180 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1871. door den minister van binnenlandsche zaken omtrent dit 01 der- werp eene circulaire aan de gemeentebesturen is gerigt. )oor vele gemeentebesturen is daaraan gevolg gegeven en nu zou spr. het betreuren dat Leeuwarden in dezen bij andere gemeen ten achter stond. Daarom herhaalt hij zijn wenschdat er dus danige verordening worde gemaakt. De heer Blo0mb0rg0n geeft te kennen, dat, voorzooverre hem bekend ten dezen geene provinciale verordening bestaat. Wel weet hij dat er in der tijd eene aanschrijving daartoe aan de gemeentebesturen is gezonden. Al6 gevolg daarvan heeft het dagelijksch bestuur dan ook voorstellen aan den raad gedaan doch aangezien ter uitvoering daarvan eene niet onbelangrijke 6om noodig was vooral voor het in goeden staat houden van de hoofdwaterwegenvonden deze voorstellen geen ingang en is door den raad slechts de kleine som toegestaan die sedert altijd en ook nu weer op de begrooting voorkomt. Art. 11 wordt hierna met algemeene stemmen aangenomen. Afd. II. Art. 1 wordt met .algemeene stemmen aangenomen. Art. 2 wordt op voorstel van burgemeester en wethouders met 100 verhoogd. Art. 3 wordt met algemeene stemmen aangenomen. Afd. III. Art. 1. Lit. a. wordt op voorstel van burgemeester en wethouders met 100 verhoogd. De verdere onderdeelen van 't art. en art. 2 worden met alge meene stemmen aangenomen. De verschillende artt. van de afd. IVVI en de artt. 13 van afd. VII worden alle met algemeene stemmen aangenomen. Afd. VII. Art. 4. De heer JODgSma zegt, dat de commissie van rapporteurs bij dezen post aan burgemeester en wethouders eene vraag heeft gedaanomtrent den stand van de uitbreiding der gemeente aan ae zuidzijde der gracht. Bij het antwoord van burgemeester en wethouders worden de redenen opgegevenwaarom voor dit werk geen post op deze begrooting is gebragt. Zij deelen den stand der zaak mededie hierop neerkomtae plannen zijn ont vangen en reeds bij de bouwcommissie in behandeliug. Hieruit trekt spr. de conclusie dat er leven in de zaak is en dat men mag verwachten, dat in 1872 de uitbreiding zal aanvangen. Naar aanleiding daarvan moet hij echter vragen of het nu ook niet goed zou zijn op deze begrooting een memoriepost ter zake uit te trekken. De heer BlO0mb0rg0n zou meenendat de omschrijving van het tegenwoordig art. gelegenheid aanbiedtom mogt men in 1872 tot de uitbreiding overgaan met de kosten daarvan te worden vermeerderd. Een afzonderlijke post is naar zijn in zien daarvoor niet noodig. Bovendienmen kan altijd aan de begrooting posten toevoegen of op daarop komende posten over schrijven. 't Werk van de uitbreiding zal trouwens ook wel van dien omvang zijn dat daarvoor eene wijziging der begroo ting zal worden noodig bevonden. Dit zal des te gemakkelijker gaanomdat dan dadelijk tegenover de uitgaven een ontvang- post voor den verkoop der terreinen kan worden aangebragt. De heer Jongsma dankt voor de ontvangen inlichtingen waaruit hij ontwaart dat de wijziging der begrooting niet zoo ■zwaar wordt geacht als hij zich voorstelt. Het wa3 zijne be doeling burgemeester en wethouders van dat bezwaar te ont heffen en waar nu deze tegen dat bezwaar niet opzien daar kau hij er zich bij neêrleggen. Art. 4 wordt hierop met algemeene stemmen aangenomen. Art. 5. De heer Brung0r heeft reeds in de sectiën tegen dezen post bedenkingen ingebragt. Hij verbeeldt zichdat het hier bedoeld werk niet zoo urgent is. De onderwerpelijke weg wordt weinig beredenterwijl de omstandighedendie voor twee jaar een druk gebruik daarvan deden noodig zijnzijn vervallen. De brug bij de Vrouwenpoort, destijds in bewerking, is van zoo danig goede constructie gemaakt, dat er een waarborg bestaat