88
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
beklaagde. De heer Gorter beriep zifch op 't geen de heer Wier
sma ten aanzien van de provisiekamer zcide. Had spr. de over
tuigingdat de provisiekamer zonder bezwaar een paar voet in
den grond kon worden neergelaten dan zou hij minder op het
maken van een kelder aanstaan maar zekerheid heeft hij dien
aangaande nietwant 't. is slechts eene bloote veronderstelling
van den heer Wiersma. En wanneer noeh het eennoch het
ander gebeurt zal spr. zich tegen de goedkeuring van 't plan
moeten verzetten.
't Amendement van den heer Suringar wordt hierna verworpen
met 11 tegen 2 stemmen die van de heeren Suringar en Bloem-
bloembergen. (De heer Bruinsma was bij deze stemming niet
tegenwoordig).
De heer OosterRoff vraagtof de kosten van het te maken
privaatdie zeker nog al belangrijk zullen zijn geen bezwaar
opleveren om het plan aan te nemen en of 't daarom niet beter
zoude zijn het plan onder zekere reserve, namelijk wat betreft
het bedrag der kosten, goed te keuren.
Den heer Bloembergen komt het voor, dat aan 't maken van
het privaat niet zoo groote kosten verbonden zullen zijn maar
dat het meer de vraag zal wezen of ter plaatse, waar men het
wenscht aangebragt te ziendaarvoor gelegenheid zal zijn te
vinden. Mogt dit niet het geval zijn of wel de kosten te groot
wordendan, meent spr., zullen burgemeester en wethouders wel
op nieuw een nader voorstel d<*en.
De conclusie van het voorstelgewijzigd ten gevolge van 't
amendement van den heer Wiersmawordt vervolgens aangeno
men met 10 tegen 4 stemmendie van de heeren Rooseboom
Suringar, van Valkenburg en Jongsma.
IV. De Voorzitter doet de vergadering in eene met geslo
ten deuren overgaan.
Na afloop der besloten vergadering niets meer aan de orde
zijnde wordt de vergadering door den voorzitter gesloten.
Verslag der handelingen van den Gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
89
Buitengewone vergadering van Zaturdag 27 Mei
1871.
Tegenwoordig 14 leden. Afwezig de heeren Attema, Jong
sma, BumaWestenberg, Gorter, de With en Suringar, allen
zonder kennisgeving.
Voorzitter de heer burgemeester.
I. Worden gelezen en onveranderd vastgesteld de notulen der
vergadering van 25 Mei jl.
II. Wordt ter tafel gebragt
1. Eene missive van voogden der stads armenkamerom ma^-
tiging tot wijziging van de begrooting dier instellingvoor de
dienst 1870.
Gesteld in handen eener commissie, bestaande uit de heeren
Attemade With en Oosterhofften fine van onderzoek en rap
port.
2. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot het be
noemen van een hulponderwijzerdie tegen genot van eene be
zoldiging van 300 werkzaam zal zijn aan eene der armenscho
len in deze gemeente.
Ter inzageom in eene volgende vergadering te worden be
handeld.
III. De vergadering gaat over tot de behandeling van het
voorstel van burgemeester en wethouders tot aankoop voor de
gemeente van een stuk grond voor de stichting van een publiek
privaat.
Geene discussie daarover plaats vindendewordt overeenkom
stig de conclusie van het voorstel besloten
Voorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten
van Frieslandburgemeester en wethouders te magtigcnom
voor de gemeente van den heer A. Barneveld alhier aan te koo-
pen een gedeelte van het perceel grond ten kadaster bekend
in sectie B, no. 1831, en wel ter lengte van 5.85 meter en ter
breedte van 1 meter, alzoo tot eene oppervlakte van 5.85 vier
kante metervoor de som van vijf en twintig gulden en overi
gens op de voorwaardendie hun collegiein overleg met den
tegenwoordigen eigenaarin het belang der gemeente dienstig
zal oordeelen.
