sar rj/mragtr' tr 4T w
JA 'f -» f -
124
Verelag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
125
De heer Westenberg komt terug op zijn zoo straks ontwik
keld idééom het voorstel in zijn geheel in rondvraag te bren
gen. Dit kan nogwant het voorstel bestaat jiit twee onderdee-
len en het reglement van orde geeft daartoe eveneens aanleiding
want art. 32 zegt„De beraadslaging over alle onderwerpen
„heeft plaats eerst over de algemeene strekking deze aangeno-
„men zijndeover de afzonderlijke deelen of artikelen.
"De stemming geschiedt eerst over elk onderdeel of artikel
„daarna over de conclusie of het voorstel in zijn geheel."
De heer AttöUia vindt hetgeen de voorzitter gezegd heeft
aangaande de middelen die den raad te dienste staan om de
uitvoering van het besluit te keerenvolkomen juist: maar hij
beschouwt het afstemmen der begrooting als een forsch middel
een middelwaartoe niet dan in volstrekte onvermijdelijkheid
behoQrt te worden overgegaan. Hij althans zou zoo iets liever
voorkomen door den aangegeven middenweg in te slaan. Wan
neer dit echter onmogelijk 'mogt zijn dan is hij bereid het vol-
fend voorstel te doen: „De ondergeteekende steltvoor, op het
esluit heden genomen, sub litt. a, betrekkelijk de verstraling
van de Weerdt, terug te komen."
D® Voorzitter gelooft, dat er volstrekt geen noodzakelijk
heid bestaat de geheele gewijzigde begrooting af te stemmen.
Men kan zich alleen bepalen bij 't betrekkelijk art.en om dit
af te stemmen, dit beschouwt spr. volstrekt niet als een forsch
middel. Hij moet echter bekennen dat de bedoeling van 't. ge
daan voorstel niet regt duidelijk is.
De heer Attomaom de bedoeling ran zijn voorstel beter
te doen uitkomen voegt er aan toe deze woorden „en de aan
heeren burgemeester en wethouders verstrekte magtiging tot aan
koop van straatkeijen voor die bestrating benoodigd in te
trekken."
Aldus gewijzigd in stemming gebragt wordt het voorstel van
den heer Attema aangenomen met 11 tegen 3 stemmen, die van
de heeren Bloembergen Dirks en van Eijsinga.
De heer Wijbrandi heeft zich van de stemming geëxcuseerd.
2. Onderzoek van de geloofsbrieven der herkozen raadsleden de hee
ren jhr. mr. I. F. van Ilumaldct van Eijsingamr. E. Attema mr.
E. Jongsma G. O. GorterG. T. N. Suringar G. II. Hommes en
A. J. Rooseboom.
De Voorzitter geeft te kennendat het in de vorige verga
dering door de betrekkelijke commissie uitgebragt mondeling rap
port strekt tot goedkeuring der geloofsbrieven en toelating der
herkozenen.
Hierna tot de behandelin
velijk omtrent ieder dei-
besloten.
5 overgegaan zijndewordt respecti-
ïerkozenen overeenkomstig 't rapport
De heeren van EijsingaAttemaGorter SuringarHommes
en Rooseboom hebben zich tijdens over hunne toelating werd
beslist, de een na den ander buiten de vergadering opgehouden.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot benoeming van eene
hulponderwijzeres aan de tusschenschool le klasse.
De vergadering vereenigt zich buiten discussie met algemeene
stemmen met de conclusie van het voorstel en besluit alzoo
1n. Om ter voorziening in de vacatureontstaan door het ont
slag van de medehelpster R. M. Stoeltaan de tusschenschool
lste klasse te benoemen eene hulponderwijzeresin het bezit
der acte voor de vrouwelijke handwerken.
2°. De bezoldiging der te benoemen hulponderwijzeres, voor
behoudens goedkeuring van gedeputeerde staten te bepalen op
350 's jaars.
3". De verordening tot bepaling van de bezoldiging der hoofd
en hulponderwijzers en onderwijzeressen vastgesteld bij raads
besluit van 24 Augustus 1865 te wijzigen als volgt:
In Ic tusschen alinea 3 en 4 te voegen eene nieuwe alinea
luidende
„Van eene hulponderwijzeres, in het bezit der acte voor vrou
welijke handwerken op drie honderd en vijftig gulden."
