Verslag der handelingen van den Gemeenteraad te Leeuwarden, 187j--
Spr. laat liet geheel in 't midden in hoeverre de heer Rengers
gro.;d heeft voor de bewering dat de bouwcommissie den gang
der zaken belemmertalleen wil hij echter er op wijzendat
de commissie voor liet uitbrengen van haar advies niet zooveel
dagen heeft noodig gehad als burgemeester en wethouders we
ken hebben gebruikt voor het, naar zijn oordeel, onvolledig
voorstel.
De Voorzitter zou misschien oyer deze zaak niet liet. woord
hebben gevoerd, ware het niet, dat hij zieli daartoevérpligtge
voelde naar aanleiding van hetgeen door den lieer Dirks gezegd
is. Spr. namelijk heeft de eer te zijn voorzitter van den ge
meenteraad van 't dagelijksch bestuur en van de commissie voor
openbare werken. De beer Dirks nu sprak er van, dat de bouw
commissie den architect gehoord heeftspr. bevestigt dat er bij
dien ambtenaar geene sprake was van eene inriigting voor de stads
reiniging maar het komt hem voor, dat er grond bestaat om tot de
gedachte te komen dat hij toen als lid van liet dagelijksch be
stuur inlichtingen had kunnen verstrekken, en is het daarom dat
hij zich geroepen acht te verklarendal toen tor tijd liet punt
om den grond in het belang der stadsreiniging te benuttigen
nog niet was ter sprake geweest. Ware dit Tiet gevalspr. zou
tér regter tijd daarvan gesproken hebben.
Hierna de beraadt aging gesloten zijnde, stelt de Voorzitter
punt a der conclusie aan de orde.
De lieer Westenberg verklaart voor de conclusie te zullen
stemmenop grond van liet aangevoerde, dat burgemeester en
wethouders liet terrein denken te bestemmen tot het maken
eener inrigting ten behoeve der stadsreinigingiets dat door
spr. nuttig wordt geacht.
De heer Wiersma zal zich ook met de conclusie vereeni
gen mede op grond der nu in de vergadering voor liet eerst te
berde gebragte motiven.
Punt ain omvraag gebragtwordt met. algemeene stemmen
aangenomen.
Punt b. De lieer Jongsma stelt voor te lezenin plaats
van de woorden „dat hun verzoek niet voor inwilliging vatbaar is"
dat hun verzoek wordt afgewezen.
Met dit voorstel en het aldus gewijzigd punt van conclusie
vereenigt. zich de raad met algemeene stemmen, weshalve is
besloten
a. Het aan de gemeente toebehoorend terrein op liet Hoek-
sterkerkliofopengevallen door liet afbreken van woningen, niet
aan de adressanten af te staan.
b. Aan de adressanten J. van Reenen en C. F. Sehwaner te
kennen te gevendat hun verzoek wordt afgewezen.
5. Voorstel van Burgemeester en Wethoudersaangaande het hulp
onderwijzers-personeel aan de school voor lager en meer uitgebreid la
ger ouderwijs.
De conclusie daarvan luidt
a. Iu te gaan met 1 April e. k. wordt aan de 3e en 4e hulp
onderwijzers bij de school voor lager en meer uitgebreid la^er
onderwijsK Moezelaar en G. Ris", toegekend eene jaarwedde
van 650.
b. Met intrekking van het besluit van 20 October 1870, te be
sluiten tot het aanstellen van een 5den hulponderwijzer aan be
doelde .schoolinrigtingin het bezit der hoofdonderwijzersacte
op eene jaarwedde van ƒ500 a ƒ600, naar bekwaamheid.
