84
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
uit de klasse van ingezetenen die het hier geldtis een cursus
in de Fransche taal eene ware behoefte. De meesten der adres
santen toch zijn niet in staat hunne kinderen naar de school van
jufvrouw Plaat te zendenen voor dezen is het eene nuttige
zaak eene gelegenheid te scheppenwaar ook meisjes eenige
kennis der Fransche taal kunnen opdoen. Bovendien nu men
hier slechts eene proefneming beoogtnu zou spr. ook beproefd
willen hebben of de gecombineerde oefeningen van jongens en
meisjes bezwaren opleveren. Spr. heeft met genoegen de ver
klaring van den heer Rengers gehoorddat de cursus niet enkel
voor jongens bestemd isaan die verklaring hecht spr. veel
want betreuren zou hij hetwanneer de meisjes van het hier
bedoeld ouderwijs werden uitgesloten.
De Voorzitter beaambt het ten volledat het van groot
belang is ook een cursus in de Fransche taal voor meisjes te
houdenmaar hij is er tegen deze tegelijk met de jongens in
één lokaal te doen onderwijzen. Lag het in de bedoeling de
lesuren te verdeelendan zou hij zich gaarne met het voorstel
vereenigen. Maar bij elkaarvolgens spr.'s idéé en welligt is
dit een idéé fixe van hem gaat het niet goed.
De heer Attema heeft zeker den voorzitter zoo straks niet
goed verstaan hij meende namelijk dat de voorzitter de meisjes
van het onderwijs wilde uitsluitendaartegen moest hij opkomen,
omdat zulks zoude strijden tegen het verzoek der adressanten
doch verre is het van hem te insteren op het denkbeeld om
jongens en meisjes tegelijk aan het onderwijs te doen deelnemen.
Hij wenschtdat èn jongens èn meisjes worden onderwezen
terwijl hij gaarne aan burgemeester en wethouders zou willen
overlaten te regelen de wijzewaarop het onderwijs zal plaats
hebben.
De heer Rengers merkt op dat hier geheel aan het verlan
gen der adressanten wordt voldaan. Zij wenschen namelijk
dat er aan de avondschool in de le tusschenschool de gelegenheid
zou worden aangeboden Fransch te leeren. En nu wijkt hetvoorstel
slechts in zooverre van der adressanten wensch af, dat het onderwijs
niet in het lokaal der 1ste tusschenschoolmaar in het lokaal der
school voor uitgebreid lager onderwijs zal worden gegeven.
De Voorzitter moet zich tegen de combinatie van jongens
meisjes blijven verzetten.
De heer Wiersma wordt door eene uitdrukking van den
voorzitter geleidom zijne opinie uit te spreken. Wilde men
de jongens van de meisjes scheidendan zou dit niet anders
kunnen geschieden dan door het onderwijs te halveren. Voor
elke afdeeling zou men dan slechts 4 uur onderwijs per week
krijgen. In spr.'s oog is dit te weinigom voldoende kennis
der Fransche taal te verkrijgen. Hij stapt daarom de zwarigheid
van gecombineerd onderwijs gaarne overja acht dat gecombi
neerd onderwijs nog vrij wat wensehelijkerdan het halveren
daarvan.
De Voorzitter merkt opdat het heel wel mogelijk is dat
er zich een tachtigtal leerlingen aanmelden. Het zal dus toch
moeijelijk worden deze tegelijk te onderwijzenalthans hij pre
fereert in dat geval twee afdeelingen ieder van veertig leerlingen.
De heer Brunger zegtdat men hier niets dan eene proef
neming beoogt; en juist daarom wenscht hij jongens en meisjes
te meierenin afwachting van de resultatendie staan te wor
den verkregen. Mogt het getal leerlingen groot wordendan
bestaat er nog altijd gelegenheid ze in twee afdeelingen te splitsen.
Het geamendeerd puntb wordt hierop aangenomen met 14
tegen 3 stemmendie van de heeren Bruinsma Suringar en
de With.
Punt c.
