56 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871. oefeningen van het garnizoen kan worden dienstbaar gemaakt. 2°. Burgemeester en wethouders uit te noodigen het resultaat van de onderhandelingen sub no. 1 aan den raad mede te dee- lenonder bijvoeging van zoodanige voorstellenals naar aan leiding van dat overleg noodig zullen blijken. 6. Voorstel van den heer Duparcom art. 1 6 der verordening voor de burgerschool voor meisjes en art. 27 der verordeningbevattende al- gemeene bepalingen voor de openbare Fransche dag- en kostschool te wijzigen als volgt: „In de week vóór de groote vacantie heeft het jaarlijksch onderzoek „naar de vorderingen der leerlingen plaats. „Ter gelegenheid van dat onderzoek worden aan de verdienstelijkste leerlingen getuigschriften uitgereikt. „De beoordeeling van het getal der uit te geven getuigschriften is aan „de plaatselijke schoolcommissie op voordragt van de hoofdonderwijzeres. „Zijdie de geheels school hebben doorgeloopen en door de hoofdon- der wijzer es die onder seheiding worden waardig gekeurd ontvangen bij „het verlaten der school een getuigschrijtdoor de plaatselijke school commissie af te geven." De heer Duparc zegtdattoen in de zitting van 27 Octo ber jl. werd besloten tot verzending aan de plaatselijke school commissie van zijn voorstelom in navolging van hetgeen op de school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs ruim drie jaren geleden was geschiedde uitreiking van prijzen af te schaffen op de beide door hem bedoelde meisjesscholende raad dit natuurlijk deed om het gevoelen der commissie te vernemen omtrent eene zaak die inderdaad tot de paedagogisehe vraag stukken behoort. Is het den overige leden van den raad echter gegaangelijk sprekerdan zullen zijna de inzage van het ingekomen schrijven der schoolcommissie, een gevoel van teleur stelling niet hebben kunnen onderdrukken. Van een eigen oor deel toch is in dat schrijven geen sprakede commissie heeft er zich toe bepaald de hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeres sen in de gemeente te hooren en na de mededeeling van dier gevoelen, te adviseren tot behoud der schoolprijzen zonder meer. Spr. heeft dus geene motieven der commissie te bestrijden maar alleen die van de gehoorde onderwijzers en onderwijzeressen. I)e eerstgenoemden nu warenblijkens den brief der commissie eenparig van gevoelendat aan de uitreiking van prijzen veel bezwaren zijn verbondenofschoon zij ook de voordeden er van erkenden. De beide hoofdonderwijzeressen zoo heet liet verder, achtten de afschaffing niet wensehelijk. Van die aan de burger school voor meisjes worden in 't. geheel geene gronden opgege ven maar des te meer bezwaren levert de hoofdonderwijzeres aan de Fransche school voor meisjes. Die bezwaren vormen als ware heteen geheel zondenregister van de leerlingen en in sommige opzigten ook van de oudersreeds nu de eersten zoo wel als de laatsten nog slechts in de veronderstelling zijn, dat er met dit jaar geene prijzen meer zullen worden uitgereikt. Als op dit zondenregister inderdaad niefs ware door .te halen dan zou spr. niet hebben geaarzeld dadelijk zijn voorstel in te trekken. Hij spreekt ongaarne dames tegenmaar in dit geval moet hij daartoe overgaan en zal hij zich veroorloven punt voor punt de bezwaren van de hoofdonderwijzeres te wederleggen. Het eerste bezwaar isdat de leerlingen nu reeds minder ge trouw ter school komen. Met het oog op beide scholen waarvan in het voorstel van spr. de rede isvertrouwt hijdat keunis- geving aan of zamenspreking met de ouders of voogden wel da delijk eene gunstige verandering zal te weeg brengen zonder dat de hier gevestigde afdeeling van het schoolverbond haar in vloed ook op deze klasse van ingezetenen zal behoeven te bezi gen. Indien echter met dit minder getrouw ter school komen ook bedoeld wordtdat de kinderenbij ongesteldheid niet langer ter school zullen verschijnen dan zou spr. er zich zeer over verheugen. Want het dwingen van het kind gedre ven- door overprikkelde eerzuchtom bij ongesteldheid toch de school te bezoeken, is ten zeerste af te