112
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
a. zoo spdedig mogelijk over te gaan tot den publieken ver
koop van de perceelen nos. 6 tot en met 15 van het bouwter
rein B
b. de voorwaarden van verkoop vast te stellen."
De heer RooseDooin zegt.dat als bij de bedoeling van het
voorstel wèl vathet dan het plan is het vaststellen der aan
den verkoop te verbinden voorwaarden aan burgemeester en
wethouders over te latenen aangezien het hem voorkomtdat
in dezen van de te stellen voorwaarden het aannemen van het
voorstel geheel moet afhangenzoo zou hij gaarne wenschen
te worden ingelicht, of hij werkelijk de bedoeling van het col-
legie geraden heeft.
De Voorzitter antwoordt, dat het de bedoeling is de voor
waarden nader aan 's raade goedkeuring te onderwerpen.
De heer Bloembergen gelooftdat het voorstel is in over
eenstemming met de bepalingen der gemeentewetwaarbij de
vaststelling van plannen en voorwaarden aan burgemeester en
wethouders wordt opgedragen tenzij de raad zich die vaststel
ling mogt hebben voorbehouden. Ligt het uu in de bedoeling
A an den raad zich de vaststelling der voorwaarden voor te be
houden liet zal kunnen geschieden indien de raadop een
daartoe te doen voorsteldit zijn verlangen uitspreekt.
De heer JongSHia gelooft ookdat de raadwil bij de
voorwaarden vaststellenhier een voorbehoud moet uitspreken.
Van burgemeester en wethouders kon men geen ander dan het
gedaan voorstel verwachtenomdat de gemeentewet hun het
vaststellen der voorwaarden toekent. Het initiatief tot het uit
spreken van voorbehoud alzoo van den raad zeiven moetende
uitgaan stelt spr. bij amendement aoor, dat de raad zich het
vaststellen der voorAvaarden voorbehoudt.
De heer van Sloterdijck is het niet met den heer Jongsma
eensdat de raad zich het vaststellen der voorAvaarden behoeft
te reserveren. Het geldt hier niet eene van de gevallen bedoeld
bij art. 142 der gemeentewet't betreft hier niet eene aanbeste
ding van werken of leverantiënmaar verkoop van vastigheden
en spr. gelooft nietdat liet opgaatdat burgemeester en Avet-
houders voor dien verkoop de voorwaarden vaststellen, liet ligt
niet in den aard der zaak dat de raad zich liet vaststellen der
voorAvaarden voorbehoudehij moet ze vaststellen.
De heer Wiersma is het geheel met den heer van Sloter
dijck eens. De voorwaarden voor den verkoop van de bouw
terreinen immers zijn door den raad vastgesteld en wanneer
men nu meent van die voorAvaarden te moeten afwijkendan
zal het ook de raad moeten zijn die de voonvaarden daarvoor
vaststelt.
De Voorzitter repliceert, dat hij juist met het oog er op,
dat de primitive voorAvaarden door den raad zijn vastgesteld
zoo straks heeft gezegddat het 't plan was de voorwaarden aan
's raads goedkeuring te onderwerpen.
De heer Rooseboom gelooftdat men aan de geopperde
bezwaren zal kunnen te gemoet komen door Aveglating van de
woorden /,ous te magtigen" enz.
De Voorzitter is van oordeeldat het dan nog beter zou
zijn punt b. te doen luiden//de voorwaarden van verkoop te
ontwerpen en aan 's raads goedkeuring te ondenverpen". Hij
stelt voor daartoe te besluiten.
Nadat de heer Jongsma verklaard had zich daarmede wel
te kunnen vereenigenwordt de aldus gewijzigde conclusie zon
der hoofdelijke stemming aangenomen.
4. Voorstel van burgemeester en wethoudersomtrent de door hen
met het departement van oorlog gevoerde onderhandelingen over den aan
leg eener schietbaan. (Zie bijlage 19.)
De heer Duparc heeft eene enkele opmerking te maken.
