210 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1871. heeft spr. zoowel eene draai- als eene ophaalbrug op het oog dat er door den harden wind een schip tegen de brug aanvaarten ongetwijfeld heeft men in dat geval bij eene ophaalbrug grooter rampen te wachten dan bij eene draaibrug. Werkelijk gelooft spr.dat het wenschelijk is de Vlietsterbrug in eene draaibrug te veranderen. De heer Gorter zegtdat het niet noodig is de brug eene ecue wijdte van 6.34 meter te gevenomdat de Wittebrug eene wijdte van 5.51 meter heeft en voor alle bruggen in de provin cie de wijdte 6 meter is. Als men de brug dus op eene wijdte yan 6 meter maakt doet men genoegwant schepen van grootere breedte kunnen er toch niet komen. Het bezwaar van aanva ren zaldunkt spr.wel in alle geVallen hetzelfde zijn. Hij per sisteert bij zijn denkbeeld en kan zijne stem niet geven aan het voorstel tot het maken eener draaibrug. De heer Wiersma zegtdat het advies van de bouwcom missie ook wel degelijk eene draaibrug betroffen heeft. Aan vankelijk toch is haar advies gevraagd over eene bascule brug in plaats van de Boomsbrug. Bij de betrekkelijke missive van den architect werd tevens er van gewaagddat de Vlietsterbrug door eene draaibrug zou dienen te worden vervangen. De com missie heeft toen dadelijk beide bruggen tot een punt van over weging gemaakt. Een van de argumenten der bouwcommissie dat in het voorstel wordt aangestipt, is, dat de commissie bezwaar zag eene nieuwe hier tot nog toe onbekende soort van brug te beproeven. Dit bezwaar voegt spr. er ter verduidelijking van 't advies der bouwcommissie bij sloeg op de bascule brugniet op de draaibrug. Wat den welstand betreft is spr. het eensdat deze bij het maken eener klapbrug niet winnen zal; doch het is de vraag, of de welstand hier op den voorgrond moet staan eene vraag die spr. geneigd is ontkennend te beantwoorden. De passage over de brug is zoo druk, dat zijns inziens het telkens afdraaijen groote bezwaren zal opleveren. Niemand zal het betwis ten dat eene klapbrug veel gemakkelijker dan eene draaibrug te bedienen is. Aan andere bruggen kan men het ziendat het openen en sluiten eener draaibrug veel tijd vordert. En hoe groot zal dus het oponthoud niet zijnbij de omstandigheiddat de brug bijna elk oogenblik van den dag moet worden geopend Spr. erkent hetdat het wenschelijk is de doorvaartsopening zoo wijd mogelijk te makenmaar aan den anderen kant staat er tegenoverdat schepen van grootere breedte dan 5.51 hier niet kunnen komen omdat de Wittebrug die doorvaartswijdte heeft. Het moge dus wenschelijk zijn de brug eene doorvaarts wijdte van 6.34 meter te geven noodzakelijk is het echter niet. Wanneer spr. nu verder nog bedenktdat met eene klapbrug O]) de spoedigste wijze in de passage is te voorziendan moet hij verklaren niet overtuigd te zijn dat er grond bestaatom van het voorstel der bouwcommissie af te wijken. Op de kos ten wil hij in het geheel niet komen. Het verschil tusschen beide soort bruggen isblijkens de overgelegde begrootingen zoo ge ringdat dit eigenlijk gezegd geene overweging verdient. Toch moet hij zich verwonderen dat eene klapbrug zóóveel en eene draaibrug zóó weinig zal behoeven te kosten. Hij is niet in staat de opgegeven cijfers te beoordeelen maar hij zou haast durven zeggen dat het bij eene naauwgezette berekening welligt zou blijkendat voor de eene de kosten te hoogvoor de andere te laag zijn geraamd. Nog een punt wenseht spr. aan te roeren. Hij heeft ge-, zien, dat voor het maken eener tijdelijke loopbrug 550 is uit getrokken. Op deze raming heeft hij niets aan te merken maai bij wenseht er op te wijzen, dat hij de Vrouwenpoorlbrug in dei- tijd ook eene hulpbrughlleen voor voetgangers bestemd is ge maakt. 't Zelfde zou welligt ook hier geschieden waarom hij meent den wensch te moeten uitenom aan de hulpbrug eene andere inrigting te gevenalthans zoodat ze ook met karren en kruiwagens is te passeren. De passage met die voertuigen is ter plaatse zeer druken wanneer nu de hulpbrug alleen voor voetgangers werd bestemdzoude men met de karren en krui wagens geheel de Wirdumerpoort moeten omrijden dewijl het rijden langs den buitencingel verboden is. Spr. ontving nog ten tijde hij aan het woord was eene opgave van kosten der Wittebrugdaaruit ziet hij dat die brug voor 3512 is aanbesteed. Dit versterkt hem in zijne meening, dat eene klapbrugin plaats van de Vlietsterbrug te maken geen ƒ9725 zal behoeven te kosten. De heer Bruinsma heeft een paar opmerkingen te maken naar aanleiding van het door den heer Gorter gesprokene. Die spr. beweerdedat bollepramen niet onder de Vlietsterbrug