120
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
wting op het aschland" te doen vervallen. Het punt zal dan
//bloot luiden //ten behoeve van de bestrating in de Weerdt Fau-
convalkeijen aan te schaffen.
De heer Hommes wenseht andermaal te berde te brengen
wat hij reeds zoo straks heeft geavanceerd. Wanneer de archi
tect oordeeltdat veldkeijen voor het aschland geschikt zijn
dan zou spr. er toe overhellen deze in andere straten weg te
nemen.
De Voorzitter merkt den vorigen spr. op, dat het nu uit
sluitend geldt de Weerdt, namelijk de beslissing over de steen
soort waarmede deze zal worden bestraat. Straks zal er gele
genheid bestaan om over de veldkeijen voor het aschland te
spreken.
De heer Westenberg meende in de vorige vergade
ring er van te hebben hooren gewagen dat veldkeijen voor den
opreed van het aschland minder geschikt waren en dat juist
daarvoor de keijen uit de Weerdt moesten worden gebezigd. Men
schijnt dus in eens van opinie veranderd te zijn. Bestaan daar
voor motivendan zou spr. daaromtrent gaarne inlichtingen
ontvangen.
De heer Dirks zegtdat die inlichtingen gemakkelijk te ge
ven zijn. 't Is waardat in de vorige vergadering er op is ge
wezen dat volgens de opinie van den architect voor den op
reed van het aschland de keijen uit de Weerdt konden worden
gebruikt. Men meeende dat die keijen voor dat doel geschikt
waren doch dit wordt nu betwijfeld. De architect toch heeft
nu te kennen gegevendat die steenen met meer succes kunnen
worden aangewend voor aanvulling van de slechte bestrating in
andere gedeelten der stad. Daar komt bijdat een groot ge
deelte dier steenenmisschien wel l/3 voor niets anders bruik
baar is als puin. Besluit nu de raad om voor het aschland veld
keijen te bezigendan is het voornemen om de zwaarste soort
daarvan voor den opreed te gebruiken. Hiermede meent spr.
het bezwaar omtrent het niet gebruiken der steenen uit de
Weerdt voldoende te hebben opgelost.
De heer van Sloterdijck kan het niet ontkennen, dat de
wendigdie deze zaak heeft genomen op hem een zeer vreem
den indruk maakt. Hij toch gelooft, dat de primitive indruk
van het voorstel deze wasdat men noodig had eene bestrating
op het aschlanddat men daaraan wenschte te verbinden het
nemen eener proef met andere steensoorten. Men wou op twee
plaatsen verschillende soorten van steen gebruiken. Spr. is aan
vankelijk voor die proefneming geweest. Door het straks aan
genomen amendement is echter eene voorwaarde dier proef ver
vallen. Toch zou hij gewenscht hebben dat met tweeërlei soort
steen eene proef genomen en de uitkomende keijen voor 't, asch
land gebruikt ware. Zooals reeds gezegd een gedeelte van het
voorstel is vervallenterwijl nu ook de bevrediging van de an
dere wordt terug getrokken. Nu ook zullen niet de keijen uit
de Weerdt naar 't aschland worden gebragt. Spr. dunkt, dat
hiermede de raison d'être van het geheele voorstel is komen te
vervallen, 't Is thans noch eene volledige proef noch het ge
bruiken der uitkomende keijen voor het aschland. Dat men nu
zal heengaan om met de keijen uit de Weerdt andere met veld
keijen bestraatte gedeelten te vervangen en deze veldkeijen voor
't aschland te bezigen dit acht spr. minder geschikt.
De heer Dirks moet opmerken dat de heer van Sloterdijck
ten onregte in het denkbeeld verkeertals zoude er eene proef
met twee soorten van steen worden genomen. Men beoogde
slechts het beproeven van eene soortnamelijk de Fauconval-
keijen voor de bestrating in de Weerdt. De Quenastkeijendie
men het plan had langs den Nieuwen weg te leggen zijn ge
noegzaam bekendwant ze liggen in onderscheidene straten.
Nog moet hij opmerken dat de bestrating in de Weerdt in een
zoo ellendigen toestand verkeertdat vernieuwing daarvan in
allen gevalle dringend noodzakelijk is.
