58
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1871.
hier niet genoeg is. Hij wil er nog bijvoegen hoe hem onlangs
bij een schoolbezoek te Haarlem en te Amsterdam gebleken is
dat daar niet aan de afschaffing van prijzen word gedachtwat
meer zegtzelfs aan de hoogere burgerschool voor meisjes te
Haarlemis het prijzen-sijsteem ingevoerd en naar hem verze
kerd is, werkt dit met het meeste succes. Hij herhaalt dus ten
slottedatwaar zoo weinig de behoefte aan afschaffing der
prijzen gebleken iswaar het uitreiken daarvan eene zóó ge
ringe opoffering voor de gemeente medebrengt, hij bezwaar moet
maken tot een maatregel over te gaanwaarover men zich wel-
ligt later zal hebben te beklagen.
De heer Dirks zegtdat de heer Dupare met zijn voorstel
het kwade, gelegen in het uitreiken van prijzen, tracht weg te
nemenmaar in dat voorstel stelt de heer Dupare iets anders
in de plaatswatnaar het spr. voorkomteveneens zijne en
wel dezelfde kwade zijde heeft. Het is hier niet de kwestie of
er een prijs van waardeeen boekgeschenk b.v.gegeven zal wor
den maar in 't kortof er aan de leerlingen eene belooning voor
vlijt enz. zal worden toegekend. De heer Dupare beweertdat
het dingen om een prijs bij de leerlingen overprikkeling te weeg
brengtmaar hij sprekermoet óp zijne beurt vragen of
wanneer die prijs door eeu getuigschrift vervangen wordtof
dan de oorzaak voor de overprikkeling niet blijft bestaanwant
let welaan zoo'n getuigschrift moet tochin des voorstellers
sijsteemwaarde gehecht worden. Zullen dusvraagt spr.de
leerlingen niet eveneens met dezelfde ambitie om het, getuig
schrift kampen? Was het voorstel zoo, dat er in 't geheel niets
gegeven zou wordenhet zou eene andere zaak zijn maar hier
wordt in de plaats van de prijzen iets anders gegeven. Het is
eene andere vraagof er aan de uit te reiken getuigschriften
daarna nog waarde wordt gehecht. Raadpleegt spr. zijne eigene
ondervinding, dan gelooft hij daarop ontkennend te mogen ant
woorden. Hij beroept zich in dat opzigt op de getuigschriften
afgegeven aan de Latijnsche schoolhij gelooft nietdat er in
deze vergadering veel leden zullen worden aangetroffendie la
terhoeveel waarde zij op hunne behaalde prijzen stellen, aan de
bekomene getuigschriften eenige waarde hebben gehechtzoo
zelfsdat de meeste dier getuigschriften wel al naar den
papiermolen verhuisd zullen zijn. Of er wordt veel waarde aan
de getuigschriften gehecht, óf er wordt niet aan gehecht; in het
eerste geval blijft de aanleiding voor overprikkeling van ambitie
bestaan en in het laatste gevaldat spr. aanneemtheeft het
voorstel van den heer Dupare geen gevolg. Wanneer spr. ver
der nog er op letdat èn schoolcommissie èn onderwijzeressen
zich tegen de afschaffing der prijzen verklarendan moet hij
voor zich bezwaar maken het voorstel aan te nemen.
De heer Dliparc constateertdat de heer Rengers begonnen
is met te erkennendat er veel gegrondheid in sprekers betoog
gelegen ismaar later daarop is gaan afdingen. Hij had
het liever anders om gehadin welk geval hij zekerlijk steun
bij dat geachte lid zou hebben gevonden. Die spr. gaf in over
weging zich wel te bedenken vóór tot de afschaffing' der prijzen
besloten werden hij wees er op dat zich geen stemmen bui
ten den raad tot dat einde hadden doen hooren. Maar hij moet
dien spreker vragenof dit dan wel het geval wastoen de
raad voor drie jaren zonder eenig antecedent met het stelsel van
prijsuitdeeling gebroken heeft? Zonder eenig advies van school-
autoriteitzonder voorafgaande discussie is de raad er toe over
gegaan. Spr. heeft groot respect voor de publieke opinie maar -
zegt hij wij weten hethet moeten al hoogst belangrijke ge-
vaïlen zijn waarin de ingezetenen zich met adressen tot den raad
wenden. Door de beide laatste sprekers had moeten worden
aangetoonddat het voor drie jaren genomen besluit tot af
schaffing der prijzen mingunstige gevolgen heeft gehad. Dit heb
ben zij echter niet gedaan en spr. gelooft, dat dit hun ook wel
moeijelijk zou zijn gevallen.
