Verslag- der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1871.
De heer van Valkenburg wenscht nog iets op te merken wat
hij zoo straks vezuimd heeft aan te voeren. Hij heeft zich na
melijk bij den brugwachter geïnformeerd of er 's nachts vele
schepen de brug passerenwaarop hem door den brugwachter
is medegedeeld dat het zelden voorvaltdat hij bij nacht een
schip moet doorlaten. Alleen in den tijd van het vervoer van
bijen en van cichoreiwortelendat is in de maanden Julij en
Augustus gebeurt het enkele malen dat bij nacht de brug wordt
gedraaid; maar zegt spr. in die maanden is de zon ook
al zoo vroeg aan den hemeldat de nacht maar betrekkelijk
kort isde brug moet dan toch reeds zeer vroeg worden open
gesteld. Over 't geheel is de passage door de brug des nachts van
zeer weinig betcekenisen zal men daarom nu zoo'n kolossaal
gebouw gaan stichten Spr. is begonnen te zeggen dat hij tot
het uittrekken der ƒ7000 op de begrooting heeft medegewerkt
thans evenwel wil hij gaarne verklaren dat hij het voorstel
van den heer Jongsma om op dat besluit terug te komenon
dersteunt..
De heer Wiersma achtte het zoo straks onnoodig attent te
maken op de missive van den architect van 25 January, waarbij deze
liet stichten van een gebouw ontraadt; maar door den loop, die
de discussie neemtacht hij zich thans verpligt een oogenblik
blik daarbij stil te staan. Ook de architect heeft zich gegrond
op liet minder noodzakelijke om de brug bij nacht open te stel
len. Zooals de heer Bloembergen reeds zeidewas de commis
sie van openbare werken van oordeel, dat het voor den archi
tect geen pas gaf, om eene intrekking van een na rijp beraad
door de vergadering genomen besluit aan te bevelen. Maar voor
de commissie was er behalve dat nog een motief, om niet op
des architects schrijven te letten. Spr. kan hier met gerustheid
spreken want hij heeft in der lijd te»;en het uittrekken der som
van ƒ7000 gestemd. Destijds is op den voorgrond gesteld dat
er eene brugwachterswoning moest komen en dat men bij het
stichten daarvan aan de eischen der bouwvoorwaarden moest
voldoen. En waar nu bij de commissie bezwaar bestondom
in het voorstel van den architect te tredendaar heeft zij zich
de vraag gesteldof er ook termen bestondenom van haar liet
voorstel te doen uitgaan, om op het raadsbesluit terug te ko
men. Doch zij heeft gemeend dit niet te moeten doen dewijl
zij zich afvroegof men, doorliet sluiten der Prins Hendriksbrug
lij nacht en het dien tengevolge opheffen van het besluit tot stich
ting van een gebouw aan de bezwaren, die in 1870 bij de be
handeling der begrooting tegen het stichten van het huis wer
den in het midden gebragtzoude kunnen ontkomenop welke
vraag geen toestemmend" antwoord kon worden gegeven. Spr.
wil het geheel in 't midden laten of de brug des nachts kan
worden geslotenwantal ware dit het gevaldan nog zou
men onmogelijk den brugwachter den geheelen dagdat is 's zo
mers van 's morgens 4 tot 's avonds 10 uur en 's winters van
(58 uurop de brug kunnen zettenhij dunktdat dit wel
bij niemand zal opkomenen het zou toch moeten geschieden
wanneer er geene brugwachterswoning werd gesticht. Deze con
sideratie heeft bij de "bouwcommissie een overwegenden invloed
mtgeoefend wantzeide men eene brugwachterswoning moet
er °komen en daarvoor is de hoek der Prins Hendrikstraat de
aangewezene plaats. Maakte men daar nu geen gebouw van be
hoorlijke afmetingenmaar eenvoudig een wachtlokaaldan zou
men nog al weer minder aan de conditiën van bouwing vol
doen en nog oneindig meer den welstand ontsieren dan door eene
voldoende brugwachterswoning. Op dezen grond heeft ook spr.
zich voorgenomen tc stemmen tegen het intrekken van het raads
besluit van den anderen kant heeft hij tegen die intrekking ook
nog dit bezwaardat hij 't niet kan billijken een besluitzes
maanden na datozonder eenig motief in te trekkenzij het dan
ook, dat de kosten er van 1130 meer zullen bedragen. Of
schoon ook spr. nog steeds het besluit tot het bouwen van een
huis in principe betreurtzal hij niet nalaten aan de uitvoering
daarvan mede te werken.