tegen een ongeluk als 't welk met de vorige brug heeft plaats gegrepen. Ook met het oog op de omstandigheid dat verschei dene op de begrooting van 1871 voorkomende werken niet zijn uitgevoerd noopt spr. tegen dezen post te stemmen. De heer Gortor is van 't zelfde gevoelen als de vorige spre ker. Wanneer er van de Vrouwenpoort naar het spoorwegsta tion geen goede weg bestond dan zou het welligt noodig zijn dezen weg in orde te brengen. Maar op 't oogenbhk heeft men geen behoefte aan dezen weg. Hij wil echter erkennendat de weg wel eenige verbetering behoeftdoch dit kan met eene veel geringere som geschieden. Ware het 't geval dat het ter rein aan de zuidzijde der gracht reeds was bebouwd 't zou nog iets anders zijn. In de gegeven omstandigheden kan spr. zich niet vereenigen met het voorstelom voor dezen weg 8000 uit te trekken. Wordt er al een post vereischtom de langs dezen weg staande boomen te rooijengaarne zal spr. tot het aanbrengen van zoodatfigen post mede werken. De heer Bminsma zegtdat de heer Gorter heeft gespro ken van het rooijen van boomen. Daaromtrent diene dat dit zeer urgent is. Het collegie zelf heeft deswege een onderzoek ingesteldwaarbij het is geblekendat er onder de boomen veel worden aangetroffen die geheel dood zijnterwijl andere er van ja leven, maar meer dan half dood zijn. Deze moeten dus wel gerooid worden. Doet men dat en maakt men niet met een den weg zooals men hem wil makendan veroorzaakt men dubbele kosten. Spr. dunktdat het niet geraden is goed bij kwaad geld te gooijen en het mitsdien verkieslijk mag worden geacht het rooijen der boemen met de verbetering van den weg te doen gepaard gaan. Wil men de boomen laten staan hij heeft er vrede mefi, mits dan ook de weg zóó worde gelaten. Spr. merkt verder op dat dit werk toóh eenmaal moet ge schieden ja dat het zelfs niet lang meer kan worden uitgesteld, omdat reeds in 1872 met de uitbreiding aan de zuidzijde der gracht wordt aangevangen. De heer R0ng0rs acht deze afdeeling te behooren tot die waaraan dubbele naauwlettendheid moet worden geschonken. Het is spr. gebleken dat de onderwerpelijke post thans reeds voor de derde maal wordt bediscussieerd. Hij blijft echter van gevoelen dat hij ook nog van deze begrooting kan gemist wor den. Het argument van den heer Bruinsma betoogt zijns inziens te veel. «Omdat het werk toch eenmaal geschieden moet" is eene redeneringdiewerd zij algemeen toegepastden raad zeer ver voeren zou. In de gemeentelijke huishouding moet even als bij elke particuliere huishouding een onderscheid wor den gemaakt tusschen de noodzakelijke uitgaven en die welke uitstel kunnen lijden. Let spr. op het belangrijk eindcijfer der begrooting en de daarop uitgetrokken leening van 24,000 dan gelooft hij uitstel van het minder noodige te mogen aanbevelen. Hij acht verder dit werk hot eenige dat men zonder gevaar kan uitstellen. Nadat de communicatie lnngs andere wegen zooveel verbeterd isbestaat er aan dezen weg geene oogenblikkelijke behoefte. Spr. wil daarom den weg voorloopig zoo laten wat trouwens nog geenszins belet de doode boomen te rooijen. De heer Gort©r persisteert bij zijn gevoelen dat het beter is de boomen te rooijen en de daardoor te ontstane gaten aan te vullen dan den weg liet volgend jaar geheel te vernieuwen. De lieer van Slot0rdijck zegt dat deze post niet voor liet eerst op de begrooting verschijntintegendeel hij heeft reeds verschillende lotswisselingen ondergaan. Spr. behoorde vroeger Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1871. 