De vijfde alinea te lezen
„De toelage voor eene medehelpster voor de vrouwelijke hand
werken op honderd gulden de toelage ten behoeve van twee
kweekelingen voor de vrouwelijke handwerken ieder op 25
tot 50."
4. Voorstel van burgemeester en wethouders op een adres van S. T.
Bakker en anderen houdende verzoekdat de Poppebrug moge worden
veranderd in eene platte draaibruggeschikt voor de passage met rijtui
gen (zie bijlage 23).
Overeenkomstig de conclusie van het voorstel besluit de ver
gadering met algemeene stemmen
1°. Afwijzend te beschikken op het door S. T. Bakker en an
deren bij adres van 22 February 1871 gedaan verzoek tot ver
andering der Poppebrug in eene platte rijbrug geschikt ook voor
passage met rijtuigen.
2°. Burgemeester en wethouders op te dragen met genasten
spoed de vernieuwing der Poppebrugals voetbrugte fcevor-
deren.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der ge-
mcentebegrootingdienst 1871 (zie bijlage 21).
De heer van Sloterdijck wenscht omtrent dit voorstel eene
algemeene opmerking te makenen wel dezedat de tijddie
den leden geschonken wasom dit zóó ingewikkeld voorstel te
onderzoeken wel wat kort is geweestalthansdat het hem
wedervaren is, dat men hierbij zoovele stukken heeft na te gaan
en dan nog zoovele moeite heeftom de zaak voor elkaar te
krijgendat hij bekennen moet nu nog niet op de hoogte daar
van te zijn niettegenstaande hij er twee volle avonden aan heeft
te zoek gebragt. 't Is echter mogelijkdat andere leden niet
dien last hebben ondervonden. Spr. echter moet zich voor
's hands bepalen tot het doen van een paar vragen. Het betreft
hier namelijk hoofdzakelijk verevening van kostendie op een
vorig dienstjaar onbetaald zijn gebleven. Waarin bestaan die
kosten Heeft spr. het goed dan betreffen ze de verbeterde
inrigting van het aschland en het maken eerier overdekte speel
plaats bij de armen-bewaarschool. Nu is op de begrooting voor
IS70 voor de verbeterde inrigting van 't aschland aangebragt
13,000 daarop is volgens de rekening beschikt slechts voor
ruim f 2300. Voor de speelplaats werd uitgetrokken 1500
terwijl tot dal doel slechts is betaald eene som van nog geen ƒ550.
Bestaat nu He verevening hierin, dat, aangezien in 1870 niet
over het volle op de begrooting aangebragt bedrag is beschikt
het restant daarvan op de begrooting voor 1871 ter verdere uit
voering dier werken aangebragt wordt? Wordt langs dien weg
een gedeelte van het saldo der dienst 1870 op de begrooting
voor 1871 overgebragtten einde te betalen de uitgaven, die
wegens gezegde posten nog zullen zijn te doen Is deze voor
stelling de ware, dan vervalt spr's. bezwaar, dat hij in het
tegenovergesteld geval zou willen doen gelden. Zoo nietdan
wenschte hij vooraf wel eenige inlichtingen te ontvangen.
De Voorzitter antwoordt, dat de vorige spr. zich de zaak
geheel juist heeft voorgesteld. De omstandigheid dat van be
doelde werken nog eenige termijnen onverevend zijn gebleven
heeft er toe bijgedragen, dat het saldo der dienst 1870 is ver
hoogd. Dat saldo nu wil men hier voor een gedeelte benuttigen
tot verevening .der nog te doene uitgaven.
Hierna wordt het bij 't voorstel gevoegd ontwerp-besluit in
behandeling genomen aanvangende met de uitgaven.
De artt, 14 van afd. V en 6 en 7 van afd. VII van hoofd
stuk III worden zonder discussie aangenomen.
Art. 15.