Volgens het voorstel zal men ter gelegener tijd overgaan tot den
aanleg eener schietbaan ter lengte van 100 meterdie lengte
Avordt geacht voor de schietoefeningen der schutterij voldoende
te zijn. Maar nu is bij spr. de vraag opgerezen of de baan niet
zoodanig is aan te leggen dat later niet de gelegenheid zal zijn
benomen haar te verlengen, 't Geval is toch denkbaar, dat het
rijk tot andere gedachten komt en de gevraagde vergoeding voor
het gebruik der schietbaan wil voldoen. Ook rijst bij spr. de vraag,
of eene lengte van 100 meter wel genoegzaam zal zijn voor de
schietoefeningen van een eventueel op te rigten scherpsschutters-
korps. Wel is daarvan op dezen oogenblik geen sprakemaar
men weet nietwat later zal gebeuren. Daarom dient inen er
zich voor te wachtendat men later voor het geval stadat de
baan niet verlengd kan worden.
De Voorzitter merkt opdat bij aanneming van het voor
stel nog niet de gelegenheid wordt benomenom op nieuw on
derhandelingen aan te knoopen.
De heer Bloembergen zegtdat als hij de bedoeling van
den heer Dupare goed vatdeze beducht isdatwaar men nu
spreekt van 100 meter, zich den weg zou afsnijden de baan
eene meerdere lengte te geven. Spr. gelooft nietdat dit het
geval is, en dat men door dit besluit zich nog geenszins aan 100
meter verbindt. Immershet terreinwaarop de schietbaan
zal worden aangelegd is liet eigendom der gemeente. Men zal
dus uit den aard der zaak de baan zoo kunnen aanleggen dat
er later gelegenheid besta haar te verlengen. Dat dit niet zou
kunnen daarvan is in het rapport volstrekt geen sprake. Men
geeft daarbij bloot te kennendat de gemeentebijaldien het
rijk geene hoogere vergoeding wenscht te geven, zich zal bepa
len tot datgene, wat ze ten behoeve der schutterij verpligt is,
namelijk tot het maken eener schietbaan ter lengte van 100 me
ter. Die clausule is juist in het rapport aangebragt, om aan te
toonendat de gemeente meer doetdan waaraan zij in opzigt
tot de schutterij behoefte heeften alzoo te motiveren de som
die men gemeend heeft als vergoeding van het rijk voor de
schietoefeningen van het garnizoen te moeten vragen Van de
bedongen vergoeding gewagendeacht spr. zich verpligt der ver
gadering opmerkzaam te maken, dat in het gedrukte rapport eene
Fout is ingeslopen dewijl daarin, in plaats van 825 ƒ525 staat.
Trouwensuit het voorafgaande is het ook Avel op te maken
dat 325 bedoeld wordt. In ieder geval gelooft spr.dat er
volstrekt geen redenen bestaanzich er over beducht te maken,
als zoude de baan later niet kunnen worden verlengd.
Hierna wordt de conclusie van het voorstel in omvraag ge-
bragt en met algemeene stemmen aangenomen, zoodat is besloten
Burgemeester en wethouderB te magtigen, aan den kolonel,
kommandant van het le regement infanteriete kennen te ge
ven dat het gemeentebestuur geen genoegen neemt met de door
het departement van oorlog bij missive van 19 Junij jl. aange
boden vergoeding voor het gebruik der eventueel op te rigten
schietbaan en zich voorbehoudtbijaldien genoemd departement
niet genegen is tot 'net verleenen eener meer billijke vergoeding,
ter gelegener tijd eene schietbaan te doen aanleggen ter lengte
van 100 meteruitsluitend ten dienste van de dienstdoende
schutterij in deze gemeente.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het aangaan eener
ruiling van grond met den staat der Nederlandenwaarbij de gemeente
a. aan den staat overdraagt van de kadastrale perceelen sectie G
nos. 1564, 809 en 825, respectivelijk 14.11, 8.01 en 0.015 are, te
zamen alzoo 22.135 areen
b. van den staat erlangt 0.60 are van het perceel sectie G, no. 826
en 9.70 are van no. 808 te zamen alzoo 10.30 areeen en ander
overeenkomstig overgelegde waardeberekeningen volgens welke de gemeente
zou ontvangen een toehaak van 533.
De heer van Sloterdijck zou ter zake wel eenige inlichtin
gen wenschen te ontvangen. De overdragt van den door den
staat voor den aanleg van den spoorweg benoodigden grond is
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1871.