De heer Dirksvervolgt spr.meendedat er geen onder
scheid bestaat tusschen het toekennen van een boekgeschenk en
een getuigschrift. Hij vesligt er echter de aandacht op dat van
prijzen slechts een bepaald getal worden uitgereikt, maar ge
tuigschriften worden gegeven aan ieder leerlingdie zich ver
dienstelijk heeft gemaakt. In het eerste geval worden alleen de
bekroonden als verdienstelijk gesignaleerd de overigen of
schoon zij ook in eene hoogere klasse overgaan beteekenen in
het oog van velen nietswant zij hebben immers geen prijs ge
kregen Bij die leerlingen wordt nu een ander kwaad geboren
geene overprikkelde maar eene uitgedoofde ambitie neemt plaats
bij hen in. Geeft men echter eenvoudig getuigschriften dan
vermijdt fnen dit alles. De heer Dirks is geëindigd met een be
roep te doen op de Latijnsche school. Hij wil gaarne aannemen,
dat die geachte spr. meer waarde hechtte aan de prijzendan
aan de getuigschriften welke op die inrigting werden gegeven
en ook nu nog met voldoening op de door hem verkregene terug
ziet. Dat lid toch, wiens bekwaamheden en talenten boven
sprekers lof zijn verhevenis ook later niet stilgestaan om
kennis te verkrijgen. Hij gelooft echterdat velen de ervaring
zullen hebben, dat ook op de Latijnsche school het erlangen van
een prijs niet altijd een maatstaf van beoordeeling kan zijndat er
zoogenaamde //blokkers" zijn wien het bepaald te doen is om een
prijs te krijgen, doch die later in geenen deele aan de verwachting
hebben beantwoord of zullen beantwoorden, die men aanvankelijk
van hen meende te mogen koesteren. Nu intusschen de Latijnsche
school in het débat, is gemengdwenscht. spr. thans reeds de
verklaring af te leggendathoe ook de uitslag van de stem
ming over zijn voorstel moge zijnhij het voornemen heeft
eene poging te doen ook op die inrigting het prijzen-stelsel af te
schaffen.
De heer Dirks heeft nog eene vraag te doen. Het plan van
den voorsteller is namelijk, dat ieder, die de school verlaat, een
getuigschrift kan bekomen. Maar zal nu ieder hetzelfde getuig
schrift ontvangen of zullen deze getuigschriften en ook de andere
verdeeld worden in drieërlei soorten gelijk aan de academiën
waar men een graad bekomt of promoveert met veel lof, met
een beetje lof of met een streep. Dat ieder hetzelfde getuig
schrift ontvangt kan spr. toch niet onderstellenmen zal ze dus
er in soorten op moeten na houden maar dan moet hij te meer
vragen of men niet hetzelfde verschijnsel zal zien als men bij
de uitreiking van prijzen vreest? Wat de heer Dupare in plaats
daarvan (hij blijft er bij) voorsteltzal naar spr.'s opinie even
eens op de ambitie der leerlingen prikkelen, dezelfde uitwer
king als van het uitreiken van prijzen zal het gevolg er van zijn.
De heer Attema gelooft, dat, nu men reeds meer en meer
op de school het stelsel van 't afgeven van bulletins heeft inge
voerd er aan het uitreiken van prijzen geen behoefte meer be
staat. Bij jufvrouw Plaat o. a. bedient men zich reeds van dat
stelsel, lie ouders van de daar ter school gaande kinderen krij
gen op gezette tijden zoo'n bulletin zij kunnen daarin zien hoe
de kinderen zich houden. Spr. zou hoopendat dit insgelijks
ook op de school van jufvrouw van Dam geschiedde. Heeft men
zoodanig stelseldan is men er van verzekerd dat de kinderen
de ambitie tot leeren zullen behoudenprijzen behoeven ze daar
voor dan niet. Spr. kan niet inzienwat de prijzenbij 't aan
wezig zijn van zoo een stelselnog voor nut kunnen hebben.
