ERRATA. u Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871. waarvan hij het eerste gedeelte met punt a en het tweede met punt b aanduidt. De heer Attema geeft den heer Dirks in overweging punt a der motie wat te versterkendoor te lezen alle schoolgelden als wanneer de portee er van beter uitkomt. De heer Dirks verklaart zich genegen punt a in den dooi den heer Attema bedoelden zin te wi jzigen, te meer nog omdat het woordje al in het tweede gedeelte zijner motie ook reeds genoemd wordt. De heer BloembergOll zal voor punt a stemmen echter onder uitdrukkelijk voorbehoud dat hij daardoor niet wil geacht worden te erkennen dal burgemeester en wethouders A an de bepaling van art. 113 der gemeentewet geen kennis hebben ge dragen. Punt a wordt hierop met 17 tegen 1 stemdien van den heer Bruinsmaaangenomen. Punt b. Tengevolge van eene opmerking van den heer Bloem bergen, dat het gymnasium tot het liooger onderwijs behoort, wijzigt de heer Dirks dit puntdat het aldus luidt //De raad noodigt burgemeester en wethouders uit in dien geest ééne verordening toepasselijk op de scholen van lager en meer uitgebreid lager onderwijs en op de bewaarscholen te ont werpen". Nadat hierover nog het woord was gevoerd door den lieer Westenberg die ook het gijmnasium in de opdragt wenschte begrepen te zienen door den heer van Eijsingadieuit hoofde in dezen van niets dan van het lager onderwijs sprake was geweestin de opdragt om eene algemeene verordening te maken geen hooger of middelbaar onderwijs en alzoo noch het gijmnasium noch de burger dag- en avondschool wilde hegrijpen wordt punt b in omvraag gebragt en aangenomen met 10 tegen 7 stemmendie van de heeren BloembergenKooseboomZe per, Renger8Westenberg, Suringar en Buma. De heer Attema was bij deze stemming afwezig. 6. Rapport aangaande de rekening en verantwoording der fondsen van de kamer van koophandel en fabrieken, over 1870. De vergadering, zich vercenigende met de conclusie van dit rapport, besluit dienovereenkomstig, buiten discussie, met alge meene stemmen De rekening en verantwoording van de kamer van koophan del en fabrieken alhier, over het jaar 1870, goed te keuren, in ontvang en uitgaaf beide tot een bedrag van ƒ284.95. IV. De Voorzitter doet lecture geven van een staande de vergadering ontvangen adres van eenige in de nabijheid der Pop- pebrug wonende ingezetenen houdende verzoek bij de aanstaande vernieuwing dier brug, deze te doen veranderen in eene platte draaibrug, ook geschikt voor de passage met rijtuigen. Hij stelt vervolgens voor dit adres te renvoijeren aan burgemeester en wethoudersten einde bij de indiening van het plan tot ver nieuwen der brug voorstellen daaromtrent te doen. Met algemeene stemmen wordt daartoe besloten. V. De heer Rooseboomverlof der vergadering bekomen hebbende tot het doen eener vraag aan burgemeester en wet houders wenscht te worden ingelichtof er ook weldra uitzigt bestaatoj) de uitgifte van de aan zuidzijde der gracht tusschen de Wirduinerpoort- en Harlingervaartbruggen gelegen bouwter reinen. Hij voor zich zou tot het in exploitatie brengen dier terreinen gaarne overgaan doch indien daartegen bezwaren mog- ten bestaanzoo zou hij daaromtrent wenschen te worden inge licht. De Voorzitter antwoordt, dat de zaak wel besproken, doch niet tot. een bepaald resultaat gekomen is. Hij wil inmiddels gaarne de verzekeriug gevendat burgemeester en wethouders zich den gegeven wenk zullen ten nutte maken. Hierna wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten. In regel 3 van bladzijde 14 zitting van 9 February moeten vervallen de woorden„thans adjunct-inspecteur Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871. 