178
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1871.
A
Wat betreft de opmerking van 't rapportdat de boomen ziin
geplant hoven de gasleidingengeeft «pr. de verzekeringdat
dit met geschied isalle boomen staan nagenoeg een meter van
de leidingen verwijderd. Verder kon men ze niet wel plaatsen.
Men dient hier echter in 't oog te houdendat de boomen
trouwens ook maar voor behelp strekken daar ze zoodra langs
de zuidzijde der gracht huizen gesticht zijn toch weggenomen
moeten worden.
De heer van Sloterdijck heeft den heer Dirks hooien zeg
gen dat de hovenier reeds vooraf gewaarschuwd is. Spr. wil
de waarheid hiervan niet betwijfelen doch moet dan toch ook
erkennen, dat het hoogst moeijelijk was, om, terwijl de gaten
gemaakt en de potelingen aanwezig warenvoor deze een
anderen uitweg te vinden. Üe heer Bruinsma boude het spr
ten goede, wanneer hij 't door hem gezegde betwijfelt. Hijzelf
i Sezien °P sommige plaatsen de boomen met de
gasleidingen in aanraking kwamen. Voor 't overige gelooft spr
dat de uitdrukking in het rapport „dat het gebrek aan zamen-
werking of regelend toezigt in dezen wordt betreurd"' haar volle
kracht behoudt.
De heer Bloembergen verklaart getuige te zijn geweest
dat de hovenier ten stelligste heeft verzekerd, dat d'e sterfte van
de boomen niet het gevolg van aanraking der gasleidingen is.
De heer Westenberg wijst op het aanbinden der boomen,
dat zoo gebrekkig plaats heeft en veelal het kwijnen ten gevolge
heeft. Geschiedt dit niet goed dan raken de boomen los en
worden door den wind in beweging gebragtals gevolg waarvan
de wortels zich niet in den grond kunnen vasthechten.
De heer Jongsma zegt dat het zijne aandacht getrokken
heeftdat op rijks- en provinciale wegen thans veelal nootenboo-
meu worden geplant. Hem dunkt dat nooteboomcn hier in de
gemeente ook wel met succes zouden zijn aan te wenden, 't Is
voor hem de vraagof deze niet wenschelijker zijn dan ieperen.
De Voorzitter geeft te kennen dat het grootste bezwaar
gelegen is hierindat men de jonge boomen niet goed aan den
gang kan krijgen. Zij worden te veel geteisterd door de weste
windenwaaraan deze gemeente geheel bloot staat, Ook de
gasleidingen dragen het hunne tot het kwijnen der boomen hij.
Aan de zuidergracht heeft men thans de gaten voorbedachtelijk
voor den winter gegraven, omdat het bewezen isdat, wanneer
deze aan den vorst zijn bloot gesteld geweestde boomen alsdan
in het voorjaar geplant zich beter kunnen ontwikkelen en meer
tieren. Men is aan de zuidergracht wel gebonden aan ieperen
omdat de geheele regel met dusdanige boomen beplant is. De
nooteboomen zijn niet aan de aandacht van burgemeester en
wethouders ontsnaptzij hebben zelfs last gegeven er eenige aan
te koopen enheeft spr. het goeddan zijn er bereids hier en
daar al enkele geplant, t Aanplanten van andere vruchtboomen
schijnt minder aan te raden omdat deze weinig hout geven en
het dus jaren zal aanhouden eer er de wandelaars er eenig genot
van kunnen hebben. De ziekte in de ieperen boomen is een
treurig verschijnselburgemeester en wethouders hebben echter
met, het oog daarop besloten ze zooveel mogelijk door lindeboo-
men te doen vervangen. Op de Nieuweburen o. a. zijn er reeds
eenige van deze aangeplant. Men heeft echter gemeend dit zoo
te moeten doen dat de regelmaat worde behouden. Spr. kan
ten slotte de verzekering geven dat burgemeester en wethou
ders zich met de kwestie van 't aanplanten van boomen ernstig
bezig houden.
De artt. 36 worden hierna zonder hoofdelijke stemming aan
genomen
IV. De Voorzitter, het vervolgens noodig keurende eene
zitting met gesloten deuren te houden heft de openbare verga
dering tijdelijk op.
V. Na heropening der vergadering met de behandeling der
begrooting wederom aangevangen zijnde, worden de artt. 79
van afd. I van hoofdstuk III met algemeen© stemmen aange
nomen.
Art. 10.
