg, vóór
het hek, groot 1 are 8 centiaren, tegen ƒ1.50 de centiare,
en derhalve voor eene totale koopsom van 4642en zulks
op voorwaarden door burgemeester en wethouders in overleg
met, den kooper vast, te stellen.
3. Voorstel van Burgemeester en Wethoudersaangaande adressen
van J. W. Schreinhoul en A. van Jelgcrhuis om in eigendom te erlan
gen eene plek gemeentegrond aan de Oosterkade. (Zie bijlage no. 2).
Zonder eenige discussie vereenigt zich de Raad met de con
clusie v an dit voorstel en besluit alzoo
a. Het aan de gemeente in eigendom belioorende terrein aan
de Oosterkade niet^ aan dc adressanten af te staan.
b. Aan de adressanten te kennen te gevendat de gemeente
niet genegen is het terrein sub a vermeld't. zij geheel 't zij ge
deeltelijk aan hen te verkoopen.
4. Voorstel van Burgemeester en Wethouderster zake adressen,
van J. van Reenen en C. F. Schwanerom in eigendom te erlangen
eene plek gemeentegrond op het Iloeksterkerkhof. (Zie bijlage no. 3).
De heer Wiersma heeft het voorstel met eenige verwonde
ring gelezen Ook hij de commissie van openbare werken zijn
de adressen in behandeling geweest, en door deze is met een
parige stemmen geadviseerd den grond te verkoopenomdat het
haar bleek dat er geene reden bestónden die het noodzakelijk
maakten den grond te behouden. Spr. heeft de mogelijkheid
voorzienen kan zich daarmede ten volle vereenigen dat bur
gemeester en wethouders eene andere opinie toegedaan zouden
zijn maar dan had hij toch verwachtdat daan oor de noodige
motiven waren aangevoerdietswat men toch in billijkheid
mag vorderen voor een voorstel in tegengestelden zin van dat
der bouwcommissie. Dergelijke motiven heeft spr. in het voor
stel van burgemeester en wethouders niet kunnen vindenen
is het op grond van een en ander dat hij de vrijheid neemt aan
het. eollegie inlichtingen te vragenwaarom het den grond niet
verkoopen wil.
De heer Rengers kan zich de verwondering van den vorigen
Verslag der handelingen van den Gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
spr. over het voorstel van b. en w. niet wel verklaren. Het
advies immers van de commissie van openbare werken, waar die
spreker op doeltbehelst in een vijftal regels niets dan de on
gemotiveerde verklaring, dat het terrein wel kan worden ver
koeld en hoe hoog nu in den regel- het praeadvies der commissie
door burg. en weth. wordt geschat, toch gelooft spr., dat eene
dergelijke voorlichting weinig licht geeft en de behandeling van
zaken nutteloos vertraagt.
Burgemeester en wethouders immers moeten wanneer zij met
hunne voorstellen bij den raad komen de noodige motiven hij
brengen In den regel worden die geput uit het advies cler com
missie an bijstand voor openbare werken. Wanneer er nu bij
dat advies geene motiven worden aangevoerdzijn b. en w.
natuurlijk vcrpligtzooals in dit gevalom de zaak zeiven te
onderzoeken. Men is door dat onderzoek gekomen tot de con
clusie dat de aangevraagde grond voor de publieke dienst noo-
dig kan zijn en dat. nu vooral in de meer aanzienlijke buurten
zooveel gedaan wordt tot verfraaijingtot bevordering der ge
zondheidde achterbuurten niet moeten worden blootgesteld om
door tocnemenden aanbouw de daar vooral noodzakelijke aan
voer van lucht en licht te verliezen, lederzegt spr.die de
onderwerpelijke buurt van nabij kentzal de verbetering op
prijs stellen die dc amotie van woningen daar ter plaatse heeft
te weeg gebragt, en zou men nu, om eene geringe finantiële bate,
daar voor de toekomst een toestand in het leven roepen die
men pas zoo ernstig heeft, afgekeurd
Opmerkelijk mag het heeten dat. waar het gemeentebestuur
in de verbetering voorgaatook anderen daartoe medewerken
door de woningen meer doelmatig in te rigten als anderzints,
de handelingen van het gemeentebestuur worden als ware het
door de bewoners der buurten op prijs gesteld, 't Is op grond
van een en anderdat, burgemeester en wethouders zich niet
met het. voorstel van de bouwcommissie hebben kunnen vereeni
gen. Ofschoon ook dat, voorstel welligt uit een finanti'eel oog
punt voor de gemeente aanbeveling verdientbestaan er toch
geene andere motiven ze worden ten minste niet genoemd -
die het ondersteunen.
Behalve dit alles dienc men er overigens nog wel op te let
ten dat de gemeente willigt het terrein zal benuttigen voor
den aanbouw van een publiek privaat, waaraan daar ter plaatse
zóó groote behoefte bestaatof voor eenig ander in het belang
der stadsreiniging strekkend voorwerpdat er aanleiding toe
kan geven om bewuste buurt in een netten en zindelijken toe
stand te brengen. Spr. wil niet bepaald zeggen dat er reeds
een plan hiervoor bestaatmaar in allen gevalle vindt hij
met het oog op deze eventualiteitgenoegzamen grond het
terrein niet af te staan.
