212 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871. zich de conclusie van 't voorstel niet wel herinnert. Hij meende dat de toezegging tot herziening van het besluit van 1865 alleen in het rapport voorkwam, 'tKan zijn, dat spr. zich bedriegt en in dat geval wil hij gaarne zijne motie wijzigen; maar in elk geval moet hij zijn denkbeeld handhavennamelijk spoedige herziening van de hier bedoelde verordening, terwijl daardoor tevens implicite op het adres beschikt zal wordenzoodat be handeling daarvan voor 'toogenblik zou kunnen uitblijven. Op eene zaak moet spr. nog terugkomen namelijk de ver houding van het getal hulp- tot dat der hoofdonderwijzers. Die verhoudingmeent spr.is niet zoo gunstig als de voorzitter schijnt te bedoelenen zelfsal ware het zoo dat ze stond als 2 tot 1dan nog is de kans gering en bij eene verhouding van een tot een voor de meerdere hulponderwijzers in de steden im mers geheel ontnomen. Op het terrein van algemeene beginse len wil ook spr. niet langer vertoeven en op dat punt de dis cussie niet verder rekken. In verband met de conclusie van het voorstel gelooft hij echter nog te mogen zeggendat zijne mo tie allezins overweging kan 'tzijn aanneming verdient. De heer Bloembergen moet opkomen tegen eene bewering van den heer Duparcals zouden burgemeester en wethouders niets willen doen. Dit is niet het geval. Het collegie heeft wel degelijk gemeend iets te moeten doenniet naar aanleiding van het adresmaar in het algemeen, 't Heeft gezegd„we //wenschen veranderingmaar willen de opinie van den raad //daaromtrent vernemen." Daartoe strekt het 2e punt der con clusie. Dat punt beoogt, dat de raad een blijk geve, dat ook hij verandering wil. Het staat er met ronde woorden te lezen //voorstellen aan te bieden tot herzieniug der verordening." Daar uit blijkt dus wel degelijkdat men iets wil doen. De zaak komt in het kort hierop neêr. In den regel bezigt men bij be schikkingen op adressen den term „zooals 't is liggende wordt ge wezen van de hand". Dit is het wat het collegie thans beoogt. Nu had het ja die woorden //zooals het is liggende" in de con clusie kunnen aanbrengenmaar 't is dan toch ook zoodat beschikt men op een adres, men dat doet zooals het daar ligt. Spr. stelt zich voordat het collegiena gehoord te hebben het door verschillende sprekers aangevoerde, niet zal in gebreke blij ven om //met bekwamen spoed" voorstellen tot wijziging der verordening aan te bieden. De heer Westenberg gelooftdat na 't aangevoerde door den heer Bloembergen het doel van den heer Eijsinga geheel bereikt zal worden met de aanneming van punt b der conclusie en dat men zich dus gerust daarbij zal kunnen néerleggen want spr. moet bekennen dat groote onderscheid tusschen het dage lijksch bestuur en de motie niet te zien. Het dagelijksch be stuur, immers, stelt voor het adres te wijzen van de hand; het wil meer doenwe hebben dus zekerheid zegt spr. dat er leven in de zaak is, en dus valt het onderscheid tusschen de motie en het voorsteldat enkelen meenen te ontdekkenge heel weg. De heer van Eijsinga ziet, na het gesprokene door de le den van het dagelijksch bestuur waaruit t hem is mogen blij ken dat de zaak met bekwamen spoed zal worden ter hand genomen geen overwegend bezwaar zijne motie in te trek ken. Dankbaar voor de zoo stellig gegeven verzekering wil hij slechts constateren dat de gevoerde discussie burgemeester en wethouders bij de verdere behandeling ten leiddraad kan strekken. De beide punten van de conclusie van 't voorstel van burge meester en wethouders worden hierna zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. 10. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vermeerdering van het hulponderwijzer sper soneel en benoeming eener hulponderwijzeres aan de le tusschenschool 2 e klasse. De conclusie van het voorstel luidt als volgt aHet getal hulponderwijzers aan de openbare lagere scholen in deze gemeente met één te vermeerderenonder bepaling dat die titularis voorloopig zal werkzaam zijn in de le tusschen school 2e klasse. „b. De bezoldiging van den te benoemen hulponderwijzer voorbehoudens goedkeuring van gedeputeerde staten van Fries land te bepalen op 300 's jaars. c-Ter voorziening in de vacature ontstaan door het verleend eervol ontslag aan Frijn (je Grosjeanals medehelpster in de vrouwelijke handwerken aan de le tusscheuschool der 2e klasse, eene hulponderwijzereslevens in het bezit der acte voor vrou welijke handwerken te benoemen. „d. De bezoldiging der te benoemen hulponderwijzeres voor- behoudens goedkeuring van gedeputeerde staten, te bepalen op f 350 's jaars. eBurgemeester en wethouders uit te noodigen ter zijner tijd den raad voorstellen aan te bieden