De heer van Sloterdijck repliceert, dat de heer Dirks het
liet voorkomendat met de vervloering van de Weerdt te naau-
wernood het nemen eener proef wordt beoogd. Spr. erkent dit
in zooverre namelijk dat de stand der zaak daartoe aanleiding
geeft. Doch 't zij hem vergund er bij te voegen dat het ge
heele rapport van het nemen van proeven doorstraalt. Men zal
zich thans tot eene soort steen beperken maarmerkt spr. op
ware het amendement van den heer Westenberg niet aangeno
men dan zou hij hebben voorgesteld voor den Nieuwen weg
eene andere soort dan Quenastkeijen te bezigen. Dat de ver
nieuwing van de Weerdt noodzakelijk is zal hij niet tegenspre
ken maar evenmin zal men het hem kunnen tegenspreken
wanneer hij beweertdat wel in twintig straten de vernieuwing
net zoo noodig is. Had spr. intusschen geweten dat de uitdruk
king «en de uitkomende keijen voor de bestrating op het asch
land te bezigen" uit punt b der conclusie zou worden geligt
hij zou gestemd hebben tegen punt a lier conclusiewant als
proefneming kan hij de zaak thans niet meer laten gelden.
De heer Gorter gelooftdatwanneer hij de zaak goed vat,
het dan hoofdzakelijk hierin zit, dat de raad de Weerdt wil be
vloeren met eene nieuwe soort keijen en de daaruit komende
keyen voor de bestrating op 't aschland wil hebben gebezigd.
Wanneer dus dit in de conclusie wordt bepaald, dan is zijns
inziens alles in 't reine.
De Voorzitter moet den laatsten spreker opmerkendat
juist de keijen uit de Weerdt voor 't aschland ongeschikt wor
den geacht.
De heer Rooseboom herinnert er aandat in de vorige
vergadering het hoofdargument was geene nieuwe veldkeijen
aan te schaften. Het bevreemdt hem dat de straks door den
voorzitter gedane mededeeling niet is gedaan voor tot de behan
deling van 't voorstel werd overgegaan. Welligt had de raad
er zich dan niet mede vereenigd spr. althans is niet wars van
het denkbeeldom op het genomen besluit terug te komen.
De Voorzitter releveert, dat inderdaad burgemeester en
wethouders zich hadden voorgesteld dat het voorstel zou leiden
zoo tot het verkrijgen eener goedkoope bestrating op het asch
land als tot eene aanvankelijke proefneming met verschillende
steensoorten in verband met eene gewenschte verbetering der
bestrating in het algemeen. Die proef evenwelis iü de vorige
vergadering door den raad bestreden. Men meende dat daar
van geen sprake moest zijndat men daarop later moest komen,
bij het vaststellen van een volledig plan. Er bleef echter over
het punt,of dan toch de bevloering van de Weerdt en van den
Nieuwen weg niet moest worden vernieuwd en of in verband
daarmede niet de uitkomende keijen niet zouden zijn te bezigen
voor het aschland waardoor men een afzonderlijken aankoop
van veldkeijen welligt zou voorkomen. Doch het denkbeeld tot
vervloering van den Nieuwen weg scheen geen ingang te vinden
van daar het amendement van aen heer Westenberg om dezen
van de vernieuwing uit te zonderen. De zaak verandert daar
door geheel in aard en strekking. Nu alleen wordt de vernieu
wing van de bevloering in de Weerdt algemeen als wenschelijk
erkend. Spr. erkent volledig, dat aanvankelijk het plan was de
daaruit komende keijen voor het aschland en wel bepaaldelijk
voor den opreed daarvan te gebruikenomdat men meende
dat ze daarvoor door den architect geschikt waren geoor
deeld. Daarover met den ambtenaar sprekendebleek het 't da
gelijksch bestuur, dat het zich in zijne bedoeling had ver-
ist in zoover namelijk dat deze niet van oordeel wasom de
eijen uit de Wqerd voor 't aschland te gebruiken maar dezen
op eene andere plaats in de stad te bezigen en van daar veld
keijen beschikbaar te krijgen. Dit is de loop der zaak. Spr.
heeft de stukken nagegaan en hij moet het erkennen dat het
hem daarbij niet gebleken isdat de architect ergens bepaalde
lijk heeft te kennen gegeven de keijen uit de Weerdt naar 't. asch
land te willen brengen. In allen gevalle, de groote meerder
BHPH
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1871.