113
in der tijd gedaan door het bestuur van het St. Anthonij Gast
huis en het gemeentebestuur onder voorwaarde dat het bestuur,
dat later den grond in eigendom zou erlangen hem aan den
staat definitief zoude overdragen. De koopsom van den grond
is staande de onderhandelingen met het gasthuis bij het rijk ver
bleven. Die onderhandelingen echter zijn reeds in 't begin van
1870 ten einde geloopen en is de gemeente daarbij in 't bezit
van den grond gesteld. Wordt nu vraagt spr.de onteigening
som bij deze ruiling verrekend Wordt thans de geheele reke
ning geliquideerd? Is dit het geval dan zou hij wel eens wil
len weten, waarom dit niet reeds in 1870. kort na het tot stand
komen der transactieis geschied Het bedrag zou dan rente
hebben verstaan. Hoe 't zijspr. wenscht te vernemen of er
bepaalde redenen hebben bestaanom niet dadelijk na het tot
stand komen der transactie de som te vereffenen
De heer Bloembergen geeft in antwoord op de gedane vra
gen te kennen dat onmiddellijk na het sluiten der transactie met
het St. Anthonij Gasthuis door burgemeester en wethouders po
gingen zijn aangewend de door den staat verschuldigde ontei-
geningsom te erlangen. Bij die gelegenheid heeft men echter
ontAvaarddat er moeijelijkheden verbonden waren aan de uit
wijzing van hetgeen eigenlijk aan den staat was overgedragen.
Maai- bovendien deed zich daarbij het bezwaar opdat mogt
men al dadelijk de koopsom vereffenener dan nog naderhand
weder onderhandelingen zouden moeten worden geopend om een
gedeelte van het overgedragene terug te erlangen en daarbij nog
eene andere strook gronds te verkrijgendie de gemeente bleek
noodig te hebben voor de exploitatie van het; aschland. Deze
omstandigheden hebben aanleiding gegeven tot eene bespreking
met den ambtenaar belast met den aanleg van den spoorweg
waarbij het duidelijk werddat het 't verkieslijkst zoude zijn een
en ander bij Avijze van ruiling te bevorderenanders toch voorzag
men velerlei moeijelijkheden. Men achtte het dus raadzaam de
zaken te combinerente meer nogomdat het intussehen geble
ken Avasdat er eene misstelling in de kadastrale nummers be
stond. Eene nieuwe opneming van het terrein heeft toen plaats
gehad, bij welke gelegenheid de bestaande misstelling zoodanig is
in het reine gebragtdat men nu tot eene ruiling zal kunnen
geraken. Bij het voorstel ter zake is alles in acht genomen
wat in het belang der gemeente kan strekkenen spr. gelooft
dat werkelijkwanneer de zaak op de voorgestelde Avijze wordt
getermineerdde gemeente niet benadeeld veeleer bevoordeeld
zal worden al was het ook maar alleen om in 't bezit te ge
raken van den grond die niet door 't St. Anthonij Gasthuis aan
de gemeente kon worden overgedragen en dien zij toch voor het
aschland behoefde. Immers, behalve van het aschland zijn ter
plaatse ook onteigend gronden toebehoord hebbende aan den tim
merman Franzen alsmede eene strook gronds als helling in ge
bruik bij den scheepstimmerman de Jong. Die gronden juist zijn
hetdie de gemeente althans voor een gedeelte noodig had om
aan het aschland de vereischte inrigting en uitbreiding te kun
nen geven. Dit een en ander zal nu bij het aan te gaan con
tract in 't reine worden gebragtenzoo als gezegdspr. 'is van
oordeeldat de gemeente daarmede veeleer gebaatdan bena
deeld zal worden.
De conclusie van het voorstelom voorbehoudens goedkeuring
van heeren gedeputeerde staten van Friesland de ruiling met
den staat der Nederlanden van bovenomschreven gronden en op
de voorgestelde voorwaarden aan te gaanwordt vervolgens zon
der hoofdelijke stemming aangenomen.
IV. De Voorzitter doet de openbare vergadering in eene
met gesloten deuren overgaan.
V. Na afloop van de besloten zitting wordt de openbare voort
gezet en daarin in behandeling genomenhet voorstel van burge
meester en wethoudersop het door den commissaris van politie aan
den koning gedaan verzoek tot vei'hooging zijner bezoldiging.
