u
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872.
u-balen op te maken tegen overtreders der verordening van
^70 wijl de aanstelling van den tegenwoordigen titularis aan die
erordening entérieur is. Hij is niet voorzien van eene aanstel-
ig volgens de tegenwoordig werkende bepalingen. De ervaring
;i de regtskennis van den voorzitter wegen bij spr. niet ligt
1 ich zegt hem zijn leeken-verstand datals iemand in regten
.et bedoelde exceptie opkwam, hij het al vrij ver brengen zou.
De heer RengerS heeft het woord gevraagd enkel om op te mer
ken, dat bij raadsbesluit van 30 December 1869 is besloten: «aan
den beambte ter secretarie J. H. Menkemamet ingang van
//I Januarij 1870 tot aan de definitive benoeming van een di-
t, recteur der algemeene begraafplaatsde waarneming dier di
rectie op te dragen, enz." Hem dunkt, dat dit eene allezins
voldoende aanstelling is.
De beraadslaging hierop gesloten zijnde, wordt tot de behan
deling der ontwerp-verordening overgegaan.
Het intitulé wordt zonder hoofdelijke omvraag aangenomen.
Art. 1.
De heer Att0ma wenscht een enkel woord in 't midden te
brengen omtrent het voorgestelde tractement van den adjunct-
vommies le klasse op het bureau van den burgerlijken stand ad
900. Hem komt het voor, dat dit tractement niet in alle op-
igten billijk is. Hij wenscht aan deze betrekking hetzelfde trae
lement te verbinden als aan den titularis met denzelfden rang op
het hoofdbureau zal worden toegekend. Heeft spr. het rapport
van burgemeester en wethouders goed begrepen dan is het
argument voor de lagere bezoldiging dit, dat men meent, dat
leze ambtenaar vele emolumenten heeft en deze als equivale-
-.nent voor de lagere bezoldiging wordt geacht. Tegen deze be
schouwing heeft spr. in beginsel bezwaar. Als men de tracte-
inenten regelt, dan moet men ze regelen niet alleen met het oog
:>p de werkzaamheden, maar ook op den titel aan den ambtenaar
toegekend. De emolumenten een zeer wisselvallig inkomen moe
ten bij de bepaling van het tractement buiten rekening blijven. Er
ijn meer ambtenaren, die ook emolumenten genieten, o. a. de bo-
len; de ambtenaar ter secretarie Menkema heeft ook emolu
menten, die echter wat met den bedoelden adjunct-commies
in zekeren zin wel het geval is niet uit zijne betrekking
voortvloeijen doch men zal er toch niet aan denken om we
gens die emolumenten dien ambtenaar lager te bezoldigen. Spr.
wijst er verder opdat aan de werkzaamheden van evenbe-
doelden adjunct-commies eene groote verantwoordelijkheid ver
bonden is de aanhouding van de registers van den burgerlijken
stand toch is eene zaak van groot gewigt. Spr. gelooft der
halve dat men billijk zal handelen door aan de beide adjunct
commiezen le kl. dezelfde belooning te geven, waarom hij voor
stelt het tractement van den adjunct-commies le klasse op het
bureau van den burgerlijken stand te bepalen op ƒ1000.
Natuurlijk (aldus vervolgt spr. na daarop te zijn attent gemaakt)
is het de bedoeling, om met den adjunct commies 2e klasse op ge
noemd bureau op dezelfde wijze te handelen; want het is spr s. be
doeling dat beide titularissen komen in dezelfde positie als
hunne collega's aan het hoofdbureau. Op zijn zoo even gedaan
voorstel terugkomende stelt hij thans voor de jaarwedde van
den adjunctcommies le klasse op het bureau van den burgerlijken
stand te bepalen op 1000 en die van den adjunctcommies 2e
klasse op dat bureau op 900.
