w. - X
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1872.
7
Vergadering van Donderdag 25 Januarij 1872.
Tegenwoordig 19 leden. Afwezig de heeren Suringar en Brun-
gerbeide met kennisgeving. Voorzitter de heer burgemeester.
I. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en
goedgekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt
1. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot herzie
ning der verordening, regelende het getal en de bezoldiging der
beambten ter secretarie.
2. Alsboven op een verzoek van de firma G. J. Wispelweij
Co.om kwijtschelding der boetebeloopen door te late op
levering van de herstelling der Prins Hendnkbrug.
3. Het rapport van de commissie aan welke is opgedragen
de beantwoording der vraagof eren zoo jaop welke wijze
in deze gemeente eene school van middelbaar onderwijs voor
meisjes moet worden opgerigten in welk verband die school
moet worden gebragt met de bestaande inrigtingen van lager-
en meer uitgebreid lager onderwijs voor meisjes alhier.
4. Een voorstel van de verordeningcommissie tot geldig-ver
klaring van de bestaande verordeningen tegen wier overtreding
straf is bedreigd.
Deze stukken zijn alle ter inzage gelegd om in eene volgende
vergadering te worden behandeld.
5. De rekening en verantwoording van de fondsen der kamer
van koophandel en fabrieken over 1871.
Ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen eener
commissietot leden van welke zijn benoemd de heeren Duparc
Brunger en Jongsma.
6. Eene missive van curatoren van het stedelijk gymnasium
houdende mededeeling van de dagen en uren waarop de win-
terexamina van de leerlingen aan die inrigting zullen worden
gehouden.
Aangenomen voor notificatie.
7. Een verzoek van J. H. Schmidtom alvorens tot den ver
koop van eene aan de Oosterkade gelegen plek grond over te
gaan hem en andere gegadigden in de gelegenheid te stellen
in dien verkoop te kunnen mededingen.
Op voorstel van den Voorzitter is dit verzoek in ver
band met een in deze vergadering te behandelen voorstel van
burgemeester en wethouders voor notificatie aangenomen.
8. Een verzoek van G. Kuipersom ontslag als hulponder
wijzer aan de tusschenschool le klasse.
9. Een verzoek van L. Harmenzon en anderen om voor het
geven van godsdienstonderwijsgebruik te mogen maken van
het lokaal der 3e armenschool.
10. Een verzoek van den gewezen politiedienaar G. J. Hun
ting, om hem nogmaals met eene gratificatie te begunstigen.
De verzoekschriften sub 810 vermeld zijn gesteld in han
den van burgemeester en wethoudersom daarop te dienen van
berigt en raad.
11. Een verzoek van C. M. Saint Martin, om hem gedeelte
lijke vrijstelling te verleenen van zijn aanslag in den honfdelij-
ken omslag, over 1871.
12. Alsboven van jhr. mr. W. E. Engelen en M. Manger
Catsuitvoerders van de uiterste wilsbeschikking van wijlen
mr. A. C. Wijckerheld Bisdom om restitutie van een gedeelte
van diens aanslag in den hoofdelijken omslag, over 1871.
13. Alsboven van G. Noteboom te Emden en B. Bülger te
Franekerom afschrijving op den aanslag van wijlen J. Schaap
Spoelstra in den hoofdelijken omslag, over 1871.
14. Alsboven van P. van der Steen, om vergunning tot het
opslaan van een vat petrolenm.
Bijvoegsel behoorende bij de Leeuwarder Courant.
De sub 1114 vermelde verzoekschriften zijn gerenvoijeerd
aan burgemeester en wethoudersom daarop te beschikken.
15. Een voorstel van burgemeester en wethouders op het ver
zoek van T. A. Bergstraom de langs het Kalverdijkje te leg
gen bestrating te verlengen tot aan de door hem van de ge
meente gehuurde zathe en landen.