keuren, en, wanneer dit zal ophoudenzalnaar het inzien van spr.reeds een groot voordeel zijn verkregen. Spr. heeft zich geïnformeerd hoe het in 't algemeen met het schoolverzuim is gelegen op de school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens se dert de afsehalling der prijzen het antwoord wasdat er wei nig over verzuim is te klagen geweest dan alleen gedurende den jongsten strengen winter. Het tweede bezwaar isdat de leerlingen na de vacantie niet oj) tijd terugkeeren. Hoogst waarschijnlijk zijn hier topleerlingen bedoeld. De gevallen dat ouders of voogden van de andere schoolieren verlenging van de vacantie vragenzijnalthans wat de jongens betreftzeer zeldzaam. In de derde plaats wordt gezegd dat de leerlingen zich minder moeite geven voor orde en netheid. Dit punt schijnt zwaar te wegen en is in zekeren zin ook eene grieve tegen de ouders. Maar nu gelooft spr.dat het kind in de eerste plaats orde en netheid in het huisgezin moet leeren en dat het uitloven van prijzen dihlrvoor al zeer weinig grond heeftdat voorts b. v. twee a drie maanden na het begin van den cursus zij, die zich door haren aard of door huiselijk toezigt orde en netheid tot regel hebben gesteld de anderen zoover vooruit zijndat deze dan reeds den moed laten zinken. Praten of bemoedigen helpt dan in 't geheel niet meerhet eenige dat zou batende stof felijke prikkelis weg. Ten vierden zou de afschaffing ook op het leeren der lessen na- deelig terugwerken. Dit bezwaar kan alleen bestaan voor de leerlingen der Fransche schoolniet bij de burgerschool voor meisjes. Bij de laatste toch zal of moetnaar sprekers vaste overtuiginggeen leeren van lessen te huis plaats hebbenbe halve misschien voor de hoogste afdeeling der hoogste klasse of een versje nu en dan als geheugen-oefening. Op de Fransche school kan dit te huis leeren niet worden vermedendat dit door prijzen eenigzins kan worden bevorderdstemt spr. toe doch ook in dat geval zijn het de ouderedie het kind het al lereerst tot leeren moeten aanzetten. Maar 't is hier weêr als spr. zoo aanstonds zeide.- velen worden na korteren of langeren tijd moedeloos. Spr. gelooftdat in 't algemeen hier van toe passing is het woord uit een oud bij zeer velen eerbiedwaardig boek velen zijn geroepen maar weinigen uitverkoren. Die uitverko renen zijn in het oog der massa niet de best oppassenden maar alleen de oppassenden de anderen worden als onbekwamen en wat al niet meer beschouwd. De vijfde en laatste grief isdat de afschaffing voor het spre ken der talen nadeelig zou zijn. Hoe in dit geval het toekennen van prijzen mogelijk is, begrijpt spr. eigenlijk niet Het zou slechts kunnen geschieden door de leerlingen elkander te doen surveillerenennaar spr. is geïnformeerdgeschiedt dit ook werkelijk. Er is op de school een lintde zoogenaamde ruban. Een meisje, dat Hollandsch spreekt, waar dit verboden is, wordt er mede omhangen. Maar nu moet zij toezienof eene andere leerling zich aan dezelfde overtreding schuldig maaktom deze in dat geval den ruban over te geven. De eene moet dan van de andere aanteekening houden. Spr. vraagt echter, of hierin een goed beginsel is gelegen Of dit niet veeleer is een stelsel van bespieding? Of dit is eene der christelijke en maatschap pelijke deugden waartoe art. 23 der onderwijswet de kinderen wil hebben opgeleid Ten koste van zulken prijs zou spr. niet verlangendat een zijner kinderen ooit met een schoolprijs werd begiftigd. Spr. hoopt thans de aangevoerde bezwaren zoo goed mogelijk te hebben wederlegd. Hij wil echter van het terrein niet af stappen bloot na verdedigenderwijze te hebben gehandeld hij zal ook nog als aanvaller optreden. Een zijner bezwaren tegen de toekenning van prijzen is altijd geweest de groote moeijelijk- lieiddie er bestaat om regtvaardig te zijn jegens leerlingen die alleen wegens ziekte korteren of langeren tijd afwezig zijn. Deze verliezen hierdoor thans alle kans op een prijsen zulk eene handelwijze is hard, zeer hard. Spr. zou meer dan een geval kunnen mededeelen, waarin een kind, na het gausche jaar Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871. 