De heer JongSHia zal zich met het voorstel vereenigen
evenwel niet. op de daarin vervatte motiven. Toen hij in liet
voorstel las«wij achten het integendeel wenschelijk meerge-
«meld terrein voor de gemeente te behouden als zijnde het tot
«verschillende doeleinden ten behoeve der stadsreiniging als an-
«derzints geschikt", kwam het hem voor, dat die redenering
eenigermate in strijd was met hetgeen er aan voorafgaat. Nu
hij echter den heer Rengers gehoord heeft, is 'them duidelijk,
dat aan zijn aanvankelijk bezwaar zal worden tegemoet geko
men. IIij wil dus slechts in 't kort te kennen geven, dat hij
voor het voorstel zal stemmenop grond van de wenschelijk-
heidom aan de buurt meer licht en lucht te verstrekken. Even
wel zou hij in overweging willen geven punt b der conclusie
anders te redigeren. Daar wordt namelijk gezegddat het ver
zoek van de adressanten niet voor inwilliging vatbaar is. Spr.
zou liever eenvoudig willen lezen dat het verzoek afgewezen wordt.
De heer Dirks merkt opdat de heer Rengers zich in 't ge
tal regels van 'I advies der bouwcommissie schijnt te hebben
verteld hij erkent echter dat het advies kort isdoch hij j
wenscht er hij te voegendat het dit ook kon zijn. Let men
sleehls op de toedragt der zaakdan ontwaart 'mendat de
adressen om advies in handen der bouwcommissie zijn gesteld.
Bij die commissie kwamen ze in overwegingjuist op het oogen-
blik spr. herinnert het zich nog goed dat de architect
binnen stond. Tot dezen is toen de vraag gerigtof hij ook
iets op het oog had waarvoor de g ond bcnoodigd waswelke
vraag door hem ontkennend beantwoord is. De commissie heeft
naar aanleiding van dat antwoord gezegd: «welnu, dan kan er
nok gsen zwarigheid bestaan den grond te verkoopen." Dit,
zegt spr., zijn de reden, waarom het advies der commissie zoo
kort kon zijn.
De heer Rengers wil aannemen dat hij zich in het getal
regels vergist heeft; doch in ieder geval blijft het eene waar
heid dat liet advies weinig gemotiveerd is. Spr. maakt echter
der commissie daarvan geen verwijt, maar hij vond zich, naar
aanleiding van <1 door den heer Wiersma uitgesproken verwon
dering. genoodzaakt opheldering te geven van de redenen
waarom b. en zich niet met het advies der commissie had
den verecnigd.
De heer "Westenberg was ten tijde der behandeling van de
adressen niet in de bouwcommissie tegenwoordig. Hij bevindt
zich dus tegenover deze zaak op een rij terrein, en moet. ver
klaren dat hij de zienswijze van den heer Rengers niet deelt.
Aan de bouwcommissie toch is alleen Ier beantwoording onder
worpen de vraag, of de verzoeken al of niet moeten worden
ingewilligd. Inlichtingenomtrent hetgeen het dagelijksch be
stuur met den grond voor had, zijn der commissie niet verstrekt.
Het bleef dus bloot de vraag, of het terrein nog voor de ge
meente noodig was te behouden. En daar er nu cïe wetenschap
bestonddat de aankoop in der tijd is geschied met het oog op
eene vergrooting van het stads werkhuiszoomede dat daaraan
geene behoefte meer bestaat was liet enkel de vraag: moet liet
terrein dan ook tot andere einden gebruikt worden eene vraag,
die door den architect ontkennend beantwoord werd. Het komt.
spr. voor, dat het advies des noods wel in drie regels vervat
kan worden. Neemt men voorts nog in aanmerking', dat de
bouwcommissie aanraadt den verkoop ter gelegener tiid publiek
te doen, dan ligt daarin, naar spr's. gevoelen opgesloten, dat.
zij er op bedacht is geweest voorwaarden ter zake te stellen
voorwaardenwaardoor zeer zeker zal zijn tegemoet te komen
aan hetgeenwaarvoor de heer Rengers bevreesd is. liet aan
de bouwcommissie gemaakt verwijt is derhalve onverdiend.
De lieer WierBina heeft het advies der bouwcommissie dooi
den heer Rengers als een mager advies hooren bestempelen, en,
gelijk de heer Westenberg, kan hij zich met het door dien spre
ker geavanceerde niet vereenigen. Hij wenscht als zijn gevoe
len ie uiten, dal het advies der bouwcommissie in ieder geval
gelijk staat met den considerans van het voorstel van burge
meester en wethouders. Spr. stelt al dadelijk de twee advicsen
tegenover elkander en dan merkt hij opdat de door adressan
ten aangevraagde plek vroeger bebouwd was en er dus bezwa
ren moeten bestaanvan welken aard ook om haar niet
meer tot hetzelfde doel te bestemmen. Hij herinnert het zich'
nog goeddat in de bouwcommissie het punt der volksgezond
heid aangeroerd is, doch dat er toen op gewezen is. dat er na
de bebouwing van den 'grond nog een pleintje overbleef en er
'derhalve in dat opzigt geen bezwaar kon zijn om die plek grond
weder ter bebouwing af te staan. De commissie van openbare
werken had dus in haar advies niet alle zwarighedendie zou
den kunnen rijzen te reluterenmaar enkel te verklarendat die
zwarigheden bij haar niet. overwegend waren.
Burg. en weth. integendeel hebben geadviseerd den grond
niet te verkoopen. Zij zien dus zwarigheid om die opengevallen
plek te bestemmen tot hetzelfde doel als waarvoor zij gediend
heeft. Die bezwaren hadden wel degelijk in het advies van het
dagelijksch bestuur opgenomen moeten worden en toch vindt spr.
in het voorstel van burg. en weth. geen enkel motief genoemd.
Hij meent dan ook, dat dit advies althans niet. vollediger is dan
het aangevallen advies der commissie van openbare werken.