De heer Westenberg erkent, dat hetgeen de heer Attema
zeide ook bij hem heeft gewogen maar hij helt toch meer over
naar het idee van den heer Üuparcom in art. 1 de splitsing
in a en b (hoofdbureau en bureau van den burgerlijken stand)
weg te laten en eenvoudig te lezendat ten behoeve der secre
tarie kunnen worden aangesteld een commies op f 12002
adjunctcommiezen le klasse op 1000 en 9002 adjunctcom
miezen 2e klasse of) 900 en 800 en 4 klerken op 300 tot
600. Spr. stelt deze wijziging aan de vergadering voor. Wordt
zij aangenomendan kunnen burgemeester en wethouders het
hoogste tractement geven aan den ambtenaardie er het meeste
aanspraak op heeft en de emolumenten aan den ambtenaar, die
daaraan het meeste behoefte heel t. Hij ziet er niets geen bezwaar
indat de jaarwedde aan denzelfden titel verbonden naar male
van de dienstjaren verschille.
De heer RengerS zal zich om aan gemaakte bezwaren te
gemoet te komen, niet verzetten tegen het voorstel van den heer
Westenberg. Met dat van den heer Attema kan hij zich niet
vereenigen juist met het oog op het additioneel artikel. Men
vergete toch niet dat onder de bezoldiging van de adjunctcom
miezen le en 2e klasse op het hoofdbureau ook zal begrepen
zijn de vergoedingdie dezede eerste ais verslaggeverde
tweede als directeur der begraafplaatsontvingen.
De heer Bloembergen kan niet toegevendat er een be
zwaar bestaat, waarvan zoo straks de heer Duparc en nu zoo
juist de heer Westenberg heeft gewaagd. Het is hier niet eene
regeling der secretarieeen treden in de bevoegdheid van bur
gemeester en wethouders. De raad zegt nietdat de secretarie
zal gesplitst zijn in twee bureaux, maar neemt slechts den feite
lijken toestand in aanmerking. Wanneer men de door burge
meester en wethouders vastgestelde instructie nagaatdan ziet
men dat aan bepaalde beambten ook bepaalde werkzaamheden
zijn opgedragen en speciaal voor den burgerlijken stand is dit
hoogst noodig. De werkzaamheden daaraan verbondenzijn
van zóó bijzonderen aard dat men noodwendig bepaalde per
sonen daarvoor moet aanwijzen. Nu kan spr. het niet goedkeu
ren dat cr bij deze verordening eenvoudig worde bepaald dat
er ten behoeve der secretarie kunnen worden aangesteld twee ad
junct-commiezen le klasse en twee van de 2e klasse, zonder daarbij
het oog te hebben op de bijzondere bureaux waarop zij geroepen
zullen worden werkzaam te zijn. Hij meent integendeeldat het
beter is de zaak zoo te regelen dat voor elk bureau een adjunct
commies le en een der 2e klasse benoemd worde en dat naar gelang
der bekwaamheden die voor de waarneming hunner functie ver-
eischt worden en van de op hen rustende verantwoordelijkheid
de jaarwedden worden vastgesteld. Hij ziet de noodzakelijkheid
der voorgestelde wijziging niet in en kan allerminst aannemen
dat de raad zijne bevoegdheid zou te buiten gaan door het door
burgemeester en wethouders voorgedragen art. 1 vast te stellen;
want, hij herhaalt het, de raad regelt bij deze verordening niet
de inrigting der secretariemaar neemt slechts de bestaande
inrigting, zooals die door burgemeester en wethouders is geregeld
in aanmerking. Wenschen deze later tot eene andere regeling
over te gaan die eene wijziging in deze verordening noodzakelijk
maaktdan kunnen ze later wijziging voorstellen.
De heer Westenberg wil juist dit laatste voorkomen. Vol
gens zijn voorstel bepaalt de raad het getal der ambtenaren en
is het voor 't overige aan burgemeester en wethouders overge
laten. Juist door het vaststellen van verschillende jaarwedden
hebben burgemeester en wethouders te meer gelegenheidom
naar omstandigheden te handelen. Wordt spr's. voorstel ver
worpen dan voegt hij zich gaarne bij dat van den heer Attema.
De heer Dirks heeft tegen beide voorstellen bezwaarwant
beide komen er op neer, om het op goede gronden steunend voorstel
van burgemeester en wethouders te wijzigen. Deze toch hebben
gewezen op de emolumenten door de ambtenaren op het bureau
van den burgerlijken stand genoten. Spr. weet niet hoeveel die
emolumenten bedragen 't doet er ook minder toe ze zijn er
en zullen er ook wel blijven derhalve de positie van de amb
tenaren op dat bureau is reeds beter dan van die op het hoofd
bureau.