De heer Rooseboom stelt voor het schoolgeld in plaats van
op ƒ5.- op ƒ3.- te bepalen. Spr. verklaart door het aangevoerde
van den heer Rengers niet van gevoelen te zijn veranderd. Hij
gelooft nietdat dit schoolgeld te vergelijken is met dat der
school voor uitgebreid lager onderwijs; terwijl naar zijne meening
het finantieel belang der gemeente in dezen niet zoo zwaar
weegt. Hij is 't evenmin met den heer Rengers eensdat het
nog welligt beter zou zijn in 't geheel geen schoolgeld
te heffenintegendeel naar zijne opvatting wordt er
bij helling van schoolgeld meer belang in het onderwijs gesteld.
Maar het schoolgeld dient zoo te zijn gestelddat niemand
daardoor van het onderwijs wordt teruggehouden. Hij stelt, zich
bepaald voor, dat men bij een schoolgeld van 3.- vrij wat
meer bezoek zal krijgendan wanneer het 5.- bedraagt.
De Voorzitter deelt, in opzigt tot het bedrag van het school
geld het gevoelen van den heer Rengers. Ook naar zijne mee
ning zou men het onderwijs liever gratis geven dan het school
geld zoo miniem te stellen.
De heer JongSDia verklaart zich tegen het voorstel van den
heer Rooseboom. In aanmerking genomen 't geen er voor ge
geven wordt, komt hem het schoolgeld van ƒ5.- niet te hoog
voor. Ook hij beschouwt den te nemen maatregel als eene
proefnemingvooral daarom herinnert hij er aandat er op
't oogenblik eene raadscommissie werkzaam isom te onderzoe
ken de verbeteringen die zoowel in het gemeentelijk middel
baar als lager ouderwijs voor meisjes zijn aan te brengen
die commissie zal zeker ook van deze proefneming partij trekken
en op de zaak waarmede thans eene proef wordt genomen
moeten lettenwanneer ze over het onderwijs voor meisjes in
deze gemeentehaar rapport uitbrengt en hare voorstellen doet.
De heer Rooseboom zegt., dat de door den heer Jongsma
aangevoerde gronden hem voor een schoolgeld van ƒ3.- gezind
doen zijn.
Met 14^ tegen 3 stemmendie van de heeren DuparcRoo
seboom en Wiersma, wordt het voorstel van den heer Rooseboom
verworpen.
Punt czoomede de punten d en e worden vervolgens met
algemeene stemmen onveranderd aangenomen zijnde diensvol
gens besloten
a. Eene avondschooluitsluitend voor het onderwijs in de
Fransche taal te houden in het lokaal der school voor lagcr-
en meer uitgebreid lager onderwijsdes maandagsdingsdags
donderdgas en vrijdags, van 68 ure,
b. Deze school toegankelijk te stellen voor leerlingendaartoe
geschikt bevondenvan de tusschenscholen en hendie eene
school voor lager onderwijs hebben doorloopen.
c. Het schoolgeld voor het bezoeken dezer school te bepalen
op vijf gulden per jaar voor iederen leerlingkwartaalsgewijze
te betalen. t
d. Voorloopig voor den tijd van een jaar met dat onderwijs
te belasten N. Bakker, 2de hulponderwijzer'aan de school voor
lager- en meer uitgebreid lager onderwijstegen genot van eene
toelage van ƒ400.
e. Van de besluiten sub aJ en c mededeeling te doen aan
den adressant B. H. Gregorius c. s.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling van het
plan der op den zuidoosthoek der Prins Hendrikstraat te stichten huizinge.
