186
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
II. De vergadering gaat over tot de behandeling van de op
den oproepingbrief aangebragte punten.
1. Rapport van onderzoek der begrooting van administratiekosten
van de stads bank van leeningvoor 1872.
Overeenkomstig de conclusie van 't rapport wordt de begroo
ting goedgekeurd in uitgaaf tot een bedrag van ƒ6325.
2. Voorstel van de verordeningcommissie tot wijziging van de ver
ordening tegen de verspreiding van ziekten waardoor de volksgezond
heid wordt bedreigd. (Zie bijlage 33).
De door de commissie voorgestelde wijzigingen worden alle
zonder hoofdelijke omvraag aangenomen.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verhooging der jaar
wedde van de gemeenteboden.
De vergadering, zich met de conclusie van 'tvoorstel vereeni-
gendebesluit met algemeene stemmen
a. Met ingang van 1 Januarij 1872 de jaarwedde van ieder
der twee boden te verhoogen met ƒ100 en deze derhalve voor
ieder vast te stellen op ƒ600.
b. Art. 3 der verordeningregelende het getal en de bezol
diging van de ambtenaren en bedienden ter plaatselijke secreta
rie alhiermitsgaders voor de verdere dienst in het gemeente
huis, vastgesteld bij raadsbesluit dd. 16 December 1865, dien
overeenkomstig te wijzigen.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders op een adres van be
woners der Minnemastraathoudende klagte over 't hard rijden met
vracht- en andere wagens door die straat.
De heer Jongsma heeft er zich over verwonderddat niet
sedert lang zoodanige adressen zijn ingekomen. Persoonlijk heeft
hij onlangs de ervaring opgedaan dat er in een huis in de Peper
straat een gansche hoeveelheid porcelein dat uitgestald was naar
beneden viel en daardoor verbrijzeld werdook tengevolge van
het voorbijrijden van een wagen. Het kwam hem toen voor
dat de oorzaak daarvan voornamelijk moest worden gezocht in
de daar liggende groote steeuenhij dacht toenof niet inoge-
door het leggen van kleinere steenen zoodanige onheilen zouden
zijn te voorkomen. Die gedachte rijst thans op nieuw bij hem
op. Bestaan er tegen het leggen van zoodanige steenen geen
bezwaren dan zou hij dit nog beter achtendan 't maken van
trottoirs.
De heer Reng0rs wel overtuigddat de wenk van den heer
Jongsma overweging verdientgelooftdat die spr. de por
tee van het voorstel niet goed heeft gevat, 't Is daarin niet de
kwestie van het maken van geraas bij het voorbijrijden maar
meer de veiligheid van de voorbijgangers. Nog gister heeft spr.
in een Amsterdamsch dagblad eene klagt over 't zelfde onder
werp gelezen. Daarbij werd er op gewezendat bewoners van
naauwe straten hunne voorhuizen veeltijds disponibel moeten
stellenopdat de voorbijgangers er in kunnen vluchten. Zoo is
't ook nagenoeg in de Minnemastraat. Spr. acht het dus voor de
bewoners dier straat verkieslijkerdat zij hunne stoepen af
staan als telkens blootgesteld te zijn aan invallen van in ge
vaar verkeerende personen.
De heer Westenberg wil zich geene bepaalde partij stel
len. Maar toch vindt hij zich aangetrokken tot het denkbeeld
van den heer Jongsma. Er zijn in de gemeente nog veel meer
naauwe stratenwaar 't zelfde inconvenient bestaat. Met den
heer Jongsma wenscht hij dit punt ernstig in de aandacht van
burgemeester en wethouders aan te bevelen.
De heer Jongsma merkt opdatwanneer men thans de
bewoners der Minnemastraat gaat bevoorregtenmen dan vree-
zen moet, dat spoedig uit alle naauwe straten de bewoners zich
tot den raad zullen wenden. Of dan de opoffering om stoepen
aan te koopen voor de gemeente niet te bezwarend wordt en of
men dan niet stuiten zal op den onwil van sommigen hier
aan meent spr. te mogen twijfelen. Het kwam hem voor, dat
zijn denkbeeld wel aanbeveling verdiende. Daardoor toch zou
men voorkomen om met de eigenaren over den afstand van stoe
pen te onderhandelen.