57 op alle mogelijke wijzen zich te hebben onderscheiden en daar door reeds zeker van een prijs te zijn geweestop het einde van den cursus ziek werd en nu alle vooruitzigten verliezen moest. Spr. vraagt verderhoe het mogelijk is billijk te zijn jegens die leerlingen diein weerwil van aanhoudenden vlijtdoor minder gelukkigen aanleg of geestesgaven niet tot de enkele bekroonden konden behooren De onderwijzer moetom zich te kunnen verantwoorden zich aan de cijfers houden. Men zal hem antwoorden dat dezulken dan voor getrouw schoolbezoek kunnen worden beloond, 't Is zoo Maar hoe geschiedt dit Daarvoor i§ slechts één prijs voor elke klasse. Ten vorigen jare waren er onderscheidene (spr. hoort zich toeroepen 21) leerlingen op de burgerschool voor meisjesdie daarvoor in aanmerking kwamen. Het lot moest beslissen. Een kon slechts de geluk kige wezen de overige 20 stonden te treuren al haar ijveral haar vlijt gedurende een geheel jaar hadden haar niets mogen ba ten. Spr. weet het van menigen onderwijzerdat deze gedurig in dat geval verkeerde en dan den wensch uittedat het prij- zen-stelsel toch mogt worden opgegeven. Het uitreiken van kaartjes heeft minder moeijelijkheid. De belangstellende ouders kunnen hierdoor dagelijks het gedrag of liever de oppassendheid hunner kinderen op de school nagaan. Bovendien worden de kaartjes slechts uitgereikt aan de leerlingen die de school be zoeken het verlagen in de klasse geschiedt dan slechts voor den tijd van het noodzakelijk verzuim. Het overige gedeelte des jaars kunnen zij met eenige welwillendheid van den onderwijzer het verzuimde wel weder ii halen en de vroegere nos. terug krijgen in allen gevalle aan het einde van het schooljaar een getuig schrift bekomen als teeken van bevordering naar hoogere klasse. Dat is ietswat de ambitie van het kind prikkeltmaar niet overprikkelt. De ondervinding op de school voor jongensdie spr. reeds meermalen in het debat aanhaaldeleert naar spr. is ingelichtdat kaartjes dan ook voor de meerderheid gunstiger werken dan prijzen. Spr. vestigt verder de aandacht der vergadering er opdat het dikwijls kweekelingen zijnaan wie het houden van aanteeke ningalthans wat het gedrag der leerlingen betreft, is opgedra gen. En wie zijn die kweekelingen? Wij hebben daarvan on langs in eene andere vergaderingzegt spr.eene uitvoerige schets zien leveren. En nu mogen er zijnwelke die schets hier of daar misschien te sterk gekleurd hebben geachtdédr- mede zal ieder instemmendat menigeen dier kweekelingen dikwijls zelf nog een kind is en weinig gerekend kan worden met oordeel des onderscheids te handelen. Maar ook overigens laat die aanteekening wel eens te wenschen over. Aan spr. is o. a. een geval bekend dat eene leerling on de Fransche meisjes school zekeren prijs niet had bekomenomdat er aan de punten van goedkeuring een half punt ontbrak maar nu was door eene der secondantes een punt vergeten op te teekenen. Dit bleek echter toen het te laat wasdaar de toekenning der prijzen reeds was voorbereid. Soortgelijke gevallen zijn er meer. Een groot kwaad eindelijk is nog aan het prijzen-systeem verbonden, n.l. dat de leerlingen zich te veel toeleggen op één vak altijd maar om een prijs te krijgen doch hierdoor andere vakken ver waarlozen. He' wordt ten laatste eene soort van dressuuren welke nadeelen hieraan inzonderheid voor het kind zijn verbon den zal spr. ook voor deze vergadering wel niet behoeven uit een te zetten. Indien spr. nu al het aangevoerde resumeertkomt hij tot de slotsom datmogen er al enkele voordeelen aan het uitreiken van prijzen zijn verbonden ze niet kunnen opwegen tegen de geschetste nadeelen en dat derhalve tot de afschaffing dient te worden overgegaan. En nu ten slotte doet spr. nog een beroep op de vergadering zelve. Ruim drie jaren geleden besloot zijzonder eenig voor afgaand debatmet algemeens stemmen op het voorstel der com missie tot, reorganisatie der school voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs voor jongensde prijzen aldaar af te schaffen. Het motief wasdat aan de uitreiking van