De lieer Rooseboom veroorlooft zich de rijheid aan het
dagelijksch bestuur eenige inlichting te verzoeken. Stelt hij
zich de zaak goed voor, dan zal het in October genomen besluit
niet uitgevoerd wordenomdat liet moeijelijk is een hulponder
wijzer te krijgen in liet bezit van de acte tot het geven van on
derwijs in de Fransche taal. Burgemeester en wethouders doen
daarom het voorstel de acte voor liet Fransck niet verpligtend
te stellen. Hu meent spr. zich te herinneren, dat men de aan
stelling van nog eenen hulponderwijzer noodig achtteom den
hoofdonderwijzer en den le hulponderwijzer der inrigting de ge
legenheid te geven zich meer uitsluitend aan liet onderwijs van
de le klasse te wijden. Doch nu is liet hem niet duidelijk
en hiermede komt hij tot zijne vraag hoe er verband kan be
staan tilsschen de weglating van de bevoegdheid tot het geven
van onderwijs in liet Fransch en de verhooging der tractementen
van de 3e en 4e hulponderwijzers.
De heer Rengers geeft te kennen dat de zucht 0111 deze
zaak spoedigna ontvangst der beschouwingen van den school
opziener cn den hoofdonderwijzerhij den raad in behandeling
te brengenaanleiding heeft gegevenom in het rapport niet
alles op te nemen wat welligt voor sommige raadsleden tot een
goed begrip van het voorstel dienstig ware geweest. Van daar
ook zeker de vraag des heeren Rooseboom die zooals zij is ge
steld spr. erkent dit, moeijelijk kan worden opgelost. Intus-
schen kan hij zonder in persoonlijke details te treden die hier
misplaatst zouden zijnwel mededeelen, dat de schoolopziener en
dc hoofdonderwijzer, door het resultaat der jongste oproeping
van sollicitanten terug zijn gebragt van het denkbeeld om de
acte voor liet Fransch verpligtend te stellen.
Toen de acte voor het Fransch als voorwaarde gesteld was
bestond er grond om den nieuw t,e benoemen hulponderwijzer
eene hoogere bezoldiging toe te kennen dan thans door de 3e en
4e hulponderwijzers wordt genotendie bedoelde acte niet heb
ben verkregen doch nu dat vereischte is vervallen zou het
voor die verdienstelijke onderwijzers wel eenigzins krenkend
zijnindien men een 5e hulponderwijzer ging benoemendie
iii liet, bezit van dezelfde acten welke zij hebben verkregen
eene belangrijk hoogere bezoldiging zoude genieten.
Daar men er nu prijs op stelt om die beide onderwijzers bij
de inrigting te behoudendaar een hunner tengevolge an zijne
overplaatsing geldelijk nadeel heeft ondervonden omdat hij daar
door mist de rijkstoelage voor de normaallessen -en de ander eene
bezoldiging geniet(lie niet aan zijne diensten geëvenredigd is
hebben burgemeester en wethouders gemeend in billijkheid te
mogen voorstellen, hunne bezoldigingen le verhoogen en aan den
nieuw te benoemen hulponderwijzer de laagste bezoldiging toe
te kennen. Deze wijziging der tractementen zal trouwens ook
geene verandering in de hulp bij 't, onderwijs te weeg brengen
omdat de onderscheiding van le2e enz., louter de bezoldiging,
maar geenszins den aard der werkzaamheden spectecrtdaar niets
b. v. beletten zou om den 5c hulponderwijzer in de hoogste
klasse les te doen gevenbij andere scholen merkt men 't zelfs
opdat de hoogst bezoldigde hulponderwijzer in de laagste klasse
werkzaam is, ook al, omdat juist voor het onderwijs van de meest
elementaire kennis niet weinig tact en ondervinding wordt ver-
eiseht.
