30 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1872. van op donderdagop woensdag te houden maar tevens is daarbij in één volzin het uur van vergadering genoemd. Spr. kan zich niet met het voorgestelde uur vereenigen, en daarom zou hij er voor wezen dat eerst afzonderlijk over den dag en daarna over het uur van vergadering werd gediscussieerd. De heer Wiersma gelooftdat de bedoeling der commissie zou vervallen zoo de door den heer Brunger geuitte wensch werd ingewilligd. Bij haar is namelijk vooropgesteldom in plaats van morgen- avondzittingen te houden en van daar haar voorstelom des woensdags te vergaderen. Wanneer nu de raad mogt besluitenom niet des avonds te vergaderendan stelt de commissie er hoegenaamd geen prijs op om den dag der ver gadering op woensdag te stellen. Het ligt geheel in het rapport opgesloten dat als de avondvergadering wordt afgestemdals dan het voorstel tot het vergaderen op woensdag vervalt. De heer Brungör merkt op dat het volstrekt niet in zijne bedoeling lag om des woensdags morgens te vergaderen maar dat hij daarentegen het tijdstip voor de avondvergadering ver vroegd zoude willen zien tot op zes uur. De heer Duparc iswat het punt zelf betreftnog altijd het denkbeeld toegedaan dat hij de eer had te ontwikkelen toen in 1868 het reglement van orde werd herzien dat namelijk de bepaling van den dag en het uur der vergadering niet behoort tot de competentie van den raad maar ingevolge art. 41 der gemeentewet, tot die van den burgemeester. Spr. heeft destijds voor dat beginsel gestreden doch de meerderheid van den raad heeft toen in anderen zin besloten. Spr. zal nu niet op nieuw in eene argumentatie van zijn denkbeeld treden hij legt zich bij het gevoelen der meerderheid ueêr, en gelooft, dat het beste bewijs daarvan dit isdat hij medegewerkt heeft tot het voor stel waarover thans het in behandeling zijnd rapport handelt. Hij meende echter dit te moeten voorop stellen om zijn stand punt ten dezen aan te geven. Wat de zaak zelve betreft spr. gelooft, dat de commissie tot het voorstel, om de vergadering des avonds te houden, zal geleid zijn door de wetenschapdat zij in dat opzigt op den steun van vele der leden rekenen kan. De voormiddag, al eindigt de vergadering ook ten een ure, is in den regel daardoor voor goed verloren. Spr. weet niet, of hij spreekt uit naam van zijne medevoorstellersmaar voor zoo veel hem betreftblijft hij tegen het houden van avondvergade ringen omdat hij den voormiddag het meest geschikt oordeelt voor het houden van vergaderingen als die van den raad. De avond is zijns inziens voor commissoriale of sectie-vergaderingen meer geschikt. En nu meenden de voorstellers al een zeer con- cilianten weg te bewandelen met 12 uur als tijdstip van aanvang der vergadering voor te stellen. Zoowel zij, die aan avondver gaderingen hechten als zij, die 10 uur te vroeg achten werden naar het gevoelen der voorstellers met hun voorstel althans eeni- germate gebaat. Spr. voor zich verklaart zich tegen avondver gaderingen daargelaten dat hij nog te liever zou ziendat de raad kon goedvinden zijn naar spr.'s gevoelen altijd verkeerd denkbeeld losliet. De heer Bruinsma wenscht over twee punten te spreken, over den dag en het uur der vergadering, De woensdag komt hem niet aanbevelenswaardig voor. Zooals men weetvergade ren burgemeester en wethouders tweemaal 's weeksdes woens dags en des zaturdags. De raadsvergadering zou dus juist tref fen op een dagdie ook door burgemeester en wethouders voor hunne vergaderingen wordt gebezigd. Nu kan men wel zeggen dat burgemeester en wethouders een anderen dag kunnen uitkie zen maar merkt spr. op dan volgen de twee vergaderin gen te spoedig op elkander. Ook zou dan de gelegenheid beno men zijn om voorstellen waartoe op den woensdag bij