prijzen aan kinderen uit den meer gegoeden stand minder behoefte bestond en ze juist daarom minder gewaardeerd worden. De commissie achtte bo vendien voor deze kinderen de bevordering tot eene hoogere af deeling of klasse of het eervol vertrek van de school blijk baar uit het af te geven getuigschrifteen voldoenden prikkel tot vlijt en naarstigheid. Nu weet spr. weldat in de laatste drie jaren verandering in het personeel van den raad is voorge vallen maar de overgroote meerderheid van den toenmaligen raad heeft nog zitting. Zonder het verwijt van inconsequentie op zich te ladenkunnen de leden, die in 1867 tot de afschaf fing der prijzen op de genoemde school medewerktenthans niet terug blijven om denzelfden maatregel toe te passen voor de door spr. bedoelde scholentenzij zij inmiddels van de na deelen der afschaffing mogten zijn overtuigd. Maar in dat geval zijn ze gehoudeneen voorstel te doenom terug te keeren tot het 6telselwaarmede de raad voor ruim drie jaren met één- parige stemmen is begonnen te breken. Zoolang dit echter niet is geschiedis de raad het aan zich zelf schuldighet nieuwe stelsel in te voeren op die scholendie bezocht worden door kinderen uit denzelfden stand. Met vertrouwen geeft spr. thans zijn voorstel aan het oordeel van den raad over. Hij hoopt, dat dit gunstig uitvallen en de op de in zijn voorstel begrepen scholen nog bestaande zooge naamde prix Monthyon spoedig tot de geschiedenis behooren moge. De heer RengGTS heeft tegenover de uitvoerige toelichting van den heer Duparc weinig in het midden te brengen. Die spreker beroept zich bovenal op de theorie en op feiten. Dat de theorie in zijn voordeel pleit spr. zal het niet ontkennen, even min dat de door hem aangevoerde feiten overweging verdienen maar toch blijft hij aarzelen om reeds nu tot den voorgestelden maatregel te besluiten. Op geen gebied is spr. voorzichtiger met het toepassen van theoriën dan op dat van onderwijs. En wan neer hij tegenover de aangevoerde redenen tot afschaffing der prijzen stelt, dat nagenoeg bijna alle onderwijzers, die zeker ook wel de bezwaren aan het uitreiken der prijzen verbonden overwogen zullen hebbenverklarendat die bezwaren niet op wegen tegen 't nut en de goede uitkomsten voor 't geregeld schoolbezoekde vlijt en de orde der leerlingenwanneer hij nagaat, dat ook de schoolcommissie zich tegen de afschaffing der prijzen verklaart dan zou hij den raad in overweging willen geven niet te snel tot een zoo ingrijpenden maatregel over te gaan. De redenenwaarom het voorstel thans is ge daanzijn spr. onbekend. Tot nog toe heeft hij nooit bijzon dere bezwaren tegen de uitreiking van prijzen hetzij in den raad of daar buiten hooren opperen. Zijne eigene, ondervinding te genover de feiten van den heer Duparc raadplegende, kan hij al aanstonds de verklaring afleggendat hem nimmer die ontzet tende gevolgen van het uitreiken van prijzenwelke de vorige spreker schetste, gebleken zijn. Hij erkent, dat overprikkeling hare nadeelige zijde heeftdat teleurstellingen bedroevend zijnmaar gelooft tevensdat de jeugd wel eens behoefte aan een prikkel heeften niet altijd van teleurstellingen kan ver schoond blijven. Men zal tochbij eenige kennis van de jeugd, wel de overtuiging hebbendat de kinderen niet alleen tot het verkrijgen van geestelijke kennis de school bezoekendat een prikkel daartoe somwijlen goede diensten bewijst Veel onbillijks zag de heer Duparc in het uitreiken van prijzen met betrekking tot de kinderen die door ziekte verhinderd wor den ter school te komen doch spr. durft zich in dezen gerust op den onderwijzer te verlaten hij kan zich bezwaarlijk een verstandig onderwijzer voorstellen die alleen wegens ziekte een kind zou voorbijgaan dat werkelijk bewijzen van vlijt en goed gedrag heeft gegeven. De heer Duparc beroept zich op het voorbeeld aan de school van den heer Strumpelzegt spr. Dat men daar van de af schaffing der prijzen geene nadeelige gevolgen ondervindt, spr. wil het gelovenmaar toch moet hij zeggendat één voorbeeld

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1871 | | pagina 3