B Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871. 164 aan de hank met zorg nagegaan 'en met de traetementen verge leken doch men heeft toen begrepen niet tot verhooging te moe ten besluiten. Spr. is nog steeds dat denkbeeld toegedaan. Hij weet weldat de bank hare eigene rekening heeftzoodat de verhooging niet ten laste der gemeente komtmaar de verhou ding van de werkzaamheden geeft niettemin zijns inziens geen grond eene verhooging van rnim 700 toe te staan. De heer van Sloterdijck is het met de vorige sprekers niet eenswaar deze beweren dat er eene billijke verhouding be staat tusschen de tractementen en werkzaamheden. Trouwens, spr. heeft tot bewijs daarvan ook niets anders hooren aanvoeren, dan dat het bij eventuele vacature niet aan sollicitanten zou ont breken. Doch dit is naar zijne meening een argument dat geen steek houdt; want men ziet het bij elke betrekking, zelfs bij die waaraan eene schrale bezoldiging verbonden isdat voor ééne vacature altijd wel tien sollicitanten zich aanmelden. Maar, zegt spr.men behoort niet acht te slaan op het getalmaar op het gehalte der sollicitanten en dit laatste doendezal men kun nen ontwaren dat verreweg de meesten voor de betrekking die het geldtniet berekend zijn. Indien spr. geene betere argumen ten hoort aanvoerenzal hij voor het voorstel stemmen. De heer Wiersma kan zich geheel bij 't door den heer van Sloterdijck gesprokene aansluiten en wil er al aanstonds bijvoe gen dat dezelfde redenendie hem nopen voor dit voorstel te stemmen hem ook zullen leiden bij 't uitbrengen zijner stem over de volgende voorstellen tot tractementsvernooging. Naar zijne wijze van zien moet men niet in aanmerking nemen wie de titularissen zijn want hij is het denkbeeld toegedaan dat alle tractementen behooren te worden herzien vooral met het oog op de tegenwoordige duurte der levensmiddelen. Mogen al de werk zaamheden aan de tractementen geëvenredigd zijn met de levensbehoeften is dit tegenover de tractementen niet het geval. Al zij het waardat er zich telkens sollicitanten opdoen niet minder waar is hetdat er een tijd kan komen waarop men niet iemand voor de aangeboden bezoldiging kan vinden. Dan wordt men wel gedwongen tot verhooging. Dit wil spr. niet. Tot dus ver heeft men in ons land niet veel last van grèves. In Engeland is dit anders daar heeft men zelfs grèves onder de politie gehad. Laten we zegt spr. trachten ze te voorko men, door aan billijke aanvragen tot verhooging van bezoldiging te voldoen. Uit dit oogpunt zal hij stemmen vóór al die voor stellen aan welke dergelijk oogmerk ten grondslag ligt. Punt a der conclusie wordt hierop aangenomen met 11 tegen 4 stemmendie der heeren SuringarGorterWijbrandi en Dirks. Punt b wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomenzijnde dientengevolge besloten a. Toewijzend te beschikken op het verzoek van de beamb ten bij de stads bank van leening alhier, dd. 30 September 1871 en derhalve de tractementen dier beambten te verhoogen en vast te stellen als volgt 1. voor den boekhouder opƒ1150. 2. n schatter - 825. 3. le klerk of controleur op- 775. 4. 2e «op- 425. 5. le handlanger op- 375. 6. 2e hoogstens op - 300. 7. adsistent n - 150. b. Dienovereenkomstig te wijzigen art. 18 van het reglement voor de commissie van administratie der stads bank van leening te Leeuwarden van den 25 September 1827 gewijzigd en nader Vastgesteld bij besluiten van den raad dezer gemeente dd. 9 No vember 1854no. 8/7 14 December d. a. v. no. 1/7 en 22 December 1864, no. 4a/7. 2. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van den waagmeester om verhooging zijner jaarwedde. De heer Gorter kan zich niet met het voorstel tot verhooging der jaarwedde vereenigen. Wanneer de vermeerdering van werkzaam heden, waarop de waagmeester zich beroept, hierin bestonddat hij op meer dagen dan den vrijdag gebonden is b. v. door het houden van twee marktdagen in de week, zooals in andere groote ste den dan jazou hij zich welligt bij zoodanig voorstel neerleg gen doch dit is niet het geval. Het geldt hier iemanddie uitsluitend op den marktdag in functie isen als spr. dit in aanmerking neemtdan zou hij meenendat j 450.- per jaar genoeg is. Hij vindt dus geen grond tot de voorgestelde ver hooging mede te werken. De heer Bruinsma merkt opdat de waagmeester eiken marktdag nagenoeg 1500 biiefjes moet afgeven. Het springt te zeer in het oogdat deze niet op den marktdag zeiven kunnen worden in gereedheid gebragt, maar daarvoor meer dagen noo- dig zijndan dat spr. het zou noodig achten dit nader te doen uitkomen Voorts geeft de boekhouding aan den waagmeester vrij wat werk. Bij inzage van de boeken zal het kunnen blij ken dat die boekhouding laat ze al niet zóó uitgebreid we zen veel accuratesse vereischt. De heer Gorter beweerde, dat de waagmeester alleen 's vrijdags in functie behoeft te zijn. Hiertegen moet spr. aanvoeren'dat de waagmeester alle dagen, ja elk oogenblik disponibel moet zijn en dat er bijna geen dag voorbijgaat, waarop hij niet geroepen wordt, 't Moge al niet veel zijn in ieder geval moet de waagmeester dan toch maar klaar staan. Voor zooveel noodig zij er nog bijgevoegd dat de administratie van den waagmeester niets te wenschen overlaat. Spr. vindt redenen genoegom voor het voorstel te stemmen. De heer Brunger '/-al ook tot de voorgestelde verhooging medewerken. De vorige spr. heeft reeds gereleveerd dat de waag meester steeds disponibel moet zijn. En dat hij dit is daar van heeft spr. reeds onderscheidene malen de ervaring kunnen opdoen. Met genoegen kan hij er nog bijvoegendat men over 't algemeen over dezen ambtenaar zeer tevreden is. De heer Bloembergen moet den heer Gorter opmerken datal mogt het 't geval zijndat de werkzaamheden van den waagmeester niet zijn toegenomen, ten zijnen opzigte hetzelfde beginsel geldt als ten aanzien van andere ambtenaren der ge meente. Sedert jaren toch heeft hij 't zelfde tractement genoten de omstandigheden zijn sedert veranderd en geven allezins rede nen om bij verandering van behoeften eene verhooging van trac tement toe te kennen. Maar spr. kan bovendien de bewering van den heer Gorter uit eigen ervaring weêrspreken. Hij is be ter dan iemand in de gelegenheid waar te nemendat er in den loop van de week nog al dikwijls werkzaamheden aan de waag plaats hebben. Punt a der conclusie wordt hierop aangenomen met 13 tegen 2 stemmendie van de heeren Suringar en Gorteren punt b zon der hoofdelijke omvraag. Zijnde dientengevolge besloten a. Het tractement van den waagmeester te verhoogen met ƒ100 en derhalve vast te stellen op ƒ550 met ingang van den 1 Januarij 1872. b. Dienovereenkomstig art. 10 der verordening, regelende de inrigting en de werkzaamheden van het personeel voor de be diening van de openbare waag, vastgesteld den 30 October 1856, te wijzigen. 3. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van de Wed. W. Oberinkom aan haar eenig pensioen of eene gratificatie toe te kénnen. De vergadering vereenigt zich zonder hoofdelijke stemming met de conclusie van het voorstel en besluit alzoo Aan Elisabeth Noorderbroek, wed. W. Oberink, over 'tloo pend dienstjaar eene gratificatie toe te staan ten bedrage van 100. 4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verhooging der jaar wedde van de doodgravers bij de algemeene begraafplaats. In overeenstemming met de conclusie van het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming besloten tot wijziging der verorde t» sm WJM-JS mr'&r.ate Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871 165 ning op de inrigting en het gebruik van de algemeene begraaf plaats en de begrafenissen in deze gemeente, van 18 December 1869in dezer voege dat al. 2 van art. 45 worde gelezen //De doodgravers genieten ieder eene jaarwedde van 350 uit de gemeentekasbehalve vrije woning." 5. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van de keurmeesters van vleeschvisch enz. om verhooging van bezoldiging. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig de con clusie van 't voorstel besloten a. Het bedrag der jaarwedde van de keurmeesters van vleesch, visch enz. in deze gemeente wordtte rekenen van den 1 Janu arij 1872 af, voor elk hunner bepaald en vastgesteld op vier honderd gulden. b. Met den 1 Januarij 1872 wordt ingetrokken het raadsbesluit van 23 December 1867, waarbij aan den keurmeester van vleesch visch enz., J. O. Wijma, eene personele toelage is verleend van 100 'sjaars. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van de politie-dienaren der Se klasseom verhooging van bezoldiging. De heer Gorter acht de voorgestelde verhooging allezins wen- schelijk. De politie-dienaren der 3e klasse toch zijn zoo te zeg gen m de onmogelijkheid omgelijk andere werkliedenvan extra-uren te genieten omdat zij 's avonds 9 uur aan de wacht moeten zijn. Hij zal daarom gaarne voor het voorstel stemmen. De beide onderdeden der conclusie van het voorstel worden achtereenvolgend zonder hoofdelijke stemming aangenomen zoo dat is besloten: a. Met ingang van den 1 Januarij 1872 de bezoldiging van de politie-dienaren der 3e klasse in deze gemeente te verhoo gen met ƒ15 en alzoo te bepalen op ƒ150 'sjaars. b. I)e laatste alinea van art. 2 der verordeningregelende de inrigting van het personeel der politie, laatstelijk gewijzigd vastgesteld bij raadsbesluit van 28 October 1869 te wijzigen in overeenstemming met het sub a genomen besluit. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot nadere regeling van de jaarwedde van den secretaris-boekhouder bij de stads armenkamer. De conclusie van het voorstel luidt als volgt //10 Art. 59 van het reglement op het bestuur van de stads armenkamer te Leeuwarden te wijzigen in dier voegedat in plaats van 800 daarin worde gelezen f 600. „20. Te bepalen dat het sub 10 genomen besluit in werking- zal treden den 1 Januarij 1872." De heer Suringar zegtdatwanneer hij zich zoo straks verklaard heeft tegen de verhooging van sommige jaarwedden hij zich in dit geval verklaren zal tegen de verlaging van be zoldiging. Voor deze betrekking toch wordt een specialiteit ver eischt. De administratie der armenkamerofschoon door de wij ziging der armenwet vereenvoudigdblijft nog altijd omvangrijk, en de tijdvroeger door den secretaris-boekhouder aan admini strative werkzaamheden besteedkan thans door hem zeer wel tot het onderzoek naar den toestand der armen worden benut tigd. Hij acht dat een taak van het hoogste gewigt en van groot belang. Spr. zal zich op dezen grond niet met het voor stel vereenigen. De heer Buma zal zich ook niet met het voorstel vereenigen. Het komt hem voor, dat er gewigt moet worden gehecht aan de motiven die door voogden der armenkamer in hunne missive zijn neergelegd. De voogden toch zijn van nabij met de werk zaamheden van den secretaris-boekhouder bekend. Zij adviseren niet alleen pertinent, om de jaarwedde op het tegenwoordige cijfer te behouden maar zij laten zelfs in hun advies doorsche meren dat met er tijd een voorstel tot verhooging door hen zal worden gedaan Zij erkennen, wel is waar, dat de werk zaamheden van den secretaris-boekhouder zijn verminderd doch zij achten dit gelukkig, omdat hij daardoor wordt in de gele genheid gesteldom aan het bezoek van en het toezigt op de bedeelden meer zorg en tijd te wijdendan tot dusverre in billijkheid van hem kon worden verlangd. Dat dit toezigt hoogst wenschelijk wordt geachtkan blijkenwanneer men er op letdat voogden het noemen eene levenskwestie voor de finantiën der gemeente. Spr. betwijfelt de bewering van burge meester en wethoudersals zoude bedoeld toezigt buiten den eigelijken werkkring van den secretaris-boekhouder liggen. Im mers in art. 65 van het reglement op het bestuur der stads armenkamer leest spr.