burge meester en wethouders besloten is nog den zelfden dag bij den raad in behandeling te brengen. Tegenwoordig gaat dit gemak kelijk, omdat men daarvoor den geheelen woensdag namiddag en een gedeelte van den donderdag voormiddag beschikbaar heeft. Dit wat den dag der vergadering betreft. Wat het uur van vergadering aangaat, is spr. het eens met den heer Duparc dat de morgen daarvoor het meest geschikt is. Ook hij acht den avond beter voor sectie- en commissie-vergade ringen. Intusschen zou hij het nog het beste achten om het tegenwoordige uur te behouden. Is het waar dat menom 10 uur aanvangende, bijna den geheelen morgen opoffert, van den anderen kant is 't evenzeer waar, dat men vóór 12 uur niet veel kan doen. Des noods zal hij zich echter bij het voorstel voe gen om met dat uur aan te vangen. De heer Jongsma had zich voorgenomen om geen oude koeijen uit den sloot te halen doch nu de heer Duparc heeft gereleveerd, dat hij in 1868 zich tegen het bepalen van vaste tijdstippen voor het houden der vergaderingen heeft verzetnu ook acht hij zich rerpligt te verklaren dat hij het toen door hem ingenomen standpunt niet heeft verlaten. Steeds heeft hij art. 41 van de gemeentewet zoo opgevatdat de burgemeester de vergadering kan beleggen op zoodanigen dag en zoodaning uur als hem goed dunkt. De raad heeft in 1868 dat regt aan den burgemeester ontnomen. De meerderheid heeft toen uitge maakt dat de raad de vaste tijdstippen voor zijne vergadering kan vaststellen. Spr. berust in de uitspraak der meerderheid. Ook hij heeft medegewerkt tot het voorstel om de vergaderingen ten 12 uur te doen aanvangen. Doch sedert dat voorstel is er veel tijd verloopen, en dit tijdsverloop heeft hem tot andere ge dachten gebragt. Hij beschouwt thans het voorstel om ten 12 uur te beginnen slechts als een halven maatregel. Hii toch ge looft dat er velen gevonden worden die van het liamaatschap moeten afzien doordien zij den voormiddagwaarop de vergade ringen gehouden worden voor hunne eigene zaken noodig heb ben. Daarom vooral is het noodig het tijdstip van aanvang te bepalen op 6 of 7 uur des avonds. Dikwijls is het hem voorge komen dat er voor de kandidatuur wercl bedankt, omdat het den kandidaat niet convenieerde lid van den raad te zijn. Spr. kan zich op grond van deze overwegingen wel voegen bij het voorstelom de vergaderingen 's avonds te houden. De Voorzitter geeft den leden in overweging zich voorloo- pig te bepalen tot de vraagof de vergaderingen des morgens dan wel des avonds zullen worden gebonden. De vergadering keurt deze wijze van behandeling goed. De heer van Valkenburg merkt opdat er reeds een lans gebroken is voor het houden van morgen-vergaderingen. Een enkel lid heeft gesproken in 't belang van het houden van avond vergaderingen. Spr. kan zich bij dat lid aansluiten. Menschen van zaken worden des voormiddags tot andere bezigheden ge roepen. 't Is voor deze eene groote opoffering wanneer zij daar aan worden onttrokken. Spr. gelooft, dat dit de oorzaak zal zijn waarom het handelselement in den raad zoo schaarsch is vertegenwoordigdiets wat hij zeer betreurt. In vele andere gemeenten worden ook avond-vergaderingen gehouden. Vroeger werd daartegen wel eens aangevoerd dat men des avonds niet zoo helder van geest is doch dit argument houdt naar spr.'s ge voelen geen steek; want ook deze raad vergadert wel eens des avondsen spr. gelooft nietdat er dan minder goede besluiten worden genoftien dan in de morgen-zittingen. Het komt hem zeer wenschelijk voordat de vergaderingen voortaan 's avonds worden gehouden, en daarom dringt hij bij de leden op de aan neming van 't daartoe strekkend voorstel aan. De heer Dirks merkt opdat er in de commissie opzigtens dit punt eene meerderheid en eeüe minderheid bestaaten ter wijl hij die minderheid vertegenwoordigtwil hij in 't kort zeg gen welke redenen hij voor zijn gevoelen heeft. In de eerste plaats dan heeft hij achttien jaar lang lid van een ligchaam ge weest dat ook avondvergaderingen hieldmaar nooit heeft hij van die avondvergaderingen uitstekende vruchten gezienveel meer daarentegen van de morgen-vergaderingen. Doch dit nog Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1872. 