De lieer Rooseboom sprak over de te maken huur. Spr. wenscht
dat geëerde lid mede te deelen dat de calcul is gemaakt in de
commissie voor openbare werken zij meent, dat men wel 4 a
500 gulden zal kunnen bedingen. Of ergelijk de voorzitter
meendewel 600 kan worden gemaaktgelooft spr. te mogen
betwijfelen.
De heer Attema merkt opdattoen de begrooting voor
1871 behandeld werd, door de commissie van rapporteurs be
zwaren zijn gemaakt tegen de stichting van 't onderwerpelijk
huis doch dat men toen niet is uitgegaan van het denkbeeld om
in 't geheel geene brugwachterswoning te bouwenmaar wel
óm met een zóó kostbaar huis te stichten. Bij elk lid van den
raad zal het toen zeker wel hebben vastgestaan dat er eene
brugwachterswoning moest zijn. De heer Wiersma heeft bereids
op de behoefte aan zoodanige woning gewezenen spr. ver-
eenigt zich in dat opzigt met hem. 't Was de vraagof men
die brugwachterswoning niet met weinig kosten een zoodanige
sier zou kunnen geven dat ze niet aan den welstand afbreuk
deed. Sommige der leden wen6chten een flink huis, tevens ge
legenheid bevattendeom er een gedeelte van te verhuren an
dere weer wilden .slechts eene gewone brugwachterswoning.
Maar nu gelooft spr.dat het voor 't oogenblik niet kan opgaan
een geheel nieuw clement in de discussie te mengengelijk de
heer van Valkenburg deeddaarvoor is naar zijn oordeel de
zaak te ver in staat van wijzen. Wat hem zei ven betreft, wil
spr. gaarne verklarendatofschoon het bij hem vast. staat
dat de gemeentedoor als verhuurdersche op te tredenzich in
eene verkeerde rigting beweegthij zich thans bij het besluit
tot het stichten -van een huis zal neerleggen. Dat besluit toch
is niet dan na rijpen radena een ernstig debat genomen en
met den heer Wiersma is spr. het eensdat er geen termen ge
noeg gevonden worden om het zoo rauwelijks in te trekken.
De zaak is in beginsel beslistde architect heeft het plan en
bestek uitgewerkt en spr. acht het nu niet meer den tijd om
op het eenmaal genomen besluit terug te komen; hij zal dus de
bezwarendie hij bij dc behandeling der begrooting tegen het
stichten van een huis hadoverstappen. Hij betreurt het even
wel dat de raming thans hooger isdan bij de begrooting
doch hij moet er tevens ook op wijzen dat de raming bij de
begrooting slechts globaal was en dat het toen ter tijd reeds
voorspeld werddat de kosten hooger zouden worden.
De Voorzitter vraagt den heer Jongsmaof hij een voor
stel tot intrekking van het besluit heeft gedaan.
De heer Joilgsma merkt opdat hij nog geen voorstel ge
daan heeft en dat al deed hij hetdat voorstel niet aan de orde
is en het dit niet eerder lean zijndan wanneer het voor
stel van burgemeester en wethouders verworpen is.
De Voorzitter acht het stichten een er brugwachterswoning
eene bepaalde noodzakelijkheidomdat blijkens opgave de brug
ten vorigen jare meer dan 12,000 maal gedraaid is.
De heer Suringar zal zich ook neêrleggen bij het eenmaal
genomen raadsbesluit tot het stichten van een gebouw op den
hoek der Prins Hendrikstraat en wordt door het hooge cijfer
geenszins weerhoudenom aan het in behandeling zijnd plan
zijne goedkeuring te hechten ook al op grond van het door den
heer Attema aangevoerde. Maar spr. wenscht tevens te verkla
ren dat hij zich tevens voegt bij de opmerking van den heer
Wiersma omtrent het aanbrengen van een privaat; terwijl hij
voor zich zelf nog de aandacht wil vestigen op de omstandig
heid dat ervolgens het plan in het gebouw geen kelder zal
worden gemaakt. De commissie heeft dienaangaande geen voor
stel willen doenwegens de belangrijke kosten aan het maken
van een kelder verbonden. Spr. echter zou wel eens willen we
tenof de kosten van een kelder zóó aanzienlijk zijn dat men
dadrom er van zoude moeten afzien. In een gebouw toch, dat
alligt ƒ10,000 moet kósten, is, naar 't spr. voorkomt, een kei
.r. I
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
87
der eene noodzakelijkheid. Voor en aleer hij dus niet weet hoe
veel de kosten van een kelder zullen bedragenzal hij liet plan
niet. kunnen goedkeuren. Volgens 't gevoelen van den heer
Wiersma zouden de stukken toch aan den architect moeten wor
den teruggezonden nu zoude spr. wenschen dat dan met een
aan den architect werd gevraagd hoeveel een te maken kelder
zou moeten kosten.