De heer Wiersma kan niet nalaten er op te wijzen hoe het
is uitgekomen, dat, gelijk spr. bij de behandeling der begrooting
reeds opmerkte, de te stichten huizinge meer zou moeten kos
ten dan de som daarvoor op de begrooting uitgetrokken. Ter
wijl de kosten bij de begrooting op ƒ7000 werden geraamd,
wijst nu door de dén architect ingediende begrooting een cijfer van
ƒ8130 aan. In de bouwcommissie is over dat verschil in ra
ming reeds ampel gesprokenen spr. voor zich moet verklaren
dat hij voor deze vermeerdering van kosten geen enkel motief
heeft kunnen vinden. Wel wordt er door den architect in zijn
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
85
begeleidend schrijven op gewezendat de begrooting liooger is
dan de primitive ramingdoch het hoe en waarom "vindt spr. in
die missive met geen enkel woord duidelijk gemaakt. Doch dit
alles daargelaten spr. heeft tegen het voorstel, zooals 't is lig
gende bezwaaren dat welomdat door de bouwcommissie op
het plan aanmerkingen zijn gemaaktwaaraan niet is tegemoet
gekomen. De commissie namelijk heeft er op gewezendat
slechts één privaat op de plaats was aangebragt" en heeft de
wenschelijkheid betoogd van het aanbrengen van een privaat op
de eerste verdieping. Aan die opmerking der commissie schijnt
geen gevolg te zijn gegeven. Wel vindt spr. in de premisse van
het voorstel eene uitdrukkingdat het bestek nog gewijzigd zal
worden door daarin aan te brengen het maken van een privaat
op de eerste of tweede verdiepingdoch in de conclusie is daar
van niets overgenomen. Maar bovendiendie uitdrukking van
eerste of tweede verdieping bevalt spr. niet't is een verei'sehte,
dat het privaat op de eerste verdieping wordt gemaakt. De woor
den „of tweede verdiepiug" zullen dus in ieder geval moeten
worden geroijeerd. Spr. moet echter vragenof 't wel geraden
is het plan en bestek goed te keuren voor en aleer aan de ge
maakte opmerking voldaan is. In de commissie voor openbare
werken meende hij dat de wijzigingen zouden worden aange-
bragt vóór dat de stukken aan den raad werden ingediend doch
daaraan is niet voldaan althans de teekening is niet veranderd,
't Zal de vraag zijnof tengevolge van het aan te brengen pri
vaat het geheele plan geen wijziging zal moeten ondergaan. De
verdeeling althans is zoodat spr. geen kans zou zien zonder
groote verandering in de inrigting een privaat aan te brengen.
In ieder geval acht spr. het van zijn pligt zijn wensch ter ken
nis van burgemeester en wethouders te brengen met dringend
verzoekdat daaraan worde voldaan.
De heer van Valkenburg heeft er toe medegewerkt tot
het uittrekken eener som van ƒ7000 op de gemeentebegrooting
voor de stichting eener huizinge op den zuidoosthoek der Prins
Hendrikstraat. Thans wordt den raad ter vaststelling voorgelegd
een door den architect opgemaakt planmet eene begrooting
van kosten ter somma van ƒ8130, alzoo 1130 of 16 0,0 hooger
dan vroeger werd geraamd. In de stukken die ter visie heb
ben gelegen heeft spr. geene motiven voor deze verhooging kun
nen vinden't. is hem daarom van belang voorgekomen nader te
overwegenof er tot het doen dezer uitgaaf genoegzame gron
den zijn te vinden. Hij heeft zich afgevraagdwat de stich
ting van zoodanig huis tengevolge zal hebben en het antwoord
daarop is, dat, gelijk het roormtzigt bestaat, wanneer de Wir-
dumerpoortbrug door eene draaibrug wordt verbondenmen ook
daar dergelijk huis zal behooren te bouwen. Vervolgens heeft
spr. zich afgevraagd hoe in andere gemeenten de brugwachters-
woningen ingerigt zijn en is het hem daarbij gebleken dat men
nergens brugwachterswoningen aantreft, die zoo roijaal zijn in
gerigt als hier 't geval is jadat in sommige gemeenten in 't ge
heel geene brugwachterswoningen worden aangetroffen. In Gro
ningen en Amsterdam o. a. worden de bruggen des nachts ge
sloten. Wanneer men nu in die gemeenten door het sluiten aer
bruggen de scheepvaart niet belemmerd achtdan gelooft spr.
dat dit voor deze gemeente mede geen bezwaar zal behoeven
op te leverenalthansdat het bouwen van een zóó kostbaar
huis er door overbodig wordt.
Spr. moet verder nog eene opmerking maken omtrent eene
clousule voorkomende aan het slot van 't begeleidend schrijven
des architects. Hij leest in die missive namelijk „Dewijl het waar
schijnlijk toch niet zal baten UWEd. te verzoekenmijne mis
sive van 25 Januarij 11. no. 31/1 in nadere overweging te wil-
„len nemen zoo blijft niets anders overdan het voorstel om
„de aanbesteding van het in dezen bedoelde gebouw te houden
„op woensdag den 24 Mei e. k." Van de aanbesteding op 24
Mei kan thans wel geen sprake meer zijn maar de missive van
25 Januarij waarnaar de architect verwijst heeft spr. niet bij
de stukken gevonden. Hij wordt echter door de aangehaalde
clousule tot het idéé gebragt als zoude de architect noode het
plan hebben ingediend.