IV. De Voorzitter, voor een oogenblik de aandacht der
vergadering verzocht hebbendezegtdat hij de leden heeft bij
eengeroepen om hen eene mededeeling te doendieware hij
daarin niet door afwezigheid verhinderd geworden reeds in de
vergadering van donderdag jl. zou zijn geschieden wel deze
dat hij na eene reeks van acht en twintig jaren als lid van den
raadwaarvan ongeveer twintig als lid van dagelijksch bestuur
en bijna de laatste zes jaar als burgemeester te hebben gefun
geerd na rijpe overwegingen en wegens hem persoonlijk move
rende redenen aan Zijne Majesteit den koning heeft te kennen
gegeven dat het hem aangenaam zou zijn van de functie van
burgemeester dezer gemeente te worden ontheven daarbij den
wensch uitdrukkendeom 1 Julij a. s. als zoodanig eervol ont
slag te ontvangen. Hij heeft het van zijn pligt geacht hiervan
aan de leden van den raad kennis te gevenen zal verder de
koninklijke beslissing afwachteninmiddels aan de vergadering
in overweging gevende deze mededeeling voor kennisgeving aan
te nemen.
De heer Bloembergen zegtdat waar eene zoo gewigtige
mededeeling wordt gedaan hij behoefte gevoelt deze met een
enkel woord te beantwoorden. Hij vertrouwtdat geen der
leden daarin eene ongepaste aanmatiging zijnerzijds zal zien
wanneer hij in herinnering brengtdat hij bijna 20 jaren met
den heer burgemeester in het dagelijksch bestuur der gemeente
zitting hadbehoudens eene korte tusschenpozing gedurende wel
ken deze daarvan geen deel uitmaakte. En waar dan nu dooi
den heer burgemeester eene zoo belangrijke mededeeling wordt
gedaan, daar dringt onwillekeurig de herinnering aan dat ver-
ledene zich bij hem op maar bovenal verlevendigt zich dddr de
gedachte aan den ijver, de belangstelling en onafgebroken zorg,
waarmede de geachte voorzitter steeds werkzaam was in de be
hartiging van de belangen dezer gemeente. Vooml als lid van
't collegie van dagelijksch bestuur had spr. ruimschoots de gele
enheid die werkzaamheid gade te slaan en op te merken met
oeveel zorg hij èn in zijne betrekking als raadslid èn in die
van medelid van het dagelijksch bestuur die belangen voorstond
en inzonderheid gedurende het laatste zestal jaren nadat hij
met opoffering van eigen rust en genoegende betrekking van
burgemeester dezer gemeente had aanvaard onvermoeid aan de
waarneming daarvan zijne beste krachten wijdde. Wanneer het
hier gold de mededeeling van het voornemen tot het aanvragen
van ontslag, dan voorzeker zou spr. het niet aan ernstigen
aandrang laten ontbreken om den heer burgemeester zoo
mogelijk van dat voornemen terug te brengen en hij gelooft de
overtuiging te mogen uitspreken dat hij in dat opzigt krachtigen
steun zoude vinden bij de leden der vergadering maar we hebben
het kunnen hooren dat het ontslag reeds is aangevraagd en nu
zegt spr. rest ons niets dan ons innig leedwezen te betuigen
dat het bestuur des burgemeesters medewerking zaL moeten mis
sen wanneer de koning op het hem gedaan verzoek goedgunstig
zal gelieven te beschikken. Intusschen, spr. moet het herhalen,
het was voor hem eene behoefte zijn gevoelen in dezen uit te
spreken. Hij doet dit ook namens zijne medeleden in het dage
lijksch bestuur; maar hij vertrouwt ook de tolk te zijn van de
leden des raads. Hij wil er voor het oogenblik niets meer bij
voegen in afwachting der koninklijke beslissing maar eene
levendige overtuiging i^ het bij hem,'dat, wanneer het verzoek
wordt ingewilligd, bij de leden van den raad aan de herinnering
van het vele goededoor de medewerking van den heer burge
meester tot stand gebragteen innig gevoel van dankbaarheid
zich zal parendat ook ruimschoots weerklank zal vinden van
de zijde der ingezetenen dezer gemeente.
De Voorzitter betuigt zijn hartelijken dank voor de woor
den door den heer Bloembergen gesproken en geeft de verzeke
ringdat het hem moeite heeft gekost, om te komen tot het
besluit om af te zien van eene betrekking, die met belangstel
ling door hem is waargenomen - immersde gemeente Leeu
warden met hare ingezetenen is hem lief en hij hoopt zich voort
durend in hare welvaart te mogen verblijden.
De vergadering wordt hierna gesloten.