De heer Bloembergen vreest dien grooten aandrang van de
zijde der ingezetenen niet. Integendeel vreest hij of men in de
Minnemastraat het beoogde doel wel zal bereiken. Over 't alge
meen hechten de ingezetenen veel aan het behoud der stoepen
voor hunne huizen. Spr. roept slechts in het geheugen de erva
ring onlangs met, de bewoners der Munnekemuurstraatdie zich
ook tot den afstand hunner stoepen ongenegen verklaarden. Maar
ookal kreeg de raad van verscheidene zijden adressen dan zou
dit welligt tot het aanbrengen van nuttige verbetering ook op
andere plaatsen kunnen leiden.
De heer Wiersma stuit op het woord /gratis." Blijft dat
woord staandan is het collegie gebonden en zelfs niet in de
gelegenheid om waar noodigeene kleine retributie aan te bie
den. Hij gelooft nietdat men zonder eenige geldelijke opoffe
ring de stoepen zal krijgen waarom hij aan burgemeester en
wethouders in overweging geefthet woord gratis uit de con
clusie te ligten. Overigens is hij van oordeeldat het leggen
van klinkertbestrating nevens de gewone bestrating in de Min
nemastraat veel tot verbetering zal bijdragen.
De lieer Gorter meentdat het hoofdbezwaar zu in het hard
rijden. Wanneer nu bij het maken van een klinkertbestrating
in eene verordening wordt bepaalddat men niet anders dan
stapvoets door de straat mag rijden dan gelooft hij dat men
al vrij wel het doel zal hebben bereikt.
De heer Dirks ondersteunt het denkbeeld van den vorigen
spreker. Maar hij zou die bepaling tevens op andere straten toe
passelijk gemaakt wenschen te zien. Hij noemt o. a. de Sacra
mentstraat. Is er somwijlen iets buitengewoons bij van der Wie
len aan de hauddan is de toevloed van rijtuigen in die zeer
smal toeloopende straat zoo groot en sneldat men niet weet
waar zich te bergen voor de naar beneden hollende vigilantes.
Hoogst noodig is hetdat hieromtrent bij verordening verbods
bepalingen worden vastgesteld. Voor 't overige kan spr. het ge
daan voorstel toejuichen. Hij zou wenschen dat inet andere
straten hetzelfde geschiedde en wijst op hetgeen te Amsterdam
in de Kalverstraattc 's Hage in de Spuistraat tot verbreeding
geschied iszelfs door onteigeningwetten.
De heer Westenberg kan het idee der beide vorige spre
kers niet deelen. Hij gelooft, dat men dan wel kon bepalen,
dat in de geheele stad stapvoets moet worden geredenwant
bijna alle toegangsstraten zijn naauw. Ook het denkbeeld van
den heer Wiersma beaamt hij niet. Wanneer de bewoners er
prijs op stellen dat de straat breeder wordedan moeten zij
zich daarvoor ook eenige opoffering willen getroosten. Zoo als
het voorstel nu gesteld is vindt spr. het zeer doellreffend.
De Voorzitter veroorlooft zich op te merken dat burge
meester en wethouders tot het voorstel om de stoepen gratis af
te staan gekomen zijn door het adres van de bewoner zelve.
Dit denkbeeld zou niet bij hen opgekomen zijnzoo niet het
adres bijna 20 onderteekenaars telde; dus nagenoeg alle bewoners
der straat. Deze nu geven als hun verlangen te kennen de
straat te verbeteren. Nu is het logisch gevolg, dat de gemeente
zegt: //wij zijn bereid, als ook gij bereid zijt."
Spr. gelooft ookdat de groote keijen aanleiding tot klagten
gevenmaar zegt hij men moet ook niet over het hoofd
zien dat de bodem van veenachtigen aard is. Het maken van
eene klinkertbestrating is wel goeddoch er ontbreekt nog iets
aan. Zoodanige bestrating zou namelijk niet veel batenzoo
niet tevens eene goede zandbedding spr. zou zeggen van wel
een meter diepte werd aangebragt. Maar op die wijze zou
het geval ook vrij wat kosten mede brengen.
Er is bij spr. ook het denkbeeld opgekomen om de straat
van mac-adam te maken. Men kreeg dan een meer effen pad.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871.