81 daargelaten men zal volgens het voorstel des avonds om 7 uur b' ginnen 'tis echter bekend, dat er op 't niet tijdig ter vergadering verschijnen geene poenaliteit bestaatzoodat het zeer wel kwart na zeven a half acht kan worden eer met de werkzaamheden een begin wordt gemaakt. Rekent men verder, dat men tot 10 uur zal vergaderen dan kan de zitting hoogstens 3 uur duren. Let men er nu verder opdat men ten 10 uur des morgens beginnende 6 uur en om 12 uur aauvangende 4 uur tijd heeftdan springt het in het oogdat men bij morgen zittingen op de avond-zittingen zeer in tijd wint. Op grond hiervan zal spr. zich niet met het voorstel der commissie vereenigen. De heer Bloembergen deelt geheel de beschouwingen van den heer Dirks. Hij meent, dat de veranderde leefwijze mede brengt dat men voor het middagmaal zijne bezigheden grooten- deels afdoet, en hij gelooft, dat, wanneer men de morgenuren aan die bezigheden heeft besteed de avonduren meer geschikt zijn om zichtte verpozen, dan em vergaderingen bij te wonen,' in allen gevalle, dat het niet zeer begeerlijk is de avonduren daaraan te wijden. De ervaring heeft het trouwens ook al ge leerd dat men de6 avondsal zij het slechts voor commission moeijèlijk de leden kan bij elkaar krijgen. Vooral in den zomer is dit het geralterwijl ook de wintermaanden ten deze onge legenheden aanbieden. Dikwijls ziet men in die gevallen leden ontbreken. Ook hier zal hetzelfde verschijnsel zich voor doen. Spr. weet weldat men beweertdat mensehen die eigen zaken hebbende morgenuren niet kunnen missen maar gelooft hij wanneer het uur van aanvang wordt verlaat dan zal men al veel gewonnen hebben. De meesten toch die drukke zaken hebben, zullen in den regel daarmede al vroeg op den dag beginnen, en omstreeks 12 uur zijn ze wel zoo ver gevorderd dat ze hunne particuliere commissiën kunnen doen. Spr. is over het geheel niet gestemd voor de avond-vergaderingen dewijl hij overtuigd meent te zijn dat ze in het belang van een trouw be zoek der zittingen niet gewenscht zijn. De heer van Eijsinga vindt zich genoopt, om nu er van verschillende zijden is gesproken ook een enkel woord in 't midden te brengen tot adstructie van de zienswijze der meer derheid in de commissie, dit te eerder, nu ook de heer Dirks het gevoelen der minderheid heeft verdedigd, 't Zijn een paar puntendie zijns inziens eenigc toelichting vereischen. In de eerste plaats is er melding gemaakt van commissoriale- en sectievergaderingen. Spr. zou hieromtrent de vraag willen stellen of, terwijl voor het meest moeijelijke werk (dat der voorbereiding) de avonduren geschikt worden geoordeeld voor het houden der raadsvergaderingen, die in vele opzigten op lange na niet zoo vermoeijend zijn niet dezelfde uren te bestemmen zouden zijn Doch er is ook gewezen op den beperkten tijd die de avond aanbiedt. Spr. kan die bewering wel het aller minst toestemmen. Niet alleen heeft men den vollen avond voor zich en wordt men door geene zaken gebonden ook voor eene kalme behandeling van de gemeentelijke aangelegenheden is de avond zeer geschiktalthans veel geschikter dan de morgen wanneer de leden nu en dan voor eenige oogenblikken buiten de vergadering worden geroepen en er in 't algemeen veel meer afleiding bestaat dan 'e avondswanneer alles tot rust en kalmte is gekomen. Spr. deelt ook volstrekt niet het bezwaar van den heer Bloem bergen als