De heer van Valkenburg merkt op, dat de straatverlich
ting in twee sectiën is ter sprake gebragt. Voor een gedeelte
zijn de ter zake in die sectien gemaakte opmerkingen in 't rap
port overgenomen naar aanleiding waarvan eene opgave van
burgemeester en wethouders ontvangen is. Ten vorigeu jare is
op voorstel van den heer van Sloterdijck de post, voor de straat
verlichting met 2000 verhoogdtengevolge hiervan zijn er
eenige lantaarns bijgekomen. Spr. heeft zich echter de vraag
gesteldwaar die lantaarns zijn aangebragt en meent op die
vraag te moeten antwoorden bij uitnemendheid „in de buiten
wijken". Naar zijn bescheiden oordeel laat de verlichting in
de gemeente nog veel te wenschen over. Daarom heeft hij in
de sectie voorgesteldom hetgeen door de verlaging van "den
gasprijs wordt uitgewonnen voor het aanbrengen van meerdere
verlichting aan te wenden. Het antwoord van burgemeester en
wethouders heeft hem hiervan niet terug gebragtintegendeel
er zijn nog verschillende plaatsen in de gemeentewaar de ver
lichting niet voldoende is. Spr. noemt slechts de Kerkstraat,
waar onlangs een brievenbus is aangebragt en waar men wel een
lantaarn mag meenemen wil men er van veizekerd zijndat de
brievendie men aan den post toevertrouwtwel in de bus te
land komen. In andere straten is het niet veel beter gesteld.
Het voorstel van den lieer van Sloterdijck ten vorigen jare aan
genomen strekte volgens zijne opvatting hoofdzakelijk om de
lantaarns meer tot elkaar te doen naderen. Spr. gelooft niet dat
zulks heeft plaats gehad, 't Is op grond van een en ander dat
hij thans voorstelt den post met f 1500 te versterken.
Dit voorstelniet ondersteund wordende blijft buiten behan
deling.
De heer Bloembergen heeft liet woord gevraagd om namens
burgemeester en wethouders een voorstel te doen. Wanneer
hij het amendement van den vorigen spr. niet heeft ondersteund,
dan was dit, omdat hij andere motiven voor 't door hem te doen
voorstel heeft. Het collegie heeft, voorgelicht door de commis
sie voor de gasfabriekomtrent de verlichting en de uitbreiding
daarvan in de gemeente inlichtingen verstrekt. Die verlichting
heeft bij t collegie en hier doet spr. opmerken dat de straat
verlichting niet door de commissie, maar door het dagelijksch
bestuur wordt geregeld een punt van gezette overweging uit
gemaakt, Toen verleden jaar tot vermeerdering der verlichting
was besloten hebben burgemeester en wethouders persoonlijk
onderzocht waar die vermeerdering het meest noodig wasmen
heeft daarvoor onderscheidene punten uitgezocht en op deze is
de verlichting versterkt. Dat die vermeerdering voor het grootste
gedeelte de buitenwijken heeft betroffen vond zijn grond hierin,
dat deze het minst met lantaarns waren bedeeld. Is het thans
de bedoeling van den raad de verlichting nog overvloediger te
makendan zullen er nog tal van lantaars geplaatst moeten
worden. Maar spr. moet opmerken dat men wel in aanmerking
behoort te nemen dat juist het meerder aantal lichten op som
mige plaatsen de oorzaak isdat het op andere plaatsen duis
ter schijnt. Dat het getal lantaarns reeds belangrijk is vermeer
derd kan blijken, als men er op let, dat in 1865, toen de
exploitatie der gasfabriek op de gemeente is overgegaanhet
getal straatlantaarns 277 bedroeg terwijl het nu reeds 370 A
375 beloopt, zoodat er nagenoeg 100 zijn bijgekomen. Nu moge
men zeggendat de gemeente intusschen is uitgebreiddoch
hiertegen meent spr. te mogen beweren dat die uitbreiding op
verre na niet zoo groot is, dat daarvoor 100 lantaarns zouden
noodig zijn geweest. Het aantal uren brandens onderging ook
eene belangrijke vermeerdering; terwijl het in 180S 1779 bedroeg,
zal het dit jaar 2200 zoo geen 2300 bedragen. En nog is men
steeds bezig na te gaan waar hier of daar met vrucht een lan
taarn zou kunnen worden aangebragt. Men gaat daarbij van de
ft: JU ..4T Jr JB'l
wmsÊÊÊtm
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1871.