Ook de rangorde van zitting wordt naar de bulletins geregeld;
men zal daarnaar dus kunnen afmetenhoe hoog de kinderen
bij de onderwijzeres aangeschreven staan. Dit alleen is voor spr.
genoegom met liet stelsel van 't uitreiken van prijzen te bre
ken en hij wil dan ook op dien grond het voorstel van den
heer Dupare gaarne ondersteunen. Wat het, afgeven van getuig
schriften betreftmen zal deze aangelegenheid nog nader moe
ten regelen maar in allen gevalle zullen de flinkste leerlingen
er veel meerdan door prijzen gebaat worden. Het prijzensijs-
teem acht spr. veel te exclusief. Er vallen dikwijls omstandig
heden voordie het den kinderenhoewel dit buiten hunne
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
59
schuld ligtonmogelijk maken een prijs te krijgen. Heeft men
echter het stelsel van getuigschriften dan zal men over derge
lijke hardheden niet te klagen hebben.
Wat voor het overige het afgeven van getuigschriften aan de
academie betreftwat de heer Dirks in 't debat mengdespr.
meent genoeg te doen met dat geachte lid in herinnering te bren
gen een prent uit een der studenten almanakkenwaarop de te
verkrijgen graden op dobbelsteenen aangewezen waren.
De heer Dupare wil eene door den heer Dirks gedane vraag
beantwoorden. Die spreker namelijk vroeghoe het stelsel van
afgifte van getuigschriften zou worden ingerigtof ieder leerling
zoo'n getuigschrift ontvangt. Indien de heer Dirks het voorstel
goed gelezen haddan zou hij daarin reeds het antwoord op de
vraag hebben kunnen vinden; immershet luidt„Ter gele-
„genheid van dat onderzoek worden aan de verdienstelijkste leer
lingen getuigschriften uitgereikt." Hier wordt niet gevorderd dat
de leerling moet hebben uitgemunt in een of ander vakmaar
of dit in het algemeen heeft plaats gehad &I)e beoordeeling
„van het getal der uit te geven getuigschriften is aan de plaat-
„selijke schoolcommissie, op voordragt van de hoofdonderwijze-
„res." 't Is geheel hetzelfde systeem als waarnaar men aan de
school van den heer Strumpef te werk gaat. „Zijdie de ge-
„hecle school hebben doorgeloopen en door de hoofdonderwijzeres
i/die onderscheiding worden waardig gekeurdontvangen bij het ver
baten der school een getuigschriftdoor de plaatselijke school
commissie af te geven." Hieruit volgt, dat niet slechts, gelijk
op de andere scholeneen beperkt getal leerlingen als verdien
stelijk wordt aangewezen maar dit voor ieder leerling blijft weg
gelegd die zich onderscheiden heeftal was hij dan ook niet de
eerste of tweede.
Nog eene enkele opmerking zij spr. ten slotte vergund ten aan
zien van de missive der schoolcommissie te maken. Na mede-
deeling van het hooren van de onderwijzers en onderwijzeressen,
zegt de commissie aan 't.slot: //Wij meenen derhalve te moeten
„adviseren om de uitreiking van prijzen te behoudenzij het dan
nook dat het getal dier prijzen eenigzins verminderd worde." In die
laatste woorden ligt dus opgesloten dat de schoolcommissie zelve
inziet, dat er te verbeteren valt. Maar, door het getal prijzen
te verminderenzal de zaak juist nog worden verergerd.
De heer Bloembergen kan zich niet met het voorstel van
den heer Dupare vereenigen hoofdzakelijk op de gronden die
daarvoor door de heeren Rengers en Dirks zijn aangevoerd. Ook
hem is het voorgekomendat het voorstel van den heer Dupare
niets anders beoogt dan eene nuttige bezuiniging voor de ge
meentekas. Een van beiden is bij spr. waar: de getuigschriften
hebben beteekenis of zij hebben deze niet. Hebben ze beteeke-
nis, dan zal er ook hetzelfde bezwaar aan kleven als aan het
geven van prijzenhebben zij geen beteekeniswaartoe ze dan
uitgereikt De vraag zou het wezen of het niet beter zoude
zijn het stelsel van bulletins in te voeren, gelijk de heer Attema
te berde bragt. In allen gevalle kan spr. zich met het voorstel
zooals het ligt, niet vereenigen. Men heeft er nog te weinig
ervaring vanof het bij den heer Strumpel ingevoerd stelsel
dient te worden behouden.
De heer Jongsma heeft steeds bezwaren ontdekt in de toe
kenning van prijzenen hij begroet dus met ingenomenheid een
voorstel tot het breken daarmede. De toepassing van dat stel
sel op de lagere scholen kan echter geenzins vergeleken worden
met de toekenning van prijzen aan het stedelijk gymnasium. Spr.
moet derhalve opkomen tegen de daaruit geputte argumenten.