De heer van Sloterdijck gelooft dit art. niet onopgemerkt
te mogen voorbijgaan. De toelichting daarop spreekt van „ver
schillende omstandigheden." Spr. zouindien dit mogelijk is
omtrent die „verschillende omstandigheden" wel eenige nadere
aanwijzing willen hebben want het geldt hier eene zaak die op
de begrooting voor 1871 is gebragt en dus lang genoeg tijd heeft
gehad om naar behooren geprepareerd te worden. Zijns inziens
moeten er wel gewigtige redenen bestaan om het hier bedoelde
werkde stichting eener school op Olde Galileënuit te stellen.
De Voorzitter is zeer bereid die inlichtingen te verstrekken.
Hij begint met te zeggen dat dadelijk na de behandeling der
begrooting voor 1871 het collegie zich heeft voorgesteldom met
den meest mogelijken spoed de uitvoering van de op die be
grooting aangebragte publieke werken te bevorderen - dat het
speciaal zich daarbij heeft voorgesteld, om alles, wat betrekking
had op het onderwijsop de meest volledige en spoedige wijze
tot stand te brengen. Met die intentie heeft het zeer spoedig
ja nog voor den aanvang van het dienstjaar, zich gewend tot
den architect met een schrijven waarbij hij werd in kennis ge
steld met alle op de begrooting aangebragte werkenmet nit-
noodiging dienaangaande de noodige voorstellen en plannen in
te dienen. Een weinig na de verzending van dat schrijven ont
ving het collegie van den architect een nader schrijven speciaal
omtrent de school op de Olde-Galileën waarbij die ambtenaar
eenige inlichtingen vroegomtrent de grootte enz. der te stich
ten school. I)at schrijven heeft geleid tot een overleg met de
plaatselijke schoolcommissiedie bij deze gelegenheid eenige
denkbeelden opperde omtrent den aard en strekking der school.
Een gevolg daarvan was eene nadere bespreking met den archi
tect waarbij het duidelijk werddat wilde men de wenschen
der schoolcommissie bevredigener dan noodzakelijkheid bestond
een geheel nieuw terrein van nog al eenige beteeken is aan te
schaffen. Daaromtrent is den architect een onderzoek opgedragen.
Het collegie belastte hem met liet doen van voorstellen deswege
en het voorbereiden van alleswat ter zake noodig was. De
architect heeft zich daarmede bezig gehouden doch middelerwijl
hij zich daarmede onledig hield is zijne ongesteldheid ingetreden,
ten gevolge waarvan de pogingen om nog dit jaar de school te
stichten zijn verijdeld.
Niet alleen dus de ongesteldheid' van den architectmaar
ook en dit wel in de voornaamste plaats de inzigten van
de schoolcommissiede wensch door haar geopenbaard en de
noodzakelijkheid door haar betoogd dat op Olde-Galileën meer
moest worden tot stand gebragt. dan datgene, wat men vooi-
nemens was te* doen bragt mede dat de architect met zijne
plannen niet tijdig genoeg kon gereed komen.
Den heer van Sloterdijck doet het genoegen uit des voor
zitters mond te hebben mogen vernemen rlat niet de ongesteld
heid van den architect hier de eenige reden van vertraging is.
Het verheugt hem vooral daarom omdat hij als lid van den
raad in de overtuiging verkeerde dat door de benoeming van
een adjunct architect volkomen in de ongesteldheid van den ar
chitect was voorzien. Het gesprokene, of liever de afdeeling die
het hier geldt, geeft spr. evenwel aanleiding nog eene andere vraag
te doen omdat ze specteert andere publieke werken waarvoor
ook op de begrooting voor 1871 sommen zijn uitgetrokken.
Kunnen we verwachten vraagt spr. of de andere op de be
grooting uitgetrokken werkennog dit jaar uitgevoerd of voor
bereid worden of staat onsgelijk met het schoollokaal te
wachten ook die werken met er tijd voor „memorie" uitgetrok
ken te zien Spr. heeft hier bepaald op het oog de Poppe- en
Vlietsterbruggen. Hij weet wel. dat zoo straks burgemeester
en wethouders zijn gemagtigd om de aanbesteding van de Pop
pebrug zoo spoedig mogelijk te bevorderen maar zou liet nu
niet kunnen gebeuren dat door de behandeling van het betrek
kelijk adreswaarmede zooveel tijd is verstreken het maken
van plan enz. is uitgesteld Mogt dit zoo zijn dan moet hij
wanhopendat nog dit jaar de Poppebrug wordt vernieuwd.