187
Evenwel moet hij aarzelen dit denkbeeld aan te bevelen, voor
eerst omdat de grondstoffen daarvoor hier moeijelijk te krijgen
zijn en ten tweeden dewijl de werklieden hier met dat soort
van werk minder goed bekend zijn. Een klinkertbestrating met
eene goede zandbedding, is volgens spr. het eenige goede middel.
Nog moet hij opmerkendat het maken van bepalingen tegen
het hardrijden juist hetgeen is, wat burgemeester en wethouders
met punt a der conclusie beoogen. Immersbij dat punt wordt
aan de verordening-commissie het ontwerpen van bepalingen
ter zake opgedragen.
De conclusie van het voorstel wordt hierop met algemeene
stemmen aangenomen zoodat is besloten
a. Aan de verordening-commissie op te dragen bepalingen te
ontwerpen ten einde te worden opgenomen in de verordening
dd. 27 September 1860betreffende de instandhouding enz. der
openbare wegen enz.waardoor het vrije en veilige gebruik van
de daarvoor aan te wijzen straten, grachten enz. wordt bevorderd.
b. Burgemeester en wethouders te magtigen, om met de eige
naars van de huizen in de Minnemastraat in overleg te treden
over den gratis afstand van de stoepen en andere voor de pas
sage hinderlijke voorwerpen voor hunne huizen en ingeval zij
daartoe genegen blijken te zijn ter zijner tijdtegelijk met de
aanbieding van een plan van vernieuwing van bestratingen bin
nen deze gemeenteaan den raad voorstellen te doen om de
stoepen in de Minnemastraat tot trottoirs in te rigten en aldaar
een riool met de noodige kolken aan te breugen
c. Aan de adressanten, naar aanleiding van hun verzoek, van
het sub a en b beslotene kennis te geven.
5. Voorstel van burgemeester en wethoudersomtrent een verzoek
van de wed. R. G. Wartena en J. Wartena tot overdragt der huur
van eene zathe en landen van eerstgenoemde op laatstgemelden.
De heer Wiersma kan zich niet met het voorstelzoo als
het ligt, vereenigen, omdat het hem voorkomt, dat daarmede
de waarborg voor de rigtige voldoening der huurpenningen aan
merkelijk zal verminderen. De adressanten toch zijn met elkan
der getreden in het bezit van de nalatenschap van den vroegeren
huurder en gezamenlijk voor de huurpenningen aansprakelijk.
Spr. kent den persoon op wien de huur zal worden overgedragen
nietmaar aangezien hij volstrekt geen valabele reden in het
adres gevonden heeftzoo meent hij er niet toe mogen mede
werken om de huur over te dragen zoo niet de nieuwe huur
der een voldoenden borg stelle.
De Voorzitter hoopt den heer Wiersma te kunnen gerust
stellen. Het geeft, dunkt hem, eene groote gerustheid, wan
neer men het bezit heeft over de huurpenningen van een jaar
dat nog niet verschenen is. Dit zal in casu het geval zijn, want
de huurder betaalt telkens één jaar huur vooruit. Ook omtrent
den persoon des nieuwen huurders kan spr. de beste getuigenissen
geven. Hij is na zijns vaders dood de persoon op wien ae boer
derij drijften spr. acht het veel verkieslijken met hem alleen
te doen te hebben als met de weduwe en de minderjarigen.
De heer Wiersma verklaart thans volkomen gerust gesteld
te zijn en geen bezwaar te zien om voor het voorstel te stemmen.
De conclusie van het voorstel wordt hierna met algemeene
stemmen aangenomen weshalve is besloten
10. Renske Gerbens Sienema, weduwe Ruurd Gerbens Wartena,
landbouwersche en Jouke Wartena, landbouwer, beide wonende
te Leeuwarden met den 5n Maart en den 12 Mei 1872 te ont
heffen van de regten en verpligtingen hun ingevolge raadsbe
sluit van 31 Octooer 1868 toekomende en opgelegd als huurder
tot den 5n Maart en 12 Mei 1875 van de aan de gemeente Leeu
warden behoorende zathe en landen gelegen achter Cambuur
nader omschreven bij het den 23 December 1867 met wijlen
R. G. Wartena opgemaakt contract.
20. Met ingang van den 5n Maart en den 12 Mei 1872 tot
dezelfde datums van het jaar 1875 te erkennen en aan te nemen
Bijvoegsel behoorende bij de Leeuwarder Courant.