121
heid van den raad is van oordeeldat de vervloering van de
Weerdt dringend noodzakelijk is. Wil men nu per se dat de
keijen van daar voortkomende voor 't aschland zullen worden
gebruikt 't is spr. goedzijn voorstel van zoo straks zou
dan komen te vervallen maar toch gelooft hij dat men wel
mag in het oog houden de inlichtingen van den architectdat
hij die keijen daar niet geschikt acht. Spr. heeft gemeend
daarvan te moeten gewagen omdat hijbij het verzwijgen van
deze inlichtingenhet dagelijksch bestuur niet zou verantwoord
rekenen.
De heer Duparc heeft zaturdag gestemd tegen het amende
ment. Hij is daartoe gekomen door de toen van het dagelijksch
bestuur ontvangen pertinente verklaringen, hierop neerkomende:
we moeten hebben eene bestrating op het aschlanddeze
behoeft niet van de beste soort keijen gemaakt te worden
we kunnen nu wel veldkeijen aanschaffen maar we krijgen ze
toch spoedig genoeg uit andere straten die vernieuwd moeten
wordenwat zal het geval wezen als men nu nieuwe keijen
aanschaft dit dat men dan later de overtollige veldkeijen
welligt voor l/3 of 1/2 der waarde van de hand zal moeten doen.
Daarop is spr. afgegaan. N11 echter verandert de zaak. Spr.
erkentdat de Weerdt moet verstraat worden maar niet min
der waar is liet, dat ook andere straten daaraan groote behoefte
hebben. Hij had zelfs gewild dat men zooveel van die straten
had opgebrokendat men de benoodigde keijen voor 't aschland
had. 't Spijt hemniet zoo straks de nu ontvangen inlichtingen
te hebben vernomen dan ook zou hij niet gestemd hebben
voor de vernieuwing van de bevloering in de Weerdt.
De heer Dirks zegt.dat de zaak zich hoe langer zoo meer
verward gelijk dit dikwijls het geval iswanneer door een aan
genomen zoogenaamd amendement de orde daarvan verbroken
wordt. Spr. wil dit echter volstrekt niet zeggen van 't amende
ment van den heer Westenberg. Integendeel dat amende
ment heeft de zaak weder geheel gebragt op het zuiver stand
punt, dat door de bouwcommissie ten dezen was ingenomen. Aan
die commissie werd voorgelegd een voorstel van den architect
tot bevloering van het Dockumerend de Weerdt en den Nieu
wen weg, met nieuwe aan te schaffen buitenlandsche keijen. Zij
heeft daarop geadviseerd om alleen de bestrating in de Weerdt
aldus te vernieuwen en dat wel met Quenastkeijen hoedanige
ook op het zich aan de Weerdt" aansluitend Hofplein worden
aangetroffen. De twee andere gedeelten wilde zij doen vervallen,
Hieromtrent hebben bij burgemeester en wethouders overleggin
gen plaats gehad met dit gevolg dat ook zij het Dockumerend
voorloopig lieten vervallen. De meerderheid van het collegie
en ook spr. heeft zich eindelijk daarbij kunnen aansluitenoor
deelde het echter raadzaam de beide overige gedeelten (Weerdt
en Nieuwe weg) te vervloeren en wenschte dit ook met nieuwe
buitenlandsche keijen te doen. Het voorstel Westenberg heeft dus
de zaak tot het oorspronkelijke voorstel der bouwcommissie terug-
gebragt, want de Nieuwe weg is daardoor weggevallen. De raad is
dus met de commissie eenstemmig. Dit dunkt spr. staat vast. Men
kan 1111 wel zeggen, dat er even zoo goed twintig andere straten
zijndie vernieuwd moeten worden maar men moet dan toch
met één beginnen en zoo even is bepaald dat de raad de
Weerdt wil vervloeren. Des noods kan men dit tot proef met
twee soorten van keijen doen wat belet ons daarin vraagt
spr. Hij ontkent echter de bewering van den heer van Sloter
dijck dat het plan zou hebben bestaan met tweeërlei soorten
van steen proeven te nemen.
Thans rest spr. nog een enkel woord over de vraagwaarom
men er van is teruggekomen om de keijen uit de Weerdt voor
het aschland te bezigen Dit gebeurt vooral daarom omdat de
architect heeft gezegddat hij die keijen veel beter gebruiken
kan voor andere stratenwaar dezelfde soort keijen worden
aangetroffen o. a. bij de opreden van de pijpen over de grach
ten. Het eenige verschil be6taat dus hierin dat de keijen niet
voor 't aschland maar voor de verbetering van andere straten
zullen worden aangewend. Hem dunkt dat dit verschil haast de
moeite niet waard is er over te spreken. In de Weerdt liggen -j®|
slechts 320 centiarereken dat er wel ruim 100 centiare als
onbruikbaar zullen afgaandan zal men in het geheel 200
centiare overhouden en dus 200 centiares meer veldkeijen moe
ten koopen als eerst het plan was.