De heer Wiersma geeft naar aanleiding van de door den
heer Suringar gemaakte opmerking te kennen dat liet gemis
van een kelder bij de bouwcommissie uiet onopgemerkt is geble
ven doch dat dezein aanmerking nemendedat. de begrooting
reeds zóó hoog is en dat aan het gemis van een kelder door net ma
ken van een flinke provisiekamer grootendeels wordt tegemoet ge
komen heeft, gemeend deswege geen voorstel te moeten doen.
Bovendien zal er welligt, geen bezwaar bestaan de provisieka
mer een paar voet in grond te laten zakkenspr. weet ten
minste niet of daartegen bedenkingen bestaan. Wil men echter
een kelderdan gelooft hijdat men dan nog wel eens wéér
de vraag zou mogen stellenof 't maar niet beter ware geheel
van het bouwen van een huis af te zien want zoo'n kelder
kost vrij wat. Men zal dan nog te minder van het uit te geven
kapitaal rente kunnen houden, spr. wil 'tin 't midden laten, of
het bij de voorgestelde inrigting geschieden zal. In 't korthet
bouwen zou dan eene onderneming zijn wel waardig nog eens
wat nader te worden bekeken. Spr. vertrouwt intusschen dat
men het hier wel met eene goede provisiekamer af kan omdat
het gebouw toch niet geschikt is om door een groot gezin te
worden bewoond. Hoewel de bouwcommissie het echter be-
trenrt, dat er geen kelder in het huis zal worden aangebragt.,
meent zij tochdat het beter is daarvanwegens de kosten
die er mede gemoeid zouden zijnaf te zien.
De Voorzitter wijst er op, dat het te verhuren gedeelte
grootendeels intrek wordt en dat men nergens bij intrekken kel
ders aantreft.
De heer van Valkenburg, voor de derde maal het woord
hebbende bekomenwenscht naar aanleiding van 't door den
heer Wiersma gesprokene op te merkendat het niet zijne be
doeling kan zijn den brugwachter den geheelen dag op de brug
te laten staan integendeelhij zou voor hem een wachthuisje
willen doen bouwenen zijns inziens is er tusschen eene woning
en een wachthuisje een vrij groot onderscheid.
Den heer Bloembergen komt het voor, dat de discussie op
de gevoerde wijze al vrij onvruchtbaar is. De heer Jongsma
verklaarde van zijn voorstel tot intrekking van het. besluit af
te zienomdat het voorstel van burgemeester en wethouders de
prioriteit heeft. Spr. echter is van oordeeldatindien er sprake
is van intrekking van liet besluitdau een voorstel daartoe de
prioriteit heeftboven dat om aan het besluit uitvoering te geven.
Wil men het besluit, intrekken heel goed maar dan is de
discussie over de inrigting enz. van 't gebouw geheel overbodig
terwijl deze nu gevoerd wordt, ofschoon er een voorstel tot in
trekking van het besluit in 't verschiet is. Spr. zou daarom den
lieer Jongsma in overweging wenschen te geven zijn voorstel
dadelijk ter tafel te brengen. Hem dunktdat dan de discussie
meer vrucht zal opleveren, want, wordt dat voorstel verworpen
dan zal men over de details van het gebouw kunnen spreken.
De heer Jongsma gelooft, dat het door den lieer Bloem
bergen gezegde in 't algemeen waar is en dat ook hij gaarne
zou wenschen te volgen den door dien spreker gegeven wenk
doch het opvolgen daarvan stuit z. i. af op de bepalingen van
't reglement van orde, 't welk Mil, dat aan het voorstel van
burgemeester en wethouders den voorrang worde gegeven. Eerst,
wanneer dat voorstel verworpen isis er besloten dat de raad
geen huis wil bouwen om liet aan derden te verhurenen eerst
dan zal een voorstel, om terug te komen op het principieel bij de
begrooting genomen besluit tot liet stichten van een gebouw
regt van bestaan hebben.