De heer Duparc zou mede wel eene inlichting wensehen te
ontvangen. Het voorstel strekt namelijk niet tot wijziging van
de algemeene regeling der bezoldigingen van het onderwijzend
personeel aan de onderwerpelijke schoolmaar alleen tot ver
hooging der tractementen van de hulponderwijzers Moezelaar en
Kis. Spr. meende, dat bij het besluit van 1865 de tractementen
reeds geregeld warentot zijne verwondering ziet hij uit het,
voorsteldat er altijd nog eene definitive regeling moet geschie
den. Doch afgescheiden; hiervan zou spr. willen vragen of 't niet
beter is de beide hulponderwijzersMoezelaar en Ris, ieder eene
personele toelage te verstrekken. Bij hem kómt de vraag op
of, wanneer bedoelde hulponderwijzers de inrigting verlatenhet
tractement op ƒ650 blijft, dan wel, of aan de nieuwe titularis
sen, die in hunne plaats zullen worden benoemd de tegenwoor
dige bezoldiging zal worden toegekend We behooren nog te
hebben eene vaste regeling der jaarweddenzegt spr.en nu kan
het toch niet gaan in eene verordening te spreken van den on
derwijzer Moezelaarden onderwijzer Jlis enz. Gaarne zou hij thans
wensehen te vernemenof bij de te verwachten definitive rege-
Verslag der handelingen van den Gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
7
ling de nu voorgestelde verhooging als maatstaf zal worden ge
nomen en dus niet als persoonlijk aan de beide genoemde hulp
onderwijzers is te beschouwen.
De heer Rengers geeft te kennen dat door omstandigheden,
hem onbekendeene definitive regeling der tractementen aan
deze school achterwege gebleven is. Eene vaste verordening
regelende dc bezoldigingen bestaat er nieter bestaat dus vol
strekt geen beletsel om de bestaande provisionele regeling te
wijzigen en de bezoldiging der 3e en 4e hulponderwijzers provisioneel
te regelen. Mogt de raad zich evenwel met liet in behandeling
zijnd voorstel vereenigendan ligt het in de bedoeling van het,
dagelijksch bestuur een voorstel tot vaste regeling aan te bieden,
waarbij deze nieuwe regeling tot grondslag wordt genomen.
Overigens moet spr. nog aan het zooeven reeds door hem ge
sprokene toevoegen dat de onderwijzer Ris zich er op voorbe
reidt om no<* dit jaar 't examen voor het Fransch te doen hij
bezit bereids ae hoofdonderwijzersactezoodat waarschijnlijk bij
het einde dezes jaars het onderwijzend personeel geheel overeen
komstig het vroeger raadsbesluit zal zijn georganiseerd.
De heer Rooseboom kan na de bekomen inlichtingen niet
anders dan tegen de conclusie stemmen. Het eeuig verbanddat
er in dezè zaak aanwezig moet worden geacht, schijnt hem te
zitten hierin, dat liet moeijelijk is een hulponderwijzer aan te stel
len op eene hoogere bezoldiging dan aan de 3e en 4e hulpon
derwijzers wordt toegekend. Deze moeijelijkheid zou men kun
nen vermijdendoor het tractement van den aan te stellen hulp
onderwijzer voorloopig lager te stellen. Het komt spr. niet wen-
schelijk voor den voorgestelden maatregel te nemen naar aan
leiding van eene omstandigheid die eigentlijk daarmede volstrekt
niet in verband staat. Spr. is het overigens eensdat het noodig
is eene definitive regeling der tractementen vast te stellen Het
zounaar zijn oordeelverkieslijk zijn met wijziging der traete
menten tot dat tijdstip te wachtenwaartoe ook nog de vermin
dering van 't tractement van den le hulponderwijzer, waarvan
in het voorstel sprake ishem aanleiding geeft. Men zou dan in
eens alles te gelijk kunnen regelen.
Punt a der conclusie wordt hierop in rondvraag gebragt en
met 18 tegen 3 stemmendie van de heeren DirksWiersma
en Rooseboomaangenomen.
