V
Verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden 1872.
28
wordt gesteldmaar dat het daarentegen zoo algemeen mogelijk
spreekt. Het zou intusschen de vraag wezenof de vroegere
handelingen van burgemeester en wethouders, waarvan de laat
ste spr. gewaagdewel met de bepaling van dat art. te rijmen zijn.
De Voorzitter merkt nog op, dat in 1863, bij gelegenheid
van de overdragt van een stuk grond aan de Oosterkade aan
E. J. Visserdoor den raad een besluit genomen iswaarbij die
grond a. aan Visser werd overgedragen en b. werd verklaard
niet meer ter openbare dienst bestemd te zijn. Spr. wil gaarne
toestemmendat dit niet veel bewijstmaar toch bewijst het in
ieder gevaldat toen ter tijd de zaak door den raad is opgevat
zoodanig als thans dcor burgemeester en wethouders wordt voor
gesteld.
Het voorstel van den heer Duparc wordt hierop aangenomen
met 9 tegen 7 stemmendie van de heeren Rooseboom van
Valkenburg, Rengers, Suringar, Dirks, Westenberg en Wijbrandi.
Nadat vervolgens op voorstel Yan den Voorzitter aan bur
gemeester en wethouders was opgedragen om de conclusie in
overeenstemming met de gevallen beslissing nader te formuleren,
is deze zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
8. Voorstel van burgemeester en wethouders om de betrekking van
directeur der algemeens begraafplaats aan een der secretarie-beambten
op te dragen.
Zonder hoofdelijke omvraag wordt in overeenstemming met de
conclusie van het voorstel besloten:
De betrekking van directeur der algemeene begraafplaats alhier
op te dragen aan den beambte ter secretarie dezer gemeente
Jan Hermanus Menkema.
9. Rapport van de commissie, belast geweest met het onderzoek eener
door het bestuur van het nieuwe stads weeshuis ingediende gewijzigde
begrootingvoor de dienst 1871.
De conclusie van het rapport wordt zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen als gevolg waarvan is besloten
De gewijzigde begrooting van het nieuwe stads weeshuis voor
het dienstjaar 1871 goed te keuren in ontvang op ƒ126,589.21
uitgaaf - 126,505.46
en sluitende met een batig saldo van J 3.75.
De vergadering wordt hierna door den Voorzitter gesloten.
i
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1872.
29
Vergadering van Donderdag 28 Maart 1872.
Tegenwoordig 15 leden afwezig met kennisgeving de heeren
OosterhofT, Biima en Westenberg, zonder kennisgeving de hee
ren Hommes en Rooseboom.
Voorzitter de heer burgemeester.
I. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en
goedgekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt
1. Een voorstel van burgemeester en wethouders omtrent de
verbetering van het terrein der veemarkt, (zie bijlage no. 5).
Op voorstel van den voorzitter wordt bepaald dit voorstel op
te nemen in de bijlagen tot het verslag van 's raads handelingen
en het daarna in de sectiën van den raad te onderzoeken.
2. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging
der besluitenwaarbij is geregeld het getal en de bezoldiging
van de leeraren aan de burger dag- en avondschool.
3. Als boven, aangaande een verzoek van G. J. Hunting,
om op nieuw met eene gratificatie te worden begiftigd.
4. Als boven, betrekkelijk een voorstel van den heer Duparc
tot wijziging der bepalingen voor het stedelijk gymnasium
5. Als boventot continuatie van [den directeur van het
stads werkhuis in zijne betrekking.
De sub 25 vermelde stukken zijn ter inzage gelegd .^om in
eene volgende vergadering te worden afgedaan.
6. De rekening van kosten der dienstdoende schutterij, over 1871.
Gesteld in handen van de heeren de With OosterhofF en van
Valkenburg, ten fine van onderzoek en rapport.
7. De rekening van het nieuwe stads weeshuis over 1871.
Ten fine van onderzoek en rapporb, gesteld in handen van de
heeren Bruinsma, Dirks en Hommes.
8. Eene missive van de commissie van bestuur over het stads
ziekenhuishoudende verzoek om magtiging tot het doen van
af- en overschrijvingen op de begrooting dier instelling, over 1871.
Gesteld in handen van de heeren van Sloterdijck, Brunger
en van Eijsinga ten fine van onderzoek en rapport.
9. Het verslag van de commissie voor het onderwijs in de
gymnastiek, over 1871.
Ter visie gelegd.
10. Eene resolutie van heeren gedeputeerde staten houdende
goedkeuring van het raadsbesluit tot afstand van een stukgrond
aan H. van Krugten.
11. Als boven, van dat tot onderhandsche verhuring der hui-
zinge in de Prins Hendrikstraat aan P. Tanja.