De heer Duparc heeft eene enkele vraag te doen. Hij hoort
er van sprekendat het verschil op een klein veld neérkomt.
Hij neemt dit aan maar en hier komt hij tot zijne vraag
hoe zal men dan met het aschland Zal dat nog voor den win
ter bestraat worden? Juist in de vorige vergadering heeft hij
de dringende noodzakelijkheid daarvan hooren beweren. Spr.
heeft de voorgestelde verbetering niet beschouwd als een greep
in 't algemeen plan maar meer om keijen voor eene bestrating
op 't aschland te krijgen. 'ij®
De Voorzitter antwoordtdat het van zelfs spreektdat
het aschland moet bevloerd worden dit heeft ook altijd op den
voorgrond gestaan. Mogt, nu het voorstel worden afgewezen
dan is het natuurlijkdat men voor 't aschland veldkeijen zal
moeten aanschaffen. Thansmerkt spr. opgeldt het bloot de
vraag, of de keijen uit de Weerdt voor 't aschland zullen gebe
zigd wordenja dan neen. Hij moet opkomen tegen de bewe
ring, dat de raad van de vervloering van de Weerdt zou hebben
afgezien voor 't geval hij het geweten had dat de daaruit ko
mende keijen niet voor 't aschland zouden worden benuttigd.
Bij de geheele bespreking heeft het vastgestaandat de ver
nieuwing der bestrating in de Weerdt niet mogt worden uitge
steld. Ware dat niet het geval geweest de raad zou ten op-
zigte dier bestrating gehandeld hebben als met die van den Nieu
wen weg. Met den heer Dirks gelooft spr. dat het verschil
van zóó luttele beteekenis is dat de raad zich daardoor niet
behoeft te laten weerhouden.
De heer Dirks merkt in betrekking tot de vraag des heeren
Duparc nog opdat de bestrating van het aschland vast staat
die bestrating immers wordt door de omstandigheden geboden
zoo zelfs, dat het dagelijksch bestuur, met het oog op het spoed
eischende daarvan, het tegenwoordig voorstel in eene buitenge
wone vergadering heeft in behandeling gebragt.
De heer van Valkenburg wijst er opdat in betrekking
tot het voorstel bij de gewijzigde begrooting eene uitgaaf van
ƒ6000.- wordt geraamd. Dit heeft spr. niet tot zijn genoegen
ontwaard. Bij de behandeling der primitive begrooting is de
aandacht gevestigd op een algemeen plan van bestrating. Iiet. f
voorstelnu in behandelingheeft allen schijn alsof het zeilt
onder de vlag voor eene proefneming voor dat algemeen plan
en voor eene bestrating op het aschland. Wat de proefneming
betreft gelooft spr.dat een bezwaar daartegen is de tijd die
daarvoor gevorderd wordt. Bovendienmen zal slechts eene
proef op zeer beperkte schaal kunnen nementerwijl de uit
gaven die ze na zich zal slepen kapitaal zullen zijn. Spr. heeft
een ander idée. Er zijn bij de stukken onderscheidene adviezen
van architecten in andere plaatsen. Mogt men nu tot een vast
plan willen overgaanzou het dan zoo vraagt hij - niet
beter zijndat er eene commissie werd afgevaardigd tot het in
stellen van een onderzoek in die gemeentenwaar volgens de
inlichtingen de bestrating gunstig is? Vele leden der vergadering
hebben naar spr. gelooftvoor de vervloering van de Weerdt
gestemd met het oog op de behoefte aan eene bestrating op
't aschland; want, om alleen de Weerdt te vervloeren en andere
stratendie in nog ellendiger toestand verkeeren zóó te laten
liggen dit kan spr. niet goedkeuren. Zou vraagt spr. ver
der, de herstelling van de bestrating in de Weerdt niet gehoed
kunnen worden uit den post voor gewoon onderhoudwaarvoor
bij de begrooting ƒ3000.- is geraamd Naar hij meent kan dit
bestwant het is immers toch een gewoon werk.
De Voorzitter repliceert, dat er iinantiële voorstellen zijn