181 tot degenendie deze verbetering niet noodzakelijk oordeelden. Van dat gevoelen is hij thans terug gekomen, en gelooft hij wezenlijk dat er aan deze verbetering groote behoefte bestaat. Niet alleen voor de passage met rijtuigen is de verbetering noo dig, ook voor het vervoer van vee bestaat daaraan behoefte. Al het veedat van de westzijde wordt aangevoerdmoet thans door het bebouwde gedeelte der gemeente worden geleid. De ingezetenen ondervinden daarvan veel last en zouden het zeer zeker met welgevallen begroeten wanneer door het openstellen van een anderen weg die last werd opgeheven. Dat dat ver voer van vee nog al iets beteekentkan spr. thans opmerken nutengevolge van de vernieuwing der brug in den Groninger straatweg het vee van de oostzijde komende den Grachtswal wordt langs gevoerd. Is er een eenigzins drukke marktdag op handendan houdt het vervoer soms den ganschen nacht aan. Men lette er voorts wel op, dat de Vrouwenpoortbrug aan de passage oponthoud kan in den weg stellen. In dat geval is een uitweg des te meer verkieslijk te achten. Ofschoon er bij twee der wethouders verschil van zienswijze bestaataarzelt spr. niet uit volle overtuiging zich bij den oud sten wethouderden heer Bruinsmaaan te sluiten. Wil men de terreinen aan de zuidzijde der gracht begeerlijk maken dan moet men ze ook een behoorlijken toegangsweg geven. Aan het maken van dien weg geeft hij nu de voorkeur boven het wach ten tot na de bebouwing. Spr. erkent met den heer Rengers dat er verscheidene werken op deze begrooting voorkomen en dat deze nog vermeerderd worden door de in 1871 niet uitge voerde; maar juist hierom moet hij wijzen op de omstandigheid dat tengevolge daarvan de dienst 1871 een overschot zal ople veren zoodat. de op de begrooting aan te brengen werken niet uitsluitend ten laste van de dienst 1872 komen. De Voorzitter zegt, dat het rooijen der boomen ondoenlijk wordtwanneer niet tegelijk de weg worde hersteld. Al spreekt men op 't oogenblik over het niet nuttige van dezen weg dan zal men toch wel willen toestemmen dat het een van de zor gen van 't gemeentebestuur isom de gemeente er uiterlijk wat goed te doen uitzien. Mogt de raad thans den voorgedragen post niet goedkeurendan wil spr. voor zich wel verklaren dat hij zich niet zal beijveren om de boomen om te hakken. Art. 5 wordt hierna aangenomen met 11 tegen 8 stemmen die van de heeren BumaHommes, Wijbrandi, Rengers, Gor ter, WiersmaBrunger en de With. Art. 6 wordt aangenomen met algemeene stemmen. Art. 7. De heer van Valkonburg merkt opdat er in den laatsten tijd verschillende privaten met vuilnisbakken zijn aangebragt. In het rapport is daarover ook reeds gesproken. In de memorie van beantwoording geven burgemeester en wethouders te ken nen dat zij de gegronde aanmerkingen omtrent de inrigting der urionairs gaarne zullen ter harte nemen. Daar is echter geen sprake van de vuilnisbakken. Nu komt het spr. voor, dat deze niet die geschiktheid bezitten welke ze behooren te hebben. Ze zijn veel te groot, vooral dan wanneer ze dagelijks worden geledigd, en door dien omvang zeer zeker ook kostbaarder in daar- stelling dan noodig is. Ze zijn ingerigtalsof ze voor de ver zameling van verscheidene weken moeten dienen iets wat ze ker niet de bedoeling zal zijn en ook geenszins tot bevordering der gezondheid strekken kan. De heer R0ng0rs kan omtrent de opmerking van den vori- gen spr. weinig voegen bij hetgeen hij deswege ook reeds in de sectie heeft aangevoerd, namelijk, dat het dagelijksch bestuur, ofschoon de geopperde bezwaren niet ontkennendetoch aarze len moet. om, nu de bakken nog naauwelijks drie maanden in gebruik zijnreeds tot eene wijziging daarvan over te gaan. Het kan zeer wel zijn dat de toestand op sommige plaatsen minder gunstig schijntmaar in Groningen, waar de aschbakken geheel op dezelfde wijze zijn ingerigt, bevallen ze uitstekend. Men mag dus vertrouwen datwanneer de ingezetenen