122 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1871. gedaannatuurlijk in afwachting hoedanig de raad ten dezen zou beslissen. Men behoorde toch voorzieningen te treffen. Spr. vindt zich genoopt op te komen tegen de bewering als of het voorstel zou zeilen onder eene vlag, die niet in overeenstem ming zou zijn met de wezenlijke strekking daarvan. Bij het collegie althans bestaan er niet de minste redenen eenigerlei vlag te geDruiken ten einde zijne voornemens te bedekken. De zaak geldt het belang der gemeente en is wel van dien aard dat het collegie niet behoeft te schroomeu rondweg voor zijne bedoeling uit te komen. De heer Dirks zegt, dat er teregt gewezen is op de som van ƒ6000.- ten beoogden einde op de gewijzigde begrooting uitgetrokken. Die som echter zal thans wijziging behoeven. Doch spr. wenseht nog even terug te komen op de vraag van den heer van Valkenburg, waarom de Weerdt niet uit het ge woon onderhoud wordt vernieuwd. Wat dit betreft kan hij de verzekering geven dat ook bij de bouwcommissie deze vraag «sv-'is te berde gebragtdoch men heeft daar de wetenschap ver kregen dat de post voor gewoon onderhoud reeds geheel is uitgeput. Nog wenseht. spr. er bij te voegendat het voorstel niet beschouwd moet worden als een begin van de groote zaak, de vernieuwing der gansche bestrating naar een vast plan. Daarover zal men nog wel eens de gelegenheid hebben in het breede van gedachten te wisselen. Ten minste, wanneer men komen zal tot hetgeen men vroeger had „eene bestrating waarop men roemen mogtdan gelooft spr.dat men wel niet minder dan twee tonnen gouds zal moeten ten koste leggen. Hetgeen dus hier wordt voorgesteld is slechts „een druppel aan den emmer." De heer Westenberg refuteert het gezegde van den heer Dirksdat het voorstel slechts eene kleinigheideen druppel aan den emmer betreft. Dit is volkomen waar, in zooverre het betreft de vernieuwing der 320 centiare straat in de Weerdt. maar het houdt op dit te zijnwanneer het een principe geldt iets, wat hier werkelijk het geval is. Wat toch zou er hebben gebeurdware het voorstel in de vorige vergadering aangeno men Dan zou de bestrating in de Weerdt gebruikt hebben ge worden voor het aschland. Thans blijkt hetdat die bestrating voor 't aschland niet goed is. Spr. gelooft integendeel weldat de keijen uit de Weerdt voor 't ascliland te gebruiken zijnen wanneer straks het geheele voorstel in rondvraag wordt gebragt, dan zal hij juist hierom er tegen stemmen. De Voorzitter wenseht den vorigen spr. te vragen of liet dan in zijne bedoeling ligt de keijen uit de Weerdt voor de be strating op het aschland te gebruiken De heer Westenberg. Ja, dit is ook het voorstel der bouwcommissie. De heer van Slotördijck gelooftdat het idee van den vorigen spr. om de keijen uit de Weerdt voor het aschland te gebruiken wel wat gevaarlijk iswant als de architect de deskundige zegt/,de keijen zijn daar niet geschikt" en de raad besluitom ze toch tot dat einde te gebruikendan zal die ambtenaar in een zeer moeijelijk parket verkeeren. Hem dunktdat dc beste wijze van doen deze isom de betrekke lijke zinsnede uit het voorstel te ligten gelijk de voorzitter in overweging gaf. Spr. wenseht nogmaals terug te komen op hetgeen de heer Dirks noemde eene zaak van luttele beteekenis. Wat de ver- vloering van de Weerdt aangaat, ja, spr. erkent het, deze is luttelmaar zooals de zaak nu ligt is er van het oorsprondelijk plan niets overgebleven dan het nemen eener proef met Faucon- valkeijen. En wat nu de beteekenis van die proef isdienaan gaande moet spr. verwijzen naar de toelichting gegeven bij art. 25 afd. VIIhoofdst. III der gewijzigde begrooting. Daar leest hij//De omstandigheiddat de binnen deze gemeente //aanwezige bestratingen in het algemeen verbetering eischen //heeft er toe geleid, om een