Volgens 't reglement op het gymnasium toch zijn curatoren aan
zekere bepalingen gebonden. De beoordeeling is daar dus ge
makkelijk heeft een leerling de bij 't reglement voorgeschreven
vereischten in zich vereenigd dan weet hij dat hij op een prijs
aanspraak heeft. Dit is bij de lagere scholen niet het geval
daar worden de prijzen toegekend op voordragt van den Yioofd-
onderwijzer of van de hoofdonderwijzeres. Over het moeijelijke
en onregtvaardige daarvan behoeft spr. zeker niet verder uit te
weiden 't ligt ook niet in zijne bedoeling maar alleen moet hij
opkomen tegen eene vergelijking van het gymnasium met de la
gere scholen in dezen.
De heer Westenberg doet uitkomen dat het uitreiken van
prijzen of van getuigschriften, volgens het sijsteem van den heer
Dirks hetzelfdetoch nog al vrij wat verschillende zaken zijn
juist omdat het getal prijzen be/xtald en dat der getuigschriften
onbepaald is. Het getuigschrift is daardoor voor ieder bereikbaar
die toont de hem geschonken geestesgaven met ijver te gebrui
ken de prijzen kunnen daarentegen aan slechts enkelen ten deel
vallen. Dat is wat men bij de wedrennen noemt une course
an eloeher, afhankelijk van vlugheid en niet het minste van ge
luk. Op schier elke prijsuitdeeling worden prijzen uitgereikt
verkregen alleen door het lot op makkers, die dezelfde vlijt en,
in verhouding tot hun verstand, misschien meer vlijt hebben ont
wikkeld zoodanig sijsteem werkt dodend op de ambitie van
minder begaafde leerlingen, terwijl het bij gelijke gaven tot over
prikkeling aanleiding geeft.
De heer van Eijsinga wil met een enkel woord zijn stem
motiveren. In een enkel opzigt moge het stelsel van het uit
reiken van prijzen zijne goede zijde hebbenin zooverre het ge
trouw schoolbezoek er door bevorderd wordtjahet moge
waarde hebben voor gemeentenwaar het schoolverzuim een
normale toestand ismaar spr. behoeft zeker niet te zeggenop
welke gemeenten en welke scholen hij hier het oog heeft. In
de plattelands gemeenten, waar de kinderen op groote afstan
den van de school wonen en des zomers voor den veldarbeid
gebruikt worden zou hij ongaarne tot de afschaffing er van over-
aan Iets anders is het in betrekking tot de in het voorstel be-
oelde scholen. Overalwaar het prijzen-stelsel moet dienen als
maatstaf ter beoordeeling van de kennis en de vorderingen der
leerlingendaar veroordeelt spr. in beginsel dat stelsel. Hoewel
het nu in zekeren zin iets abnormaals is om bij het gymnasium
de prijzen te laten bestaanspr. is het hierin met den heer
Jongsma niet eensen ze op de scholen van jufvrouw Plaat en
jufvrouw van Dam af te schaffen juicht spr. toch het door den
heer Dupare in dezen genomen initiatief toeal geeft het voor
stel hem niet genoeg. In die omstandigheid vindt spr. echter
geene aanleiding om het voorstel Duparewaarmede hij sym
pathiseert met eene dilatoire exeptie te bejegenen.
De heer Bruinsma kan in vele opzigten het stelsel van den
heer Dupare beamen. Een voornaam motief tegen het uitreiken
van prijzen is voor hemdat wanneer men b. v. op 100 leer
lingen tien prijzen heeftmen dan 90 onvergenoegden zal heb
ben. Ook bij het gymnasium wenscht spr. de prijzen afgeschaft
te zien hij herinnert er aan dat hij zich ook reeds vroeger bij
de vaststelling van reglementen op de scholen tegen het verlee-
nen van prijzen verklaard heeft.
De heer Wiersma zegt, dat, toen hij het voorstel van den
heer Dupare oorspronkelijk lashij er zich minder goed mede
vereenigen konmaar dat de woorden van den heer Attema
zijn oordeel ten dezen gewijzigd hebbenook hij gelooft
datwanneer men de bulletins invoerter dan geen behoefte
meer aan het toekenen van prijzen bestaat. Hij zal mitsdien
voor het voorstel stemmen.
Het voorstel van den heer Dupare wordt hierna met 16 tegen
4 stemmendie van de heeren RengersBloembergenGorter
en Dirksaangenomen.
De voorzitter sluit vervolgens de vergadering.