zoude eene minder getrouwe opkomst der leden van avondvergaderingen het gevolg zijn. Integendeel hii gelooft veilig te mogen aannemen, dat, wanneer de raad besluit 's avonds te vergaderen, de voltalligheid der zittingen daarbij zal winnen. Men bedenke toch welk gewigt gehecht wordt aan het bijwonen der vergaderingenwaarin de belangen der ge meente worden behandeld. Spr. gelooft, dat een dergelijk argu ment hier niet behoeft te wegen. Eindelijk komt het spr. voordat er een element is 't welk men niet mag voorbij zien. Het heet immers dat de vergade ringen publiek zijn. Doch nu is het zekerdat er voor het publiek veel aan gelegen ligtdat de vergaderingen worden gehouden op zoodan:ge tijdstippen dat het publiek het wachten kan haar bij te wonen. Dit laatste punt is een denkbeeld dat spr. in de discussie is opgevallenmaar dat hij toch niet van gewigt ont bloot acht. Overigens gelooft hijdat de in het rapport neer gelegde mothen juist zijn, zoodat hij vertrouwt, dat de raad de overtuiging van de leden daarvan zal deelen. De ondervin ding van andere plaatsen trouwens pleit daar niet tegen. Spr. zou gemeenten kunnen noemen waar de vergaderingen op avond uren zijn gvbragtdochaangezien voorbeelden geen argumen ten zijn gelooft hij het hierbij te mogen laten blijven. De heer Duparc merkt op, dat er door den heer van Val kenburg op is gewezen dat verscheidene ingezetenen worden of zijn teruggehouden de kandidatuur voor het lidmaatschap van den raad aan te nemen omdat zij zich gedurende den tegen- woordigen tijd der vergaderingen aan hunne eigene zaken moe ten wijden. Spr. wenscht echter te wijzen op een recent geval, namelijk op de gisteren plaats gehad hebbende verkiezing van iemand tot raadslid, die bij uitstek tot den handel mag gerekend worden te behoorenen die toch de kandidatuur heeft aangeno men zonder dat er nog de minste zekerheid wasdat in den tijd voor de vergaderingen bestemd verandering zou komen. Maar bovendien wenscht spr. op andere gemeenten te wijzen. Als er sprake is van vertegenwoordiging van 't handelselement in den raad, dan mag men zeker wel de gemeente Groningen als punt van vergelijking aanhalen. Daar dan behoort het groot ste gedeelte van de raadsleden tot den handelsstand en toch worden daar de vergaderingen 's voormiddags gehouden. In de gemeente Amsterdam eene handelsstad bij uitnemendheid van gen de vergaderingen ten half twee aan; en heeft spr. het goed, dan is het in Rotterdam evenzoo gesteld. De Dirks heeft gereleveerd zijne langdurige ondervinding in een ander collegie opgedaan. Behalve dit kan spr. er bijvoegen, dat hij meer dan eens leden èn van de 2e èn van de le kamer heeft gesprokendie het allen hierin eenstemmig warendat avondvergaderingen zelfs de meest ongeschikte zijn. De heer van Eijsiöga sprak er van dat avondvergaderingen meer door het publiek zullen worden bijgewoond. We hebben zegt spr. meermalen o. a. bij de behandeling der gemeente- begrooting enz. avondvergaderingen gehouden doch niettegen staande alsdan het licht door de glazen schitterde, kwam er evenmin als des voormiddags publiek opdagen. De heer Suringar wenscht te kennen te geven dat hij zich in beginsel vereenigt met de heeren Duparc en Jongsma, wat betreft de bevoegdheid van den burgemeester, om de vergade ringen te beleggen, wanneer hem goeddunkt. Aan hem, dit houdt spr. met die leden volstaat het om te bepalen op welken dag en uur de raad zal vergaderen. Uit de omstandigheid ech ter dat de burgemeester deze zaak zonder eenige reclame heeft in debat gebragtmaakt spr. op dat deze zich neerlegt bij het besluit van den raad en is dit het gevaldan ook wil spr. zijn oordeel over het onderwerp uitspreken. Hij noodigt derhalve den voorzitter uit hieromtrent zijne opinie te willen mededeelen. De Voorzitter wil gaarne