Omtrent de Vlietsterbrug heeft de raad niet ten onregte ge
oordeeld dat ze moet worden vernieuwd. Niet alleen is ze
leelijk en slecht; maaren dit wel het ergste ze heeft ook
geen voldoende draagkracht. Spr. althans heeft zich laten ver
tellen dat het garnizoenbij militaire promenade'ser geen
gebruik van durft te maken. Hij zou derhalve gaarne vernemen,
of de uitvoering van deze werken is tegemoet te zien.
Den Voorzitter verwondert het volstrekt niet, dat bij de
behandeling dezer gewijzigde begrootinj* aanleiding wordt ge
vonden tot bespreking van andere posten daarin niet voorkomende.
Hij zou wenschen volmondig op die vragen een bevredigend ant
woord te kunnen geven. Reeds heeft hij opgemerkt dat het bij
het dagelijksch bestuur niet ontbroken heeft aan ernstigen wil.
De betrekkelijke missive aan den architect heeft hij bij zich
deze zou den raad de overtuiging daarvan kunnen schenken
doch hij acht het overtollig daarvan lecture te geven. Maar wat
nu de vragen van den vorigen spr. betreft nog gister is met
den architect ernstig gesproken en hem afgevraagd hoe het met
de zaak was. Omtrent de bruggen heeft de architect toen te
kennen gegevendat hij al voor geruimen tijd had werk ge
maakt van plannen voor de vernieuwing der VIietster-en Booms-
bruggen dat hij daaromtrent de medewerking heeft ingeroepen
van een ander de-kundige en met dezen de plannen voorloopig
besproken had maar nog wachtende is definitive plannen. Even
wel heeft hij uitdrukkelijk verklaard dat de herstelling nog in
den loop van dit jaar zal kunnen worden tot, stand gebragt.
Ten aanzien van de Poppebrug is dezen morgen het Besluit
gevallen om haar eene voetbrug te doen blijven en ook ten
haren opzigte is het de bedoeling nog dit jaar aan het plan uit
voering te geven.
Omtrent andere werken kan spr. minder bevredigend antwoor
denspeciaal in betrekking tot het Kal verdijkje. Ten aanzien
de verbetering hiervankan spr. niet beloven dat zc nog dit
jaar geheel in uitvoering zal kunnen komen echter is men be
gonnen het dijkje op te hoogen daarbij benuttigende de aarde
die verkregen wordt door liet graven van een nieuwen gas
houder.
In de stichting van een gijmnastiekschool ondervindt men ook
teleurstelling. Daaromtrent zijn bezwaren gerezen vooral betrek
king hebbende op de plaatswaar de school zou moeten worden
gesticht.
Verder komt er nog een memoriepost. op de begrooting voor
tot verbetering van het terrein achter het paleis van justitie.
Daarin heeft men kunnen voorzien. Met minder middelen dan
men zich had voorgesteldis dat terrein in voldoenden staat
gebragt. Dit is hetwat spr. in antwoord op de vragen van
den heer van Sloterdijck kan mededeelen.
De heer Suringar moet terug komen op het medegedeelde
omtrent de gymnastiekschool. Er waren zoo heette het
zwarigheden gerezen ten aanzien van de plaatswaar de school
zou moeten worden gesticht. Herinnert spr. het zich goed dan
heeft de betrekkelijke raadscommissie gewezen op het lokaal in
de Speelmansst raat. Nu zou spr. wel eens willen weten, of men
tot het resultaat is gekomen, dat dit lokaal niet voeldoende is.
De Voorzitter antwoordt, dat de rapporten van den archi
tect er toe hebben geleid, om aan te nemendat bedoelde loka
liteit tot het beoogde doel ongeschikt iszoo van wege de
grootte als den slechten staatwaarin het zich bevindt. Het zal
de vraag zijn, of, wanneer men er te eeniger tijd toe mogt
overgaan eene nieuwe armenschool in plaats van de tegenwoor
dige le armenschool te stichten het door beide lokalen vrij
komend terrein niet de gelegenheid aanbiedt, eene flinke gym
nastiekschool te stichten.
De heer Rooseboom heeft redenen om te twijfelen aan de
toezeggingdat de Poppe- en Vlietsterbruggen nog dit jaar zu]^