De heer Gorter vras primitief niet voor het stichten van een
huis hij heeft dan ook gestemd tegen het uittrekken eener som
van 7000 op de begrooting. Hij wil echter thans te kennen
geven dat hij na de uitvoering die reeds aan het besluit is
gegeven, wat betreft den onbebouwd gelaten grond en na het
in oogenschouw nemen van het terrein zich bij het voorstel zal
aansluitenbehouden? de in het plan aan te brengen veranderin
gen ingevolge den wensch der bouwcommissiedoor den heer
Wiersma nog nader herhaald.
De Voorzitter acht thans de zaak genoegzaam besproken;
indien dus geen der leden meer liet woord verlangtzal hij de
conclusie van 't voorstel in rondvraag brengen. Luidende die
conclusie als volgt«Vast te stellen het plan en bestek van een
«op den zuidoosthoek der Prins Hendrikstraat te stichten gebouw,
«zoo als dat door den gemeente-architect ontworpen en bij zijne
/missive d.d. 28 April jl.no. 181/1ingezonden is."
De heer Wiersma stelt voor aan de conclusie toe te voe
gen «met in achtneming van de bepalingdat op de eerste
//verdieping een voldoend privaat worde aangebragt."
De heer Suringar zou aan de conclusie nog hebben willen
toegevoegd het maken van een kelder. Wel zijn daartegen door
den heer Wiersma bezwaren geopperdmaar een cijferwaarop
die kelder zou komen te staan heeft spr. niet hooren noemen.
Hij zal zich niet te min met 't amendement van den heer Wier
sma voreenigenhet zou hem echter aangenaam zijndat de
heer Wiersma kon goedvinden dat amendement ook met het
maken van een kelder aan te vullen mogt hij echter daartegen
bezwaar hebben dan zal spr. zelf het voorstel daartoe doen.
De heer Attema vraagtof 't niet beter zou wezen dat het
amendement werd teruggenomen en aan burgemeester en wet
houders werd opgedragen om nader ter zake met den architect
in overleg te treden. De wensch wordt, uitgesproken dat er een
privaat worde gemaakt en, zoo mogelijk, ook een kelder. Spr.
dunktdat dit gerust aan burgemeester en wethouders is over
te laten tenzij de heer Wiersma zijn stem aan het voorstel af
hankelijk maakt van het aanbrengen van een privaat.
De heer Rooseboom acht het denkbneld van den heer At
tema onpraktiesch alligt zouden er op die wijze een paar maan
den kunnen heengaan voor dat, met de werkzaamheden wordt
aangevangen.
De heer Wiersma verklaartdat hij zijn stem voor het
voorstel, gelijk de heer Attema onderstelde, van 't aanbrengen
van een goed privaat afhankelijk stelt. Hij beaamt met. den
heer Suringar het wenschelijke van 't aanbrengen van een kel
der maar wordt door de daaraan verbonden kosten weérhouden
deswege een voorstel te doen.
't Amendement van den heer Wiersma wordt hierna aangeno
men met 11 tegen 3 6temmendie van de heeren Jongsma,
Bloembergen en Rooseboom. (I)e heeren Hommes, Rengers en
Buma hadden voor deze stemming de vergadering verlaten.)
De heer Suringar stelt vervolgens voor //dat er in het ge-
//bou_w worde aangebragt een kelder van voldoende ruimte."
De heer Gorter gelooftdatmet het oog op de ruimte, het
aanbrengen van een kelder niet doenlijk istenzij men het huis
geheel op kelders bouwt. Bij het maken eener voldoende provi
siekamer gelooft hijdat de kelder ook minder noodzakelijk is.
De heer Rooseboom deelt voor een groot gedeelte 't gevoe
len van den heer Gorterhoe wenschelijk ook in zijn oog een
kelder moge zijn. Hij wijst er op, dat van de gebouwen aan de
overzijde er slechts één een kelder heeftde anderen hebben al
leen een provisiekamer.
De heer Suringar zegt, dat juist op grond van de omstan
digheid dat in de huizen aan de overzijde der straat geen kel
ders v. orden aangetroffenhij het voorstel heeft gedaan. Hij
meende althansdat men zicli daar over 't gemis van kelders