als huurder van de sub 1 aangeduide zathe en landen Jouke
Wartena, landbouwer te Leeuwarden en zulks op de bepalingen
en voorwaarden welke zijn vermeld in het bij het eerste lid van
dit besluit aangehaald contract.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van
T. L. Kuipers om ontheffing van de betaling eener grondpacht.
Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten
10. De erfgenamen van wijlen Folkert Pieters Boermans, in
leven eigenaar en bewoner van het huis lett A, no. 11, in deze
gemeente te ontheffen van de betaling der grondpachtten be
drage van vijftig cent per jaarwaarmede genoemd pand is be
zwaardkrachtens raadsbesluit van 10 Februarij 1853, no. 5/19,
en zulks aan te vangen met het jaar 1872.
2°. Voormelde erfgenamen restitutie te verleenen van de door
hen over de jaren 1864 tot en met 1871 ten onregte aan de
gemeente betaalde grondpachtten bedrage van vier gulden.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van
G. A. Roordaom aan hem in eigendom over te dragen of in huur
af te staan eene plek bouwgrondaan den Harlingertrekiveg gelegen.
De conclusie van het voorstel wordt met algemeene stemmen
aangenomen; zijnde diensvolgens besloten:
Aan Gosse Alberts Rooraa te Leeuwardenin antwoord op
zijn adres van den 27 September 1871 te kennen te geven dat
het bij dat adres gedaan verzoekom van de gemeente in eigen
dom of in huur te erlangen eene plek grond gelegen aan den
liarlinger trekwegten kadaster bekend gemeente Leeuwarden
sectie D no. 367als niet voor inwilliging vatbaarwordt ge
wezen van de hand.
8. Benoeming van eene hulponderwijzeres aan de tusschenschool 1«
klasse op eene jaarwedde van ƒ350.
Van de 18 stemmen worden er 17 uitgebragt op Hendrikje
Kool en 1 op Janke Botkezoodat eerstgenoemde is benoemd
geworden.
9. Verzoek van dr, P. Koumans van Dam om ontslag als voogd
der stads armenkamcr.
Op voorstel van den voorzitter het gevraagde ontslag eervol
verleend zijndewordt overgegaan tot d§ benoeming van een
voogd ter vervulling der door het ontslag ontstane vacature,
waarbij P. H. van der Meulen 17 stemmen bekomt en alzoo
verkozen wordt; mr. C. W. A. Buma verkreeg 1 stem.
10. Benoeming van een voogd en van eene voogdes van het nieuivs
stads weeshuis.
Bij de gehoudene stemmingen wordt J. van Leeuwen tot voogd
en F. van der Veen van Delden tot voogdes benoemd eerst
genoemde verkreeg van de 18 stemmen 14, verder werden uitge
bragt op H. J. Westenberg 3 en op mr. C. W. A. Buma 1en
laatstgemelde vereenigde alle stemmen op zich.
11. Benoeming van twee leden der plaatselijke schoolcommissie.
Voor de eerste vacature werden uitgebragt op dr. J. G. Ottema
12 stemmen, op mr. J. L. van Sloterdijck 5 stemmen en op
P. J. G. overa Linda 1 stem voor de tweede vacature op P. H.
van der Meulen 15 stemmen, op C. Tigler Wijbrandi 2 stemmen
en op mr. A. Bloembergen 1 stem. De heeren Ottema en van
der Meulen (aftredende leden) zijn alzoo herkozen.
12. Benoeming van een secretaris-boekhouder bij de stads armen-
kamer.
Hiervoor worden van de 18 stemmen 17 uitgebragt op J. Swarts
en 1 op I. de Swart; eerstgemelde is alzoo benoemd.
13. Benoeming van een lid der commissie van toezigt op het middel
baar onderwijs.
Mr. E. Attema (aftredend lid) wordt met 17 van de 18 stem
men herkozen 1 stem was uitgebragt op mr. E. Jongsma.
De vergadering wordt hierna door den voorzitter gesloten.
39