De conclusie van het voorstel luidt
/,Aan den heer commissaris des konings in deze provincie
naar aanleiding van zijn aan burgemeester en wethouders dezer
gemeente, bij missive dd. 3 Junij jl.lste afd.no. 935 gerigt
en aan den raad medegedeeld verzoek, te kennen te geven, dat
volgens het gevoelen van den raad
het verzoek van den heer commissaris van politie alhierin
zoover het betreft aanvraag om verhooging a an tracteinentbe
hoort te worden toegewezen
b. de jaarwedde van den commissaris van politie dezer gemeente
behoort te worden gesteld op 1800."
Over de algemeene strekking van 't voorstel geene discussie
plaats vindende, wordt tot de behandeling der conclusie over
gegaan en punt a daarvan met algemeene stemmen aangenomen.
Punt b. De heer Jongsma heeft uit volle overtuiging ge
stemd voor punt aomdat zijns inziens de jaarwedde van den
commissaris van politie moet worden verhoogd. Hij kan zich
echter minder vereenigen met het cijfer, waarop volgens 't voor
stel de jaarwedde zou behooren te a\ orden gebragt. Bij aanne
ming van dat cijfer zou de jaarwedde met 600 worden ver
hoogd. De feitelijke toestand zou dan zijndat de commissaris
van politie van de gemeente zou genieten ƒ1800 als zoodanig;
terwijl de burgemeester daarenboven door de begrooting in de
gelegenheid wordt gesteld hem 250 voor de waarneming van
't openbaar ministerie toe te kennen, wanneer hij de waarneming
aan hem opdraagt. Spr. zegt opzettelijk van //in de gelegenheid
gesteld," omdat liet. den burgemeester vrij staat de waarneming
van 't openbaar ministerie aan een ander op te dragen. Hij ver
trouwt. echterdat de feitelijke toestand wel voortdurend zal
worden bestendigd. De commissaris van politic zou dus voor
een en ander ontvangen eene jaarwedde van ƒ2050. Deze som
komt spr. te hoog voor, wanneer hij er op let, dat de jaar
wedde van den otïicier van justitie, bij eene regtbank van de
le klasse 2300, van de 2e klasse f 2000 en van dc 3e klasse
1800 bedraagt. Naar zijn oordeel geeft liet eene wanverhou
dingwanneer de jaarwedde van den officier van justitie in
't zelfde arrondissement slechts ƒ250 meer bedraagt dan die van
den commissaris van politie. Indien dus geen der andere leden
daartoe het voorstel mogt doenzal spr. van zijnen kant een
amendement indienen, om de jaarwedde op ƒ1600 te stellen.
De heer van Sloterdijck wenscht daargelaten of in
't onderhavig geval de jaarwedde van den commissaris van po
litie tot die van den officier van justitie gunstig te noemen is
op te merkendat dit voor hem geen reden iszich bij de be
paling der jaarwedde van den commissaris van politie te regelen
naar sommige rijkstractementen. Moeten de gemeenteambtenaren
eene karige bezoldiging hebbenomdat het rijk zijnen ambtenaren
een laag tractement toekent? Integendeel, voor spr. is dit juist
eene reden tot verhooging. Werkelijkhet rijksbestuur moet
het. op deze manier duidelijk gemaakt worden, dat liet noodig
tijd is de tractementen zijner ambtenaren te verhoogendat
vele daarvan geene billijke bezoldiging genieten. Spr. erkent
dat wanneer langs dezen weg de commissaris van politie ƒ2050
per jaar zal genietenterwijl de jaarwedde van den officier van
justitie slechts J 2300 bedraagtdit op verre na geen gunstige
verhouding geeftmaar hij is van oordeeldat men ten opzigte
van dezen ambtenaar denzelfden weg moet volgendie men
vroeger heeft ingeslagen toen de raadbij 't adviseren over de
jaarwedden van den ^burgemeester secretaris en ontvanger zich
ook niet gerigt heeft naar de tractementen voor sommige rijks
betrekkingen toegelegd. De commissiedie destijds heeft ge
rapporteerd heeft er in tegendeel op geAvezen dat vele dier
ambten te laag bezoldigd Avordendan dat. zij voor de bepaling
van liet bedrag eenigerlei jaanvedde tot maatstaf zouden kunnen
strekken. Met het oog op deze opmerkingen gelooft spr.dat
punt b. der conclusie zeer wel voor aanneming vatbaar is.
De heer Jongsma stelt bij amendement voor, in plaats van
ƒ1800, te stellen ƒ1600.