tot wijziging der verordening van den 24 Augustus 18G5 regelende de bezoldiging der hoofd en hulponderwijzers in deze gemeente". De lieer van Eijsinga is het met burgemeester en wethou ders geheel eensdat het beter is een hulponderwijzer te be noemen in 't algemeen als aan eene bepaalde school. De faculteit daartoe bestaat. Maar nu moet hij vragenwaarom met de hulponderwijzeres niet hetzelfde gedaan 1Waarom ook niet als bij den hulponderwijzer bij deze bepaald dat ze voorloopig zal werkzaam zijn aan de le tusschenschool 2e klasse Op 't oogen- blik is ze, wel is waar, daar noodig, maar andere tijden zullen ook andere omstandigheden mede brengenen dan is het goed de hulponderwijzeres te kunnen verplaatsen. De heer Rengers was een oogenblik absent toen de vorige spr. zijne opmerking in 't midden bragt. Hij meent echter hem in zooverre wel te hebben begrepen, dat'hij niet alleen den hulponderwijzer maar ook de hulponderwijzeres voorloopig aan de le tusschenschool 2e klasse wil hebben geplaatst. Spr. heeft daartegen geen bezwaardoch hij moet den heer van Eijsinga vragenof hij wel indachtig isdat het eerste is eene nieuwe benoeming en het andere de voorziening in eene vacature be treft. Daarom alleen heeft men gemeend in de verschillende punten der conclusie niet dezelfde clausale van //voorloopig enz." te kunnen bezigen. De heer van Eijsinga erkentdat het zeer juist iswat de heer Rengers heeft aangevoerd. Evenwel belet zijns inziens niets om ook punt c in dezelfde woorden te omschrijven als punt a. 't Is zijne vraagof daartegen van zijde van burgemeester en wethouders bezwaren bestaan. Hem dunkt, dat het beter is zich de noodige vrijheid voor te behouden. Noch wettelijk be zwaar nóch praktisch belang staan daaraan in den weg. De Voorzitter merkt op, dat men hier te doen heeft met een medehelpster in de vrouwelijke handwerken. Deze is reeds aan die school verbonden volgens de verordening en men kan dus niet eene voorloopige benoeming doen. De heer van Eijsinga heeft reden om te onderstellendat de voorzitter zijne bedoeling niet heeft gevat. Hij heeft niet ge sproken van eene voorloopige aanstelling. De aanstelling moet definitief zijn onder bepalingdat de benoemde voorloopig aan de eerste tusschenschool tweede klasse zal werkzaam zijn. Spr's betoog komt hierop néérdat men naderhand de hulponderwij zeres kan stellen in die schoolwaar men haar behoeft. Punten a en i der conclusie worden hierop aangenomen met al gemeene stemmen terwijlnadat in punt c door burgemeester en wethouders waren ingelascht de woorden„die voorloopig zal werkzaam zijnook dit en het volgend punt d met alge meene stemmen zijn aangenomen, Punt e. De lieer Rengers zegt, dat dit punt thans kan vervallen aangezien het gelijksoortige opdragt behelst als waartoe reeds bij de vorige zaak is besloten, 't Is hier opgenomenomdat het lot van dat voorstel twijfelachtig was. Namens burgemeester en wethouders neemt hij dit punt terug. De vergadering wordt hierop door den Voorzitter gesloten. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1871. 213 Vergadering van Donderdag den 28 December 1871. Tegenwoordig 16 leden; afwezig, met kennisgeving, de hee- ren de Withvan Eijsinga en Oosterhoffzondter kennisgeving de heeren Westenberg en van Sloterdijck. Voorzitter de heer burgemeester. I. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. II. Wordt ter tafel gebragt 1. Een voorstel van burgemeester en wethouders op het ver zoek van mevrouw A. M. BergsmaSchneither en anderen om voor eene op te rigten zondagsschool gebruik te mogen maken van het lokaal der tusschenschool lste klasse. 2. Alsboven tot onderhandsche verpachting van den tolge heven wordende op den kunstweg van Leeuwarden naar Hijum. 3. Alsboven omtrent eene gemeenschappelijke regeling met de gemeente Leeuwarderadeel in zake het verleenen van hulp bij brand in eene der beide gemeenten. 4. Alsboven op een verzoek van A. Koopmans en anderen om langs den straatweg naar de Bontekoe verlichting aan te brengen. 