Spr. heeft echter eene vraag te doen. Hij vindt in het voor
stel van burgemeester en wethouders strijd met een beginsel
dat in den laatsten tijd algemeen is aangenomennamelijkbe
taal de ambtenaren goed - betaal ze ruim maar creëer geen
nieuwewant het is veel beter te werken met weinig goed be
taalde in stede van met veel karig bezoldigde ambtenaren. Met
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872.
15
dit beginselzegt spr.is het voorstel van burgemeester en wet
houders in strijd want terwijl er thans acht ambtenaren zijn
zullen er volgens de verordening voortaan negen komen. Hier heeft
men dus èn eene verhooging van bezoldiging èn van personeel.
Tenzij spr. de pertinente verklaring krijgt, dat die vermeerdering
van personeel volstrekt noodig iszal hij er zich niet mede ver
eenigen. In het voorstel schemert eenigen twijfel hieromtrent
door. Terwijl men daar eerst leest: «het is ons wenschelijk
«voorgekomenhet getal beambten op het bureau van den bur-
«gerlijken stand met een te vermeerderen", kan men een weinig
verder lezen «evenwel zijn bij ons plannen in overwegingdie
«er welligt toe kunnen leiden dat genoemde beambte op andere
«wijze wordt geadsisteerdzoodat in den eersten tijd althans
«niet tot de vermeerdering van personeel zal worden overge-
«gaan". Dit laatste is zeker een doekje voor 't bloeden zegt
spr.eerst toch wordt beweerddat er nog een klerk noodig
is en naderhand wordt daarop afgedongen. Doch dit daarge
laten spr. wenscht hieromtrent eenige nadere opheldering te
ontvangen, speciaal of die nieuwe klerk volstrekt noodig is.
De Voorzitter kan zich zeer wel met het beginsel van den
heer Dirks vereenigen. Het is niet het doel van burgemeester
en wethouders, om het personeel te vermeerderen, maar met het
vooruitzigt op de beslissing over een bij hun aanhangig punt
eene reorganisatie in de wijkboden en wijkmeesters, in welk ge
val een derde ambtenaar op het bureau van den burgerlijken
stand zal noodig zijn wenschen zij thans zich met een de ge
legenheid verschaft te zien, om zoodanigen klerk te kunnen aan
stellen. Zoo als op het oogenblik de zaak geregeld is, is die
klerk niet noodig.
Ten opzigte van het amendement van den heer Westenberg
merkt spr. nog op, dat, wordt dat aangenomen, het verband
der verordening wordt uit elkaar gerukt en het additioneel art.
stel het geval, dat de raad dat noodig acht eene geheele
wijziging zal moeten ondergaan, eene wijziging, die misschien
moeite zal kosten met juistheid te omschrijven. In 't algemeen
is het amendement van den heer Westenberg ook in strijd met
dat van den heer Attema. De heer Westenberg zegt wel, dat
bij aanneming van zijn amendement burgemeester en wethouders
meer handelen kunnen naar verdienste en behoefte der ambte
naren doch daar staat tegen overdat de heer Attema niet
wil, dat de adjunct-commiezen op 't bureau van den burgerlijken
staud minder zullen verdienen dan die op het hoofd-bureau.
Wordt dus het amendement van den heer Westenberg aangeno
men dan vervalt dat van den heer Attemaburgemeester en wet
houders zijn dan geheel bevoegd, om een adjunctcommies 2e klasse
te plaatsen in het bureau van dën burgerlijken stand en dus niet
te beantwoorden aan het doeldoor den heer Attema beoogd.
De heer Attema heeft het van 't begin af aan zoo beschouwd
als de Voorzitter, dat beide amendementen niet kunnen zamea-
gaan. Als dat van den heer Westenberg aangenomen wordt,
dan vervalt de raison d'ótre van dat van spr. Hij heeft voor
zijn amendement den feitelijken toestand tot grondslag eenomen.