kun nen doorvaren. Hieromtrent merkt spr. opdat de brug 1.60 meter boven zomerpeil ligtwat zijns inziens betrekkelijk eene goede hoogte mag worden genoemd. Is het water hoog dan zal het misschien moeijelijk gaan, maar bij den gewonen waterstand kan spr. zich dit niet voorstellen. Omtrent de doorvaartswijdte zeide de heer Gorterdat er geene schepen van meer dan 6 meter kunnen komen. Spr. stemt dit toemaar hij moet er bijvoegen dat het voor de scheepvaart van groot belang zal zijn de brug eene grootere I doorvaartswijdte te geven, juist omdat de Boomsbrug er vlak I bijligt. De schepen kunnen op die wijze beter draaijen. Verder heeft de heer Gorter gezegd dat het draaijend ge deelte der brug aan de zijde van den Grachtswal zoude zijn. Dit moet spr. tegen spreken. Het plan is juist om het draaijend gedeelte aan den overkant te makenomdat men daarvoor aan den Grachtswal geene ruimte genoeg heeft. Wat de hulpbrug betreft, gelooft spr. te mogen verzekeren, dat zij wanneer daartoe mogelijkheid bestaatvoor het berijden met karren zal worden ingerigt. Of het kan daarover kan hij zich op het oogenblik niet uitlaten. De heer Wiersma heeft het woord gevraagd tot het rectifi ceren eener vergissingwaaraan hij zich zoo straks heeft schul dig gemaakt. Hij had toen namelijk niet gezien dat onder de aanbestedingsom van de Wittebrug het maken der walhoofden niet begrepen was. Het verschil van kostenwaarop spr. wees, vervalt hiermede. Punt a der conclusie wordt hierop aangenomen met algemeene stemmen. Punt h met 14 tegen 2 stemmendie van den heer Gorter en Wiersma. Bij punt c geeft de heer Roosöboom te kennen dat het zijne aandacht heeft getrokken dat de balustraden op de draai brug van dezelfde soort zullen zijn als diegeplaatst bij de St. Anthonij straat en bij de groote sociëteit. Hij vindt die balus traden wat heel lomp en weinig beantwoordende aan het schoon- heidgevoel. Van daar, dat hij burgemeester en wethouders ver zoekt den architect in overweging te geven de balustraden i eenigzins netter te maken. Den Voorzitter is het niet bekend of er tusschen de door den heer Rooseboom genoemde balustraden overeenkomst bestaat maar geeft hem de verzekeringdat op zijne opmerking zal worden gelet. Hierna wordt ook punt c met algemeene stemmen aangenomen. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het toekennen van pensioen aan den adjunct-commies ter secretarie J. Wijnants. De heer Dliparc heett een enkel woord in het midden te brengenniet zoozeer het voorstel zelf betreffende, als wel naar aanleiding daarvan. Hij begint met te verklaren dat hij zich met het voorstel allezins kan vereenigenmaar merkt hij op de raad staat op dit oogenblik weer voor een feit, dat een ge volg is van een ongeregelden toestand. In de laatste jaren heeft zich dit geval meermalen voorgedaan en niemand zal kunnen bewerendat bij het toekennen van pensioen aan gemeente- Verslag der handelingen van den ambtenaren een vast stelsel is gevolgd. Spr. gelooft niet alleen te staanals hij den wensch uitdrukt dat hel collegie van dagelijksch bestuur zou kunnen goed vinden de zaak der pensi- oenering van de gemeente-ambtenaren eens tot zich te nemen en daaromtrent voorstellen te doendie in de eerste plaats een waarborg zullen geven dat in het vervolg naar een vast stelsel zal worden te werk gegaau, en in de tweede plaats zullen voor komen, dat de gemeente niet soms in het geval verkeere ambte naren te moeten behouden spr. spreekt in het algemeen die eigenlijk ongeschikt zijn de gemeente langer te dienendoch tot wier ontslag men aarzelt over te gaan omdat men niet weet wat anders het lot dier ambtenaren zal worden. Hij gelooft, om te resumeren, dat het zeer wenschelijk mag worden geacht, hier gelijk in andere groote gemeenten té krijgen eene verordening ten aanzien van het ontslag en pensioeneren van ge meente-ambtenaren. emeenteraad te Leeuwarden, 1871. 217 De Voorzitter antwoordtdat bij burgemeester en wethou ders circulerende is een ontwerp deze zaak betreflende. Hierop wordt overeenkomstig de conclusie van het voorstel besloten Aan den adjunct commies le klasse ter secretarie dezer ge meente J. Wijnants, nadat hem door burgemeester en wethou ders uit zijne betrekking een eervol ontslag zal zijn verleend toe te kennen een jaarlijkseh pensioen uit de gemeentekas teu bedrage van ƒ700. De Voorzitter sluit hierop de vergadering. ERRATUM. In het verslag der zitting van 14 December, pag. 209, le ko lom, regel 10 van onder, moet in plaats van: «van de deur stoot" worden gelezent,voor de deur staat."

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1871 | | pagina 3