onderzoek in te stellen naar de //onderscheidene soorten straatkeijendie in verschillende andere //gemeenten voor bestratingen worden gebezigd." In deze zin snede ligt dus duidelijk opgesloten dat de strekking van het >oorstel is, het nemen eener proef, en nu is juist de luttele beteekenis dier proef de oorzaak dat spr. het voorstel niet kan aannemenwantals men eene proefneming wildan wenseht hij dat men zich niet tot ééne steensoort bepale en dat nog wel op ééne plaatsmaar dat men proeven neme met drieërlei soorten te gelijk op verschillende plaatsen. Dan eerst kan met regt van eene proefneming gesproken worden, 't Is waardat het voorstel primitief beoogde het nemen van proeven met de Fauconval- en de Quenastkeiien doch spr. herhaalt hetdat ware het amendement Westenberg afgestemd hij dan zou hebben voorgesteld in plaats van de Quenasteene andere soort, keijen te bezigenb. v. met de Luikschedie spr. daarvoor zeer geschikt acht. Intusschen de luttele beteekenis der proef zal spr. tegen het voorstel doen stemmen te meer nogomdat die proef buiten de begrooting ligt. De Voorzitter geeft te kennen, dat de som van ƒ6000.- voor de vernieuwing der bestrating bij de gewijzigde begrooting voorgesteld zal behooren te worden verminderd tot op ƒ1700 -, de som waarop de bestrating van de Weerdt zal komen te staan. Wat het aschland betreft ook daaromtrent heeft men na gegaan wat daarvoor noodig isdoch de aanschaffing der keijen zal kunnen geschieden zonder nieuwe middelen daarvoor aan te wijzen aangezien bij de gehouden aanbesteding de aanne mingssom is gebleven beneden het cijfer, dat voor het tweede gedeelte der werken is geraamd. Uit het overschot zullen dus de keijen kunnen worden aangeschaft. Intusschen gelooft spr.het beste te doen te blijven bij zijn primitief denkbeeld, dat is, om de woorden «en de uitkomende keijen te bezigen voor den aanleg eener bestrating op het asch land" in punt b der conclusie te roijeren. Hij doet daartoe het voorstel. Dit voorstelin omvraag gebragtwordt aangenomen met 10 tegen 4 stemmen, die der heeren Westenberg, van Eijsinga Attema en Gorter. Vervolgens brengt de Voorzitter het gewijzigde punt b luidende: «ten behoeve van de nieuwe bestrating in de Weerdt aan te schaffen Fauconvalkeijen", in omvraag. Het wordt verworpen met 8 tegen 6 stemmen die der heeren BloembergenBumaDirksWestenbergvan Eijsinga en Brunger. De heer Wijbrandi heeft zich van beide stemmingen geëxu- seerd. De Voorzitter zegt vervolgens, datwanneer hij den stand der zaak thans nagaat, het dan hierop neerkomt, dat de raad bur gemeester en wethouders gemagtigd heeft, om voor eene nieuwe bestrating in de Weerdt straatkeijen aan te koopen doch geene aanwijzing heeft gedaan ten opzigte van de soort der aan te koopen keijen. Punt c der conclusie tot magtiging op bur gemeester en wethoudersomvoor 't geval de uitkomende keijen voor de bestrating niet voldoende mogten zijn nader een thans met veldkeijen bevloerd gedeelte ter vernieuwing en be vloering met Quenastkeijen aan te wijzenen de daaruit ko mende keijen voor eerstgemelde bestrating te gebruiken re kent spr.dat ten gevolge van dc zich geopenbaarde meening voor vervallen mag worden gehouden. Hij stelt voor te be sluiten dit punt te roijeren. Hiertoe wordt met algemeene stemmen besloten. Verder stelt de Voorzitter aan de orde punt 2 der con clusieluidende: //Burgemeester en wethouders uit te noo- //digen den raad de vereischte voordragt te doen tot aanwijzing «der fondsen, die tot. verevening kunnen strekken van de uit- «gaven uit het sub 1 vermeld besluit voortvloeiende." De heer Rooseboom zal tegen dit punt stemmen. Uit de zoo even gehouden discussie is hem duidelijk geblekendat Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1871. 