beter mot het doel der bakken bekend zijn en daarin de stoften wer pen die anders op de rioolkolken worden aangetroffen de toe stand beter zal worden als hij voor eenigen tijd was. Intusschen zullen burgemeester en wethouders gaarne de bedenkingen ter harte nemen. Spr. gelooft echter te mogen zeggen, dat men gaandeweg verbetering zal merkenwat in ieder geval nu reeds 't geval is op die plaatsen waar stegen worden aangetroffen. De bakken mogen er al niet uitlokkelijk uitzien de straten hebben dan toch gansch in reinheid gewonnen. De heer Dirks zegtdat de opmerking van den heer van Valkenburg betrekking had op eene spoedige opruiming der stot- fen. Hij wenscht hieromtrent mede te deelen wat hij onlangs elders heeft gezien. Daar waren eenige ambulante stad-reiuigers in druk bereden stratenvoorzien van een draagmand op den rugzij liepen de straten steeds op en neer en zoodra zij eenige vuiligheid vonden wierpen zij het dadelijk zeer behendigover het schouder in de mand. Daardoor hield men daar ter plaatse {Rome) de straten zeer zindelijk, waar zij vroeger bekend stonden door groote vuilheid. De heer Bruinsma merkt op dat men met de grootte der bak ken ook te rekenen had dat zij van tijd tot tijd geschikt moe ten zijn om veel vuilnis te bergenb. v. in de maanden Mei en November bij verhuizingen en in den schoonmaaktijd. De in gezetenen moeten dan dadelijk de vuilnis kunnen kwijt raken. Zijn dan de bakken te kleindan werpen zij 't er naast en daardoor krijgt men dan een vuile boel. Verder voert spr. aan, dat het de bedoeling is eene proef te nemen met het plaatsen van een bakje in den gröoten bak voor de verzameling van defsecale stoffen en dit tegelijk met de secreten te ledigen. De bakken worden niet alle aagen geledigddit kan nietomdat men daar voor geen personeel genoeg heeftde meeste worden echter eens of tweemalen per week geledigd enkelewaarin doorloo pend weinig vuil wordt gebragt, laat men wel eens 14 dagen staan. De heer Gort0r geeft te kennendat de in eene steeg in zijne buurt aangebragte vuilnisbak met publiek privaat uitmun tende diensten bewijst en dat deze de reinheid daar zeer bevor derd heeft. De art. 79 worden hierop met algemeene stemmen aange nomen. Art. 10. De heer van Valkonburg zegtdat er in de sectiën ge sproken is over het nemen eener proef met filtreertoestellen. Er zijn in de nabijheid genoeg slootenwaar zoodanige proef zou te nemen zijn. In Harlingen heeft men dit ook met veel succes gedaan. In afwachting van de plannen omtrent het maken van een tweeden verschwatervijver zou bij burgemeester en wethou ders in overweging willen geven eene zoodanige proefneming te bewerkstelligen. De inrigting van een toestel is zeer eenvoudig en weinig kostbaar. De Voorzitter merkt opdat de vergelijking van Harlingen met Leeuwarden niet opgaat. Daar kan men met den besten wil geen putten maken en moest men dus wel tot filtreertoe stellen den toevlucht nemen. Het collegiezegt spr.houdt zich thaus bezig met het onderzoek van de terreinen die men voor liet maken van een vijver op het oog heeft. Aan zoodani- geu vijver geeft hij de voorkeur boven de filtreertoestellen. Het neemt echter niet weg, dat, mogt het blijken dat de terreinen voor den vijver niet geschikt zijnmen dan middelen zal bera men om op andere wijze goed drinkwater te verkrijgen. Han gende het onderzoek zou hij 't echter ongeraden achten onnoo- dige uitgaven te veroorzaken. De heer van Valkonburg herhaalt dat def kosten van eei\ filtreertoestel luttel zijn. Men zou er althans in den eerstvolgen- den zomer eens eene proef mede kunnen nemen dewijl het ze-„ ker nog wel lang kan aanhoudeneer de vijver gereed is,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1871 | | pagina 6