Punt b. De heer Duparc verklaart, dat hij zich met dit on
derdeel der conclusie zal vereenigen. Maar toch heeft hij eene
opmerkingdie hij meent niet te "mogen achterwege houden. De
raad namelijk heeft tot verhooging der bezoldiging der 3 en 4
hulponderwijzers beslotenop grond dat daardoor het personeel
te meer aan de inrigting wordt verbonden. Maar een tracte
ment van 500 a 600 voor iemand, die den hoofdonderwijzers
rang bezitkomt hem daartoe te miniem voor. Hij is niet be
vreesd dat er «eene sollicitanten zich zullen aanmeldenin
tegendeel nu de voorwaarde van liet geven van onderwijs in
het Fransch is weggevallengelooft hij dat het getal sollicitan
ten ruim genoeg zal zijnmaarof men iemand met den hoofd
onderwijzerrang met zoodanig tractement lang aan de inrigting
zal behouden meent hij te mogen betwijfelen.
De heer Rengershoewel het bezwaar van den heer Du
parc niet gering achtendemeentdat het toch moeijelijk gaat
alle tractementen zoo te regelen dat het personeel voortdurend
aan de inrigting verblijft. Wil men datdan zou 700 bezoldi
ging nog te gering zijn. Trouwens spr. ziet daartoe ook geene
noodzakelijkheidvooral wanneer hij nagaatdat de hulponder
wijzer Ris reeds een 3-tal jaren op eene jaarwedde van 450jaan
de inrigting is verbonden geweest. Hij gelooft intusschen dat men
reeds eene belangrijke schrede vooruit doet, wanneer men het
minimum van liet tractement op 500 steltterwijl hij van oor
deel is dat 500 a 600 voldoende mag worden geacht. Men
heeft juist eenige speling genomen, om, wanneer de nieuwe
hulponderwijzer door bekwaamheid mogt uitmunten hem eene
hoogere bezoldiging te kunnen toekennen.
De heer Duparc had zoo straks nog willen zeggen dat zijn
bezwaar niet zoo zeer het tractement, als wel het radicaal van
hoofdonderwijzer voor den nieuwen hulponderwijzer betreft. Wan
neer men eenvoudig de hulpónderwijzers-acte verpligtend stelde
dan zou spr. meenen, dat men meer kans heeft den te benoe
men hulponderwijzer langeren tnd aan de school te houden.
Ook zou het naar zijn oordeel heel wel kunnen gaan door nu
aan de school waaraan reeds een vijftal personenallen in
't bezit der hoofdonderwijzers-acte, werkzaam zijn iemand, die
slechts den hulponderwijzersrang heeftte benoemen.
De heer Bloembergen observeert, dat de acte van hoofd
onderwijzer als voorwaarde gesteld is, omdat men dan 't voor-
uitzigt heeft een hulponderwijzer van meer gevorderden leeftijd
te verkrijgen. Men stelt er namelijk prijs op aan de inrigting
onderwijzers te hebben van middelmatige» leeftijd. En terwijl
men 1111 de ervaring heeft, dat met nog minder tractement een
hoofdonderwijzer gedurende drie jaren aan de school is werk
zaam geweestgelooft spr.dat men ook met de nu voorgestelde
bezoldiging wel een persoon aan de inrigting zal kunnen ver
binden te meer nog, omdat, zooals spr. althans geinformeerd is
de jongelieden er veelal prijs op stellenom na het verkrijgen
der hoofdonderwijzersactenog eenigen tijd aan deze of gene
inrigting als hulponderwijzer werkzaam te zijn. Het eenige be
zwaar is, dat het minimum van het tractement ƒ500 bedraagt;
doch er staat tegenoverdat er eene speling isdie men des-
gevorderdkan toepassen, 'tgeen natuurlijk geheel van de per
soonlijke geschiktheid van den nieuwen titularis zal afhangen.
Werkelijk gelooft spr. dus, dat het bezwaar van den heer Du
parc van weinig beteekenis is.
Punt b wordt hierna met algemeene stemmen aangenomen.
De Voorzitter sluit de vergadering.
3