5. Het volgend schriftelijk voorstel van den heer Duparc „Bij de beraadslagingnu eenige maanden geledenover het voorstel van den ondergeteekendeomgelijk reeds vroeger met opzigt tot de school voor lager en meer uitgebreid lager onder wijs plaats vond, de uitdeeling van prijzen op de Fransche school voor meisjes en de burgerschool voor meisjes af te schaffen deelde hij zijn voornemen medelater eene poging te zullen doen om ook voor het stedelijk gymnasium het prijzen-stelsel af te schaffen. „Aan dat voornemen wenscht de ondergeteekende thans gevolg te geven. „De redenendie den raad er toe hebben geleid den bedoel den maatregel voor de drie genoemde lagere scholen in te voe ren pleiten volgens de bescheiden meening van den onderge teekende nog veel meer waar het eene inrigting geldt als het stedelijk gymnasium. „Evenzeer echter als de raad in der tijd verlangdeover het genoemde voorstel het gevoelen in te winnen van de plaatselijke schoolcommissie zal hij naar de ondergeteekende rekentcura toren van het stedelijk gymnasium wenschen te hoorenalvorens tot den bewusten maatregel te besluiten. „De zaak wordt in de bepalingen omtrent het stedelijk gymna sium beheerscht door art. 28waarin over de prijsuitdeeling wordt gehandelden door art. 29 waarbij aan curatoren jaar lijks eene som van hoogstens 300 wordt toegekend voor de aanschaffing van premiën. „De ondergeteekende heeft mitsdien de eer voor te stellen „Heeren curatoren van het stedelijk gymnasium uit te noodi gen den raad hun gevoelen te willen mededeelen over het onder goedkeuring van den minister van binnenlandsche zaken doen wegvallen in de bepalingen omtrent het stedelijk gymna sium van „10. de woorden en prijsuitdeeling in art. 28 „20. art. 29 in zijn geheel. „Aldus voorgesteld in de raadsvergadering van den 28 Decem ber 1871. A. DUPARC." Al deze voorstellen zijn ter inzage gelegdom in eene vol gende vergadering te worden behandeld. 6. Een verzoek van T. A. Bergstra om het Kalverdijkje tot aan de door hem van de gemeente gehuurde boereplaats te be straten. 7. Een verzoek van J. Bolmau c. s.om voor eene Christe- Bijvoegsel, behoorende bij de Leeuwarder Courant. lijke zondagsschool een der voor tusschenschool gebezigde lokalen te mogen gebruiken. De verzoekschriftensub 6 en 7 vermeldzijn om berigt en raad in handen van burgemeester en wethouders gesteld. 8. Een adres van directrices der vereeniging „hulpbetoon aan nijvere armen"het verzoek bevattende om voor te houden uitdeelingen van eetwaren gebruik te mogen maken van een der lokalen van de stads armenkamer. Gesteld in handen van burgemeester en wethoudersten fine van beschikking. 9. Zeven resolutiën van heeren gedeputeerde statenhouden de goedkeuring a. van de gemeenterekening over 1869 b. van 't raadsbesluit tot onderhandsche verhuring van een gedeelte van den Harlinger stal c. van 't raadsbesluit tot onderhandsche verpachting der vee- marktgelden d. van 't raadsbesluit tot publieken verkoop van op stam staande boomen e. van 't raadsbesluit tot onderhandsche verhuring van het huis lett. H no. 121 van 't raadsbesluit tot onderhandsche verhuring van eene plek grondgelegen aan de St. Anthonystraaten g. van de gemeentebegrooting voor de dienst 1872. 10. Een berigt van burgemeester en wethouders, dat: a. de tol van de trekschepen tusschen Leeuwarden en Pijp- hornebij herverpachtingvoor den tijd van drie jaaris ver pacht voor J 85 per jaar; b. bij het zich niet meer openbaren van de besmettelijke kin derziekte het stads werkhuis als verpleeghuis van lijders aan die ziektemet instandhouding van de daarvoor ingerigte lokali teit is opgeheven en de overige ten bedoelden einde niet ge bruikte lokalenna te zijn gedesinfecteerdaan hunne vorige bestemming zullen worden overgegevenwaaromtrent de com missie van toezigt is uitgenoodigd de vereischte maatregelen te nemen- dat intusschen het hotel „Bellevue" is ingerigtom bij het zich op nieuw openbaren der ziektede lijders aldaar te kunnen verplegen. De sub 9 en 10 vermelde stukken zijn voor notificatie aange nomen. III. De vergadering gaat over tot de behandeling van de op den oproepingbrief vermelde punten 1. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van A. Feenstraom op nieuw in 't genot van een wachtgeld te worden ge steld. In overeenstemming met de conclusie van 't voorstel wordt besloten Aan A. Feenstraeervol ontslagen tweede gaarder der belas ting voor het gebruik van de waterenkaden en wallen in deze gemeente, met 1 Januarij 1872 op nieuw voor den tijd van drie jaar een wachtgeld toe te kennen gerekend naar 52 in het jaar onder voorwaarde dat bijaldien hij in gemeld tijdsverloop eene gemeentelijke of rijksbetrekking mogt erlangen aan welke eene bezoldiging verbonden is gelijk staande met of liooger dan 't aan hem toegekende wachtgeldhij alle aanspraak op dat wachtgeld zal verliezenterwijl voor 't geval die bezoldiging minder mogt bedragenhij niet dan tot dat minder bedrag zijne aanspraak op dat wachtgeld kan doen gelden. 2. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan J. L. Ooster hoff eene vergoeding toe te kennen voor bemoeijingen ter zake de invor dering van marktgelden enz. De conclusie van het voorstel wordt buiten discussie aangeno men zijnde als gevolg daarvan besloten Aan den ambtenaarbelast met de beteekening der vervol- 32

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1871 | | pagina 1