De heer Rooseboom wenscht te worden ingelichtof de
raming van ƒ400 a 450 huur is gemaakt door 't dagelijksch be
stuur dan wel door den architect.
De Voorzitter acht het moeijelijk eene raming van den te
bedingen huur te maken. Volgens zijn persoonlijk gevoelen zou
men wel 5 a 600 gulden maken kunnen.
De heer Bloembergen wenscht naar aanleiding van het
door den heer van Valkenburg gesprokene op te merken dat
de vraagof men de brugwachterswoning zou kunnen missen
reeds vroeger is ter sprake geweest, doch dat toen door den
raad besloten is eene brugwachterswoning te bouwen. En was
betreft de missive van den architect van 25 Januarij ook deze
had betrekking op dergelijk denkbeeldnamelijkof men niet
door 's nachts de brug te sluiten, het stichten eener woning zou
kunnen vermijden. Die missive was gerigt aan burgemeesh-r en
wethouders en is ook bij de commissie van openbare werken ter
tafel gebragt; maar èn 'tcollegie èn de commissie waren van
oordeeldat van dat denkbeeld geen sprake meer kon zijn van
de zijde eens ambtenaarswaar het geldt de uitvoering van een
door den raad na rijpen rade genomen besluit. De raad had be
sloten een huis te stichten. Nu kon wel is waar bij den archi
tect het denkbeeld rijzenof dat niet zoude kunnen worden ge
mist,-; doch èn collegie èn commissie oordeelden van zoodanig
denkbeeld geen nota te moeten nemenomdat het strijdig is
met '8 raadsoesluitvolgens 't welk een plan van uitvoering wordt
verwacht. Bestaan er nu bij den heer van Valkenburg beden
kingen tegen de uitvoering van het besluit, dan zal het voor hem
geraden zijn voor te stellen op het genomen besluit terug le ko
men Burgemeester en wethouders echter, zegt spr., hebben
daartoe geene voldoende motiven gevonden.
De heer Jongsma, de omstandigheden, waaraan het besluit tot
het stichten an een huis op den hoek der Prins Hendrikstraat zijne
geboorte heeft te danken nagaandemeent redenen genoeg te vin
den thans te adviseren om op dat besluit terug te komen. Hoe
toch is men tot dat besluit gekomen? Er waren ja 12 leden
vóór en 7 tegen doch als spr. de gronden nagaat, waarom die
12 leden er vóór waren, dan meent hij die te vinden in de
eerste plaatsomdat men meendedat liet noodzakelijk was
eene brugwachterswoning juist op die plaats te stichten j en in
de tweede plaats, dat men door het bouwen eener eenvoudige
brugwachterswoning aan den uiterlijken welstand meende te kort
te doen. Dit waren de hoofdmotivenwaarom op de begrooting
eene som van 7000 voor de stichting van bedoeld huis werd
uitgetrokken. Thans wordt aan de leden ter goedkeuring voor
gelegd een plan, volgens 'twelk het te stichten huis ƒ8130 zal
moeten kosten. Spr. gelooftdat de ledendie gestemd heb
ben voor het aanbrengen der 7000 op de begrooting, volstrekt
nog niet gebonden zijn aan het plan hunne goedkeuring te schen
ken. Wanneer het waar isdat de architect zelf bedenkingen
tegen de stichting- van het huis heeft gemaaktdan zal hij er
zich zeker op beroepen hebbendat het vaarwaterwaarover
de Prins Hendrikbrug ligtgeen deel van het groot scheep vaar
water uitmaakten dat motief doet ook spr. nog meer overhel
len tot het gevoelendat het besluit tot bouwing van een huis
van 8130 en misschien, of liever waarschijnlijk, voor nog meer,
op den hoek der Prins Hendrikstraat in strijd is met het belang
der gemeeutewant daardoor zet zij ook een eerste en wel be
langrijke schrede op een terreinwaar zij niet behoortname
lijk op dat van verhuurdersche van woningen. Het door den
heer van Valkenburg bijgebragt motief omtrent de Wirdumer-
poortbrug is vroeger niet bij spr. opgekomenhij gelooft eehtei
dat ook dat motief zijne waarde heeft. Het komt hem op grond
van een en ander voordat een voorsteltot het terugkomen
op het meerbedoeld besluitalle aanbeveling verdient.