Tegen de verdeeling van art. 1 in a en b heeft hij geen bezwaar,
omdat, gelijk de heer Bloembergen teregtopmerktede feitelijke
toestand wordt daarin weergegeven. In deze onderstelling nu, dat die
toestand zou worden bestendigd, heeft hij zijn amendement voor
gedragen, omdat het hem billijk voorkomt, dat de ambtenaren
op 't bureau van den burgerlijken stand dezelfde bezoldiging ge
nieten als hunne ambtgenooten van denzelfden rang op het hoofd
bureau.
Het amendement van den heer Westenberg, als de verste strek
king hebbende het eerst in stemming gebragt, wordt verworpen
met acht tegen zes stemmen, die van de heeren Suringar, van
Eijsinga, Jongsma, Westenberg, Duparc en van Valkenburg.
Dat van den heer Attema wordt aangenomen met acht tegen
zes stemmendie der heeren Jongsma, BloembergenRengers
Rooseboom, Dirks en Suringar.
De heer de With verlaat de vergadering.
Het gewijzigd art. 1 wordt vervolgens aangenomen met negen
tegen vier stemmen, die van de heeren Duparc, Dirks, Surin
gar en Jongsma.
De art. 2 en 3 worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Het additioneel art. wordt verworpen met negen tegen vier
stemmen, die van de heeren Brunger, Bloembergen, Rengers en
Dirks.
Vervolgens wordt de aldus gewijzigde verordening in haar ge
heel aangenomen met tien tegen drie stemmen, die van de hee
ren Rengers, Dirks en Suringar.
Zijnde dientengevolge vastgesteld de volgende:
VERORDENING, regelende het getal en de be
zoldiging van de ambtenaren ter gemeente
secretarie van Leeuwardenzoomede van de
beambten voor de verdere dienst in het ge
meentehuis.
Art. 1.
Ten behoeve der secretarie van de gemeente Leeuwarden kun
nen worden aangesteld
a. op het hoofdbureau
Een commiesop eene jaarwedde van J 1200.
Een adjuct-commies le klasse op eene jaarwedde van 1000.
Een adjunct-commies 2e klasse, op eene jaarwedde van 900.
Drie klerkenieder op eene door burgemeester en wethou
ders te bepalen jaarwedde van minstens J 350 en hoogstens ƒ600.
b. Op het bureau voor den burgerlijken stand:
Een adjunct-commies le klasse, op eene jaarwedde van/ 1000.
Een adjunot«oommies 2e klasse, op eene jaarwedde vanƒ900.
Een klerk op eene jaarwedde van 300.
Art. 2.
Ten dienste van het gemeentebestuur zoomede van de bureaux
der Secretarie en voor de verdere dienst in het gemeentehuis
kunnen worden aangesteld
Twee bodenieder op eene jaarwedde van 600.
Een conciergeop eene jaarwedde van 300.
Art. 3.
Deze verordening wordt gerekend in werking te zijn getreden
den 1 Januarij 1872 en vervangt de verordening vastgesteld den
16 December 1865.
3. Voorstel van de verordening-commissie tot geldig verklaring der
in de gemeente Leeuwarden bestaande strafverordeningen. (Zie bijlage
no. 1.)
Het door de commissie bij haar voorstel overgelegd ontwerp
besluit wordt door de vergadering zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
IV. De heer Jongsma, daartoe verlof hebbende bekomen,
brengt in herinnering, dat voor eenigen tijd door vijf leden een
voorstel is ingediend tot wijziging van het reglement van orde.
Naar hij meent is thans de tijd wel daar, dat dat voorstel in
beraadslaging kan worden gebragt, waarom hij dit onder de
aandacht van den Voorzitter brengt. Bedoeld voorstel, voegt
spr. er aan toe, betreft de wijze van zitting der leden en het uur
van aanvang der vergadering.
Den Voorzitter was het niet bekend, dat er zoodanig voor
stel aanhangig was. Hij geeft de verzekering de zaak te zullen
ter harte nemen en bij het dagelijksch bestuur ter sprake te
zullen brengen.
De vergadering wordt hierop gesloten.