12. Een berigt van burgemeester en wethouders, houdende
mededeelingdat door hen is benoemd: tot adjunct-commies le
klasse ter secretarie, E. Jansen, tot dusverre adjunct-commies
2e klasse en tot adjunct-commies 2e klasse, J. H. Menkema,
tot dusver le klerk; - voorts, dat de jaarwedden van de kler
ken J. F. Mijlius en J. H. Raam door hen zijn bepaaldrespec
tively op 500 en ƒ450.
De sub 1012 vermelde stukken zijn voor notificatie aan
genomen.
III. De vergadering gaat over tot de behandeling van de op
den oproepingbrief vermelde punten
1. Voorstel van burgemeester en wethouders nopens de in hunne
handen gestelde circulaire van hel comité voor den Noord- Hollandsch
Frieschen spoorweg.
De conclusie van het voorstel wordt zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen zoodat is besloten
Aan het comité voor den Noord-Hollandsch Frieschen spoor
weg, in antwoord op zijne circulaire van 16 Februarij 1872 te
kennen te geven dat naar 's raads oordeel het belang der ge
meente Leeuwarden bij de door dat comité geprojecteerde
spoorwegverbinding tusschen Noord-Holland en Friesland niet
Bijvoegsel behoorende btj de Leeuwarder Courant.
direct is betrokken en hij uit dien hoofde geene termen heeft
gevonden om voorloopige toezegging te geven van wege deze
gemeente in de kosten aan de daarstelling van dien spoorweg
verbonden.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van L.
van der Zaagom alsnog teruggave te erlangen van de hem opgelegde
boete ad f 210.
Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten:
Aan Lolke van der Zaagtimmerman en aannemer van pu
blieke werken te Leeuwarden, in antwoord op zijn adres '.an
8 Februarij 1872 te kennen te geven, dat de raad, in de bij
dat adres aangevoerde motivengeene aanleiding heeft gevon
den om op zijn na rijp beraad genomen besluit van 14 Decem
ber 1871. no. 10, terug te komen en mitsdien het bij voormeld
adres gedaan verzoek wijst van de hand.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders op een verzoek van J. Dok
ter en negen andere aannemers van publieke werkenom de door den aan
nemer van der Zaag beloopen boete te restituerenen voorts om bij het
toepassen van boete op zoodanige exceptionele toestanden als het niet kun
nen bekomen van materialen acht te slaan.
De vergadering vereenigt zich buiten discussie met de con
clusie van het voorstel en besluit alzoo om aan de adressanten
te kennen te geven:
10. dat het eerste gedeelte van hun verzoekals niet voor
inwilliging vatbaarwordt gewezen van de hand
2°. dat de raad bij de behandeling van verzoekschriften van
aannemers van werken om kwijtschelding van beloopen boete
steeds bedacht is «n telkens in overweging neemt zoodanige om
standigheden als bij het tweede gedeelte van hun voormeld ver
zoek worden bedoeld.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verhooging der be
looning van de brugwachters aan de Prins Hendriksbrug en de Verwersbrug.
In overeenstemming met de conclusie van 't voorstel en onder
intrekking der besluiten van 22 April 1869 en van 22 December
1870 wordt besloten
De belooning van de wachters aan de Prins Hendrikbrug en
de Verwersbrug (behalve het vrije gebruik van de bij ieder dier
bruggen behoorende woning) van af 12 Mei 1872 te 'bepalen op
ƒ6 per week.
5. Benoeming van een hulponderwijzer op eene jaarwedde van vijf
honderd gulden.
Frederik van Rijssenshulponderwijzer te DragteB, wordt met
algemeene stemmen benoemd.
6. Rapport van de commissie in wier handen is gesteld het voorstel
van vijf leden, om in het reglement van orde te brengen de volgende
veranderingen
„Art. 10. In plaats van „twee ure" te stellen „twaalf me."
„Art. 13. Te lezen als volgt:
„I)e wethouders nemen naar rangorde van leeftijd plaats ter
reuter zijde van den voorzitterdaarop volgen naar dezelfde
orde de leden.
„De secretaris neemt plaats ter linker zijde van den voorzitter."
De eonelusie van liet rapport luidt als volgt
„1. Art. 10 van het reglemeDt van orde voor de vergaderin
gen aldus te wijzigen „De gewone vergaderingen van den raad
worden gehouden op den tweeden en vierden woensdag van elke
maand. Zij vangen aan 's namiddags ten zeven ure. De raad
enz." En voor het geval de raad dit voorstel niet mogl aannemen,
te besluiten tot eene wijziging in den zin als door de vijf ge
noemde raadsleden is voorgesteld.
„2. Niet over te gaan tot de voorgestelde wijziging van art.
13 van het reglement van orde, maar de bestaande redactie
van dat artikel te behouden."
De heer Brunger wen6cht in overweging te gevenom het
eerste punt van de eonelusie der commissie in tweeën te split
sen. Dat punt behelst het voorstel om de vergaderingin plaats
e