„Hij de secretaris-boekhouder doet „opzigtens de armendie vaste bedeeling of bedeeling gedu- rende den winter vragen vóór dat op hunne aanvragen door „de voogden wordt beslistonderzoek naar hunne behoeften „en is verpligt die armen te dien einde in hunne woningen te „bezoeken." Hoewel spr. het onkiesch vindtom over een amb tenaar in eene openbare vergadering te sprekenacht hij zich toch geregtigd tot de verklaringdal de tegenwoordige titularis zeer in het belang der administratie werkzaam is. Voor't geval het voorstel van burgemeester en wethouders mogt worden ver worpen zal spr. gaarne het voorstel doen om het tractement op het cijfer van 800 te laten. De heer Wiersma zal zich tegen het voorstel verklarenop grond dat het hem niet gebleken isdat de werkzaamheden aan de betrekking van secretaris-boekhouder verbonden zooda nig verminderd zijndat eene bezoldiging van f 800 te hoog zoude zijn. Om deze zaak naar behooren te kunnen beoordeel lenhad spr. gewenschtdat vooraf ware uitgemaaktof de bezoldiging van ƒ800 vóór de wijziging der armenwet wel vol doende was. Misschien ware men dan tot de overtuiging ge raakt dat dit niet het geval was. Dochwaar dit niet is uit gemaakt daar moet spr. zich tegen het voorstel tot verminde ring verzetten. Van den anderen kant is het hem trouwens ook niet geblekendat de werkzaamheden zijn verminderd. Wel is het mogelijkdat zij door de wijziging der armenwet eene an dere rigting hebben genomen van vermindering van den tijd voor die werkzaamheden benoodigdblijkt hoegenaamd niets. Ook zou spr. het onpractisch vindenombij waarschijnlijke herbenoeming van den tegenwoordigen titularishet tractement te verminderen. Het spreekt van zelfsdat daarmede ook diens animo zou afnemenen ontegenzeggelijk zou de gemeente daar door worden benadeeld, 't ls op grond van dit een en ander dat spr. zich niet bij het voorstel kon aansluiten. De heer Bloembergen zegtdat 't er verre van af isdal het collegie van dagelijkseh bestuur geen acht geslagen heeft op de inlichtingen, die door voogden der armenkamer zijn verstrekt: maar tevens heeft het acht gegeven op 't geen aanschouwelijk isnamelijk op de belangrijke vermindering der werkzaamheden van den secretaris-boekhouder. Het was tot het waarnemen daar van des te beter in staatdoordien men daarop eene controle had ter secretarie. En als het nu nagingwelke belangrijke verligting de wijziging der armenwet voor den ter secretarie met de armenzaken belasten ambtenaar tengevolge haddan moest het daaruit opmakendat de vermindering voor den secretaris boekhouder allerbelangrijkst moet zijn. En natuurlijk het on derzoek naar de armen elders gedomicilieerdde correspon dentie daarover was zoo grootdat het collegie zich in der tijd gedrongen heeft gevoeld om voor te stellen de jaarwedde van den vroegeren secretaris-boekhouder op ƒ1000 te bepalen. De raad heeft dit toen echter niet gewild. Maar, waar dan nu de werkzaamheden zoo aanmerkelijk zijn verminderd waar die werk zaamheden in de instructie worden omschreven en van zijde van voogden geen voorstel tot. wijziging van die instructie werd ge daan daar meende het collegie allezins aanleiding te vinden om thans eene verlaging voor te stellenvooral nu er eene nieuwe benoeming moet plaats hebben. Waar vervolgt spr. in het rapport gesproken wordt, alsof de secretaris-boekhouder buiten zijn werkkring is gegaan daar heeft men volstrekt niet W

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1871 | | pagina 2