Nadat op aandrang van den voorzitter dit voorstel in behande
ling was genomen is overeenkomstig de conclusie daarvan besloten:
De te leggen bestrating van den Groninger straatweg
af tot den Ingang van de geprojecteerde schietbaan door te trek
ken tot het erf van de stadsplaatsthans bij S. IJ. de Boer in
gebruik onder voorwaarde dat de huurder dier plaats T. A. Berg
stra gedurende den huurtijd van 12 Mei 1872 tot 12 Mei 1879
jaarlijkste gelijk inet de voldoening der huursomtot de kos
ten van aanleg en onderhoud dier bestratingten kantore van
den gemeente-ontvanger betale 35.
III. De vergadering gaat over tot de behandeling van de op
den oproepingbrief aangebragte punten
1. Voorstel van burgemeester en wethouders aangaande een verzoek
van J. C. Kutsch Lojengaom van de gemeente in eigendom te erlan
gen eene plek grondgelegen aan de Oosterkade.
De conclusie van het voorstel luidt als volgt
«Aan den heer J. C. Kutsch Lojenga te kennen te geven
z/dat het gemeentebestuur van Leeuwarden niet genegen is de
«bij zijn adres van den 9n December 1871 bedoelde plek ge-
z/meentegrondgelegen aan de Oosterkadeaan hem in eigen-
z/dom over te dragen."
De heer Hommes zal zich niet tegen de conclusie verzet
ten hij is er voor, dat het verzoek van den heer Lojenga worde
afgewezen. Maar hij wenscht toch den raad in Bedenking te
geven of het bewaren van den hier bedoelden grond wel in
het belang der gemeente is. Hij heeft eene berekening gemaakt
wat het terrein aan de gemeente kost. In 1847 werd het met
de daarop staande gebouwen aangekocht voor 5518.87 tyg. Het
heeft renteloos gestaan tot het jaar 1858, toen het voor één jaar
voor ƒ266.05 is verhuurd het Volgende jaar1859 zijn de hui
zen op afbraak verkocht voor ƒ665. Wanneer spr. nu eene be
rekening maakt van interest op interestdan ontwaart hijdat
het terrein na aftrek van een jaar huur en de afbraaksomtot
heden ƒ17,758.87 V2 aan de gemeente heeft gekost. Spr. houdt
het voor zekerdat als de gemeente voor 't een of ander doel
grond noodig heeft, het dan veel vóór heeft terrein beschikbaar
te hebben maar of de wijzewaarop met dezen grond gehan
deld is wel in het voordeel der gemeente strektgelooft hij te
mogen betwijfelen. Hij geeft daarom in overweging zich over
het aangevoerde eens ernstig te bedenken terwijl hij er niet ge
heel vreemd van isom een voorstel in te dienen tot publieken
verkoop van het terrein. Het beslaat eene nog al belangrijke
oppervlakteen spr. durft wel haast te bewerendat er 4 a
5 zeer geschikte woon- of pakhuizen op gestieht kunnen worden.
De Voorzitter vraagt den vorigen spr. of hij van 't door
hem aangevoerde een bepaald voorstel maaktdan wel of het
hem te doen is in herinnering te brengendat met het onbe
bouwd laten van den grond eene groote som te loor gaat
De heer Hommes antwoordtdat het in zijne bedoeling
ligt een voorstel te doenwaarbij aan burgemeester en wethou
ders wordt opgedragen, om in de volgende vergadering een voor
stel tot publieken verkoop in te dienen.
De Voorzitter geeft den heer Hommes in overweging zijn
voorstel te doen beschouwen als eene tweede onderdeel der
conclusie.
De heer Hommeszich met het denkbeeld van den voor
zitter vereenigendestelt voor//den grond aan de Oosterkade
//publiek te verknopen en aan burgemeester en wethouders op
z/te dragen daaromtrent in de volgende vergadering voorstellen
z/ter tafel te brengen."
2