25 Vergadering van Donderdag 9 Maart 1871's voor middags om 10 uur. Tegenwoordig 17 leden. Afwezig de heeren RengersHommes van Eijsinga en Suringar. Voorzitter de heer burgemeesterdie de vergadering opent en mededeelt van de heeren van Eijsinga en Rengers berigt te heb ben ontvangen dat zij verhinderd worden deze zitting bij te wonen. I. Worden gelezen en goedgekenrd de notulen der vergade ring van 23 Februarij jl. II. Wordt ter lafel gebragt: 1. Eene voordragt tot benoeming van een hulponderwijzer op eene bezoldiging van 300 waarop voorkomen P. Bikkers te Leeuwarden, K. Bootsma te Makkinga en T. Bijkersma te Tjerk werd. 2. Een voorstel van burgemeester en wethoudersbetrekke lijk den aanleg van een tweeden verschwatervijver. 3. Als boven, tot onderhandsche verhuring aan II. Pater van eene plek grond aan den Harlingcr trekweg bij de Vcrlaatsbrug. 4. Eene door de commissie voor de strafverordeningen opge maakte ontwerpverordening tegen de verspreiding van ziekten waardoor de volksgezondheid wordt bedreigd. 5. Het rapport der commissiebelast geweest met het onder zoek eener door het bestuur van 't nieuwe stads weeshuis inge diende gewijzigde begrooting, voor de dienst 1870. Al deze stukken zijn ter inzage gelegdten einde in eene vol gende vergadering te worden behandeld. 6. Eene missive van de commissie van administratie der stads bank van leeningteil geleide van de rekening en verantwoor ding dier instelling, over 1870. Gesteld in handen eener commissie, bestaande uit de heeren Bruinsma, Brunger en Westenberg, ten fine van onderzoek en rapport. 7. Eene resolutie van heeren gedeputeerde staten houdende goedkeuring van het besluit tot het aangaan eener geldleening groot 40,000. Aangenomen voor notificatie. III. Aan de orde zijnde het voorstel van burgemeester en wethouders tot liet verleenen van magtiging aan de commissie van toezigt over het stads werkhuisom den directeur dier in- rigting op nieuw voor één jaar in zijne betrekking te doen con tinueren stelt de voorzitter voor dit punt niet in deze vergade ring te behandelenomdat hij hottengevolge van de in opzigt tot het werkhuis voorgevallen veranderingvan belang acht vóór tot het verstrekken der gevraagde magtiging worde beslo ten met de commissie van toezigt in onderhandeling te treden. Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel van den voor zitter aangenomen. IV. De vergadering gaat over tot de behandeling van 1. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het aangaan eener overeenkomst van ruiling van grond met den grooten kerkeraad der Ne- derlandsche Israëlitische hoofdsijnagoge alhier. Over dit voorstel geene discussie plaats vindendewordt het daarbij gevoegd ontwerp-besluit in behandeling gebragt en dooi de vergadering met algemeene stemmen aangenomenweshalve is vastgesteld 't volgend besluit De raad der gemeente Leeuwarden. Gelet op zijn besluit van 22 December 1870, no. 11, waarbij hij zich bereid heeft verklaard om aan de Nederlandsche Israë litische hoofdsijnagoge aldaar in eigendom over te dragen liet perceel grondbekend ten kadaster gemeente Leeuwardensec tie E no. 297 als begraafplaatsop de in dat besluit omschre ven voorwaardenwaarbij onder anderen voor de gemeente in ruiling wordt verlangd eene plek gronddeelmakende van liet Bijvoegsel, behoorende tot de Leeuwarder courant. nog niet door graven ingenomen gedeelte van de voormalige Israëlitische begraafplaats aan den Groeneweg in deze gemeente. In aanmerking nemendedat de kerkeraad voornoemd binnen den gestelden termijn zich genegen heeft verklaard tot het aan gaan