123 had de raad de nadere inlichtingen vroeger ontvangenhij punt a der conclusie zou hebben verworpen. Zoo als de zaak dus nu staatis er slechts een middel dc bestrating met. buiteulandsche keijen van de Weerdt onmogelijk te makenen dat isom dit punt der conclusie te verwerpentenzij men er de voorkeur aan mogt geven het zoo even genomen besluit in te trekken. De Voorzitter brengt hiertegen indat burgemeester en wethouders zijn gemagtigd tot den aankoop van keijen. Nu bevat dit tweede punt eene uitnoodiging om daarvoor fondsen aan te wijzen tot hoeding der kosten, 't ls hier dus een voor stel van vorm. De heer Westenberg dringt er andermaal op aan straks het geheele voorstel in stemming te brengen. Dan zal aan het be zwaar van den heer Rooseboom worden tegemoet gekomen en het principe van den raad kunnen blijken. De heer Dirks zegtdat de raad door dit. voorstel in geen enkel opzigt. gebonden wordt. Hij geeft alleen magtiging om eene voordragt tot hoeding der kosten te doen. Komt die voordragt dan nog heeft de raad het in de hand er zijne goedkeuring aan te onthouden. De Voorzitter merkt op, dat hier nog geene som wdïdt ▼oorgedragen burgemeester en wethouders worden uitgenoodigd tot het doen eener voordragt tot hoeding der uitgaven. Later, bij die voordragt., wanneer de raad mogt vermeenen zich tegen de uitvoering van zijn besluit te moeten verklaren dan zal de gelegenheid hiervoor daar zijn. 't Ligt toch in dc rededat. waar de meerderheid van den raad magtiging geeft, om straat keijen aan te koopen ook een besluit moet vallen in den zin als het voorstel beoogt. Den heer Duparc is reeds in de vorige vergadering het nu in behandeling zijnd punt als geheel overbodig voorgekomen omdat het van zelf spreekt, dat, als de raad burgemeester en wethouders tot dezen of genen aankoop magtigt dan ook een finautieel voorstel moet volgen. Spr. zou dus in overweging ge ven dit punt óf geheel onbeslist te laten óf in te trekken. De heer Attemade discussie resumerende en den stand waarin de zaak thans is gebragtnagaande gelooftdat het 't beste zal wezen geheel op het genomen besluit terug te komen. Er is besloten tot vervloering van de Weerdt; maar bij eene latere stemming is het. gebleken dat de raad dit niet wenseht dat hij de uitvoering van zijn genomen besluit onmogelijk wil maken. De magtiging op burgemeester en wethouders is niets anders dan eene papieren magtiging. Nu meent spr.dat het voor den raad eene veel loijaler houding zal zijn op de geheele zaak terug te komen. Hij zou daarom aan burgemeester en wethouders willen in overweging geven het voorstel terug te nemen. Dan is men weêr op een geheel nieuw terrein men zal dan weder met nieuwe voorstellen voor den dag kunnen komen. Bnrgemeester en wethouders zullen aan de gevoerde discussie een leiddraad voor het algemeen plan kunnen ontleenen. Im mershet is geblekendat menig lid van den raad aan zoodanig plan hechf dat velen daarvan niet worden afgeschrikt al zij liet ook gelijk de heer Dirks aanvoerde dat- de uitvoering daarvan twee tonnen gouds zou kosten. Welnu zegt spr.als we zoodanig plan voor ons hebben dan weten wij waar de zaak op. st{iat. Dit weten wij niet wanneer we zoo nu en dan dan hier, dan daar een gedeelte straat vernieuwen. We kunnen dan alleen de geheele zaak overzien. Zoo do sland der zaak nu is is hij voor burgemeester en wethouders zoo lastig mogelijk. Daarom zou spr. gaarne zien dat burgemeester en wethouders lettende op de discussie en op de gehouden stemmingen, de zaak terug namen en konden goedvinden zich te doen voorlichten omtrent dat door velen zoo gewensehte algemeene plan. 