179
meening uit, om juist die plaatsen uit te kiezen, waar, door
onvoldoende verlichtingde ingezetenen aan gevaar zouden bloot
staan doch daar doet men dan ook in sommige gevallen niet
meer dan om dat gevaar af te wenden noodig is. Zoo zou men
o. a. op den weg naar de begraafplaatswilde men dezen geheel
verlichten nog wel 6 a 7 lantaarns kunnen plaatsen maar ging
men zoodanig te werkdan zou spr. vreezen dat de verlichting
ten slotte een zeer aanzienlijk cijfer zou vorderen want dan
zouden ook de bewoners uit andere buitenwijken verlichting vor
deren dan kon men b. v. met evenveel regt eischen den Zwar
ten weg tot aan het tolhuis of dien van de Bontekoe tot naar
de stad te verlichtende kosten zouden aldus een exorbitant
cijfer bereiken. Reeds nu brengt de bestaande verlichting en
hiermede komt spr. tot de grond van zijn voorstel mede dat
het collegie zich bij nadere overweging gedrongen ziet op lit. a
van den onderwerpelijken post eene verhooging voor te stellen.
Reeds bij het nu bestaand aantal lichten blijkt de uitgetrokken
som ontoereikend te zullen zijnwaarom spr. namens burge
meester en wethouders voorstelt den post met j 1000 te verhoo-
gen. "Wordt deze som verleend dan zal men op den bestaan-
den voet voortbrandende behoudens het aanbrengen van wei-
ligt een tiental lantaarns de kosten kunnen bestrijden. Meent
echter de raad nog verder te moeten gaan dan zal men nog
meer moeten verhoogen. Voor de bestaande verlichting is echter
eene verhooging met 1000 toereikend te achten.
De heer Dirks zegtdat een paar zinsneden in 't rapport der
commissie zijne aandacht hebben getrokken. Er wordt namelijk
in gezegd dat in twee sectiën de wensch is geuit, om ruime
pleinen met driearmige lantaarns te verlichten. Spr. vat dit zoo
opdat men dit niet algemeenmaar bij wijze van proefneming
zou willen zien. Omtrent den uitgedrukten wensch wordt door
de commissie gezegd „De besproken verlichting met driearmige
„lantaarns moge hier en daar tot sieraad strekken betere straat
verlichting wordt er, oordeelen rapporteurs, niet door bereikt."
Bij de lezing hiervan is spr. voor den geest gekomen het bekende:
„wat geeft meer licht dan een engelsche Tamp drie engelsche
lampen." Hij gelooft dat dit ook hier van toepassing is en dat
een driearmige lantaarn meer licht zal geven dan een eenlichts.
Men zou althans gevoeglijk eens eene proef met een driearmige
lantaarn kunnen nemen b. v. op het plein voor 't paleis van
justitiedat daarvoor zijns inziens zeer geschikt is. Op andere
plaatsen o. a. in den Haag op het Huijgensplein het Buitenhof
enz. treft men ook zulke lantaarns aan en spr. moet bekennen,
dat deze een zeer flink licht over die pleinen geven. Ook van
wege den sieraad zijn ze zeer aan te bevelen. Nu spr. toch aan
't woord is wil hij nog een enkele opmerking maken. Dikwijls
gebruikt men bij illuminatie enz. gasverlichting. Onlangs heeft
hij daarvan op eene andere plaats ook zoo iets gezien dat hem
bijzonder voldeed. Men had daar op of aan gaslantaarnen een
eenvoudig toestel of gasornement aangebragtb. v. een stereen
cirkeleen coupe enz. Daardoor verkreeg men èu meer licht
èn eene sierlijke illuminatie. Het beantwoordde zoo zeer aan
het dubbel doeldat spr. meende dit hier te moeten mede-
deelen.
De heer Westenberg heeft zoo straks het amendement van
den heer van Valkenburg niet ondersteund omdat hem dit niet
genoeg gemotiveerd voorkwam daar het uit diens toelichting
niet bleek waarvoor de voorgestelde verhooging strekken zou.
Nu hij echter de inlichtingen van 't dagelijksch bestuur heeft
gehoord, betreurt hij het, dat door burgemeester en wethouders geen
hooger bedrag wordt voorgesteld. Als hij toch de gegeven in
lichtingen goed begrijpt, dan zal het getal lantaarns zoo blijven
als 't nu isen de voorgedragen verhoogiug niet strekken tot
liet scheppen van meer verlichting, maar alleen ter bekostiging
van de bestaand-'. Hij zou daarom het dagelijksch bestuur wel
in overweging willen geven eene grootere verhooging voor te
stellen.