der vorenbedoelde overeenkomst van ruiling op de hem medegedeelde voorwaarden mede te werken Overwegendedat voren aangeduid kadastraal perceel reeds sedert het jaar 1833 aan de Israëlitische gemeente alhier ten ge- bruike is afgestaan om te dienen tot begraafplaats der lijken van Israëlieten dat dit perceel sints dien tijd ook is en nog steeds wordt ge bruikt als begraafplaatswaartoe hel speciaal werd bes!eind eu ingerigtzoodat in verband daarmede dan ook het bezit daar van wat liet eigcndoinsregt betreftvoor de gemeente als van geen bijzonder belang is te beschouwen dat echter de groote kerkeraad meergemeld blijkens zijn ter zake ingediend adresnaar aanleiding waarvan het in den aan hef vermeld raads-besluit van 22 December 1870werd genomen, er prijs op stelt dat het eigendom van de tegenwoordige Israë litische begraafplaats aan de Nederlandseh Israëlitische hoofdsij nagoge worde overgedragen dat tegen die eigendoms-overdragfcnaar 's raads oordeel, niet alleen geene bezwaren bestaanmaar zelfs die overdragt zonder eenig belangrijk geldelijk bezwaar voor de hoofdsijnagoge kan plaats hebben, uithoofde de groote kerkeraad dier sijnagoge zich bereid heeft verklaard om zoowel eene plek gronds aan den Groenewegwaarvan het bezit voor de gemeente van belang moet worden geachtaan haar af te staanals om ten zijnen koste, (er bevordering van welstand, de voormalige Israëlitische begraafplaats aan den Groeneweg langs de westzijde door een steenen ringmuur van daarnevens gelegen gemeentegrond af te scheiden en dien muur voortdurend in voldoenden staat te onder houden Gelet op liet bepaalde bij art. 194 lett. C der gemeentewet Besluitvoorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten van Friesland, voor en ten behoeve der gemeente Leeuwarden met den kerkeraad der Nederlandseh Israëlitische hoofdsijnagoge aldaar aan te gaan eene overeenkomst van ruiling waarbij I. door de gemeente aan de hoofdsijnagoge evengemcld in vollen en vrijen eigendom wordt overgedragen liet perceel grond, thans als Israëlitische begraafplaats in gebruikbekend ten ka daster gemeente Leeuwarden sectie E no. 29G ter grootte van 62 ares en 90 centiares II. door den kerkeraad der hoofdsijnagoge voornoemd aan de gemeente Leeuwarden in vollen eu vrijen eigendom wordt afge staan eene plek grond ter grootte van ongeveer zeventig cen tiares deel makende van het nog niet door graven ingenomen gedeelte van de voormalige Israëlitische begraafplaats aan den Groenewegvoor liet geheel ten kadaster bekend gemeente Leeu warden sectie C no. 98 ter grootte van 11 ares en 90 centi ares benevens het gedeelte van die begraafplaats 't welk langs den ronden hoek van den bij de sub 4 vermelde voorwaarde aan- geduiden muur, buiten dien muur komt te leggen. Zulks op de volgende voorwaarden. 1. De voren omschreven ruiling heeft wederkeerig plaats zon der eenige geldelijke vergoeding of tegemoetkoming. 2. Elke nieuwe eigenaar heelt, van de dagteekening der overeen komst af de vrije beschikking over den grond hem bij die over eenkomst in eigendom afgestaan en wordt geacht dien alsdan dade lijk te aanvaardenin den staat, en toestand waarin het betrok ken perceel zich bevindt met al de lustenlasten geregtig- en mandeeliglieden die daarop mogten rusten of daaraan zijn ver bonden zonder eenige reserve. 3. Al de belastingen dieonder welke benaming of van wel ken aard ook van de perceelen welke het onderwerp dezer ruiling uitmakennu of later mogten worden geheven komen van het tijdstip der aanvaarding afvoor rekening van den nieu wen eigenaar. 7

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1871 | | pagina 1