't 1 toch duidelijk dat de afstemming van punt h niets anders be- teekentdan dat de raad de zaak wil keeren. De heer Westen berg deed zoo straks reeds een middel aan de hand om uit de ongelegenheid te geraken. Spr. keurt dat middel zeer goed doch hij betwijfelt of het bestaanbaar is met de bepalingen van het reglement van orde. Hij gelooft niet dat dat reglement eene stemming als de door dien spreker beoogde medebrengt. Daarom zou hij willen dat het voorstel door burgemeester en wethouders werd teruggenomen. De Voorzitter merkt in de eerste plaats op, dat het voor stel tot het doen eener voordragt tot de aanwijzing der fondsen geheel in overeenstemming is met een besluit van de vorige ver gadering toen namelijk de raad kon goedvinden zijne adhaesie te schenken aan een amendement van den heer van Sloterdijck waarbij aan het voorstel tot den aanmaak van twee bewaarplaat sen op het aschlandde opdragt aan burgemeester en wethouders werd verstrekt voorstellen te doen tot aanwijzing der middelen waaruit de uit dien aanmaak voortvloeiende kosten zouden kun nen worden bestreden. Hetzelfde is ook hier het geval. In de tweede plaats wat betreft het denkbeeld van den heer Attemadat namelijk burgemeester en wethouders de zaak zou den terugnemen spr. is gaarne bereid om in overeenstemming met de opinie van dc meerderheid des r.iads te werk te gaan maar hij moet toch zeggen dat hij het collegie tot zoo iets niet bevoegd acht. Als de raad burgemeester en wethouders tot iets magtigtdan mogen zij dit is spr's. bepaalde opinie die magtiging niet als niet geschreven beschouwen. Iets anders ware het wanneer de raad mogt goedvinden die magtiging in te trek ken. Mogt een der leden daartoe het voorstel willen doenspr. heeft er niets tegen om zoodanig voorstel in behandeling te brengen. De heer Dirks vindtdat het voorstel van den heer Attema op een zeer ongelegenen tijd komt. Als men toch eens bedenkt hoedanig het collegie hier op het oogenblik vertegenwoordigd is het bestaat toch slechts uit één wethouder en een tijdelijk wethouder dan gelooft hijdat men het wel kan begrijpen dat door die beide leden een door de geheele vergadering aan genomen voorstel niet kan worden terug genomen. Bovendien zou spr. het onraadzaam achten om op een punt van zuivere compta biliteit de geheele zaak te doen schipbreuk lijden, 't, Is niets dan een vormeen vormzooals bij alle soortgelijke voorstellen omtrent werken waarvan de kosten niet op de begrooting voor komen wordt in acht genomen. Als er -sprake is van de noo- dige gelden en hier is juist van toepassing: geen geldgeene Zwitsers dan eerst zal men nader kunnen beoordeelen hoe te handelen. De heer Attema zegt dat de vorige spr. er aan heeft gehecht om bepaald op dit oogenblik het voorstel terug te nemen doch spr. ziet er volstrekt geen reden toe om dat dadelijk te doen. Er is wel een middenweg men kan de zaak verdagen want burgemeester en wethouders kunnen toch geene uitvoering aan de zaak geven omdat dit door de stemming over punt b onmo gelijk is gemaakt. Men begrijpt het toch wel dat de afstem ming van punt b niet geschiedde om de daar bedoelde soort van keijen neeneene andere gedachte leidde daartoemen be schouwde het voorstel als een greep in het te verwachten alge meene plan. De heer Dirks zegt, dat de heer Attema zeker ten onregte ondersteltdat de meerderheid het voorstel beschouwt als een greep in 't algemeene plau. Hij althans zou menig lid weten aan te wijzendat niet om die reden tegen punt b heeft ge stemd. Den Voorzitter komt. het voor, dat er inderdaad voor de leden van den raad die aan het genomen besluit geen uitvoering weuschen te hebben gegeven genoeg gelegenheid zal bestaan om straks bij de behandeling ran 't voorstel tot wijziging der begrootingde uitvoering van de verstrekte magtiging te keeren. Bij voorbaat kan hij althans zeggen dat hij zal voorstellen ter zake 1700 uit te trekken Wanneer de raad alsdan deze mid delen weigert, zal aan het besluit geen uitvoering zijn te geven,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1871 | | pagina 3