De heer van Sloterdijck verkeert in dezelfde omstandighe
den als de vorige spreker. Ook hij heeft het voorstel van den
heer van Valkenburg niet ondersteund, omdat hij noch door de
memorie van beantwoording noch door de discussie was terug-
gebragt van de opinie in 't verslag der commissie uitgedrukt,
Maar nu hij den heer Bloembergen gehoord heeft, is hij over
tuigd dat rapporteurs hebben gedwaald. Bij het verslag is het
denkbeeld geopperd om de verlaging van den gasprijs niet op
den post voor verlichting te doen influencerenopdat deze dan
tevens strekken kon tot vermeerdering der lantaarns. Rappor
teurs toch meenden, dat onder dezen post ook begrepen was de
2300 waarmede hij ten vorigen jare is verhoogd en waren
derhalve van oordeeldat er met de verlaging van den gasprijs
altijd eene som voor uitbreiding der verlichting zou overblijven.
Doch nu het gebleken isdat de aangevraagde som gevorderd
wordt voor het brandend houden met vermeerdering ran wel-
ligt een tiental lantaarns gelooft spr.dat het gevoelen van
rapporteurs ongegrond is en betreurt hij het met den vorigen
spreker, dat het amendement van den heer van Valkenburg als
niet ondersteund is ter zijde gelegd. Ook hij geeft het dagelijksch
bestuur in overweging alsnog verhooging voor te dragen.
Een enkel woord zij spr. nog veroorloofd omtrent de opmer
king van den heer Dirks ten aanzien van het gebruik van drie
armige lantaarns en 't daarbij gebezigde „wat geeft meer licht
dan een engelsche lamp 't Is verre van rapporteurs te willen
bewerendat een driearmige lantaarn niet meer licht geeft dan
een eenlichtsmaar dit behoefde de commissie toch zeker niet
uit te drukken dat drie zóó digt bij elkander geplaatste lichten
niet zooveel licht geven als wanneer ze op eenigen afstand van
elkander verwijderd zijn. Zij mogen al wat tot sieraad strekken
doch op verderen afstand lichten ze niet. Van dit gevoelen is
spr. ook na 't gehoorde niet teruggebragt.
De heer Bloembergen erkent de waarheid van de meening
van den vorigen spr.dat onder den post ook begrepen is de
vermeerdering van de verlichting van 't vorige jaar. Dit is ge
heel het geval. Men heeft den prijs gereduceerd op 10 cent per
stère en bij de begrooting gerekend op een gebruik van 95,000
stères. Doch sedert de indiening der begrooting is de verlichting
nog meer uitgebreid en is men bij nadere becijfering tot de we
tenschap gekomen dat de uitgetrokken som ontoereikend zal zijn
en noodzakelijk met J 1000 behoort te worden verhoogd. Bij die
verhooging heeft men op den voorgrond gesteld eene vermeerde
ring met nog een lOtal lantaars. 't Aantal uren brandens isge
lijk gezegd tot 2200 geklommen. Het aanmerkelijke van dit
cijfer valt in het oogals men bedenktdat voor de straatver
lichting in den regel slechts gerekend wordt op 1400 duistere
uren per jaar. Dat dit cijfer reeds nu met 800 wordt overtroffen
is een blijkdat men in dit opzigt althans niet karig is. Wan
neer evenwel de raad verlangt, dat de verlichting nog meer
worde uitgebreid dan met 10 lantaars, dan is het noodzakelijk
den post met een hooger bedrag te verhoogen. Om aan dezen
wensch te gemoet te komen neemt spr. thans de vrijheid namens
burgemeester en wethouders voor te stellen den post in stede
van met 1000 met 2000 te verhoogen en op 11,500 uit te
trekken.
Dit voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Lit. i en c van art. 10 worden mede met algemeene stemmen
aangenomen.
Art. 11.
De heer Jongsma merkt op, dat er in de sectiën is ge
vraagd of er op den aanleg van ijsbanen niet eene provinciale
verordening bestaat. Rapporteurs zeggen deze verordening niet
te kunnen vinden. Spr. meent, dat er eene gemeentelijke ver
ordening op dit onderwerp betrekkelijk aanwezig moet zijn. Hij
hoort zich toeroepen dat dit niet het geval is 't kan zijn maar
dan moet hij den wensch uitspreken dat er zoodanige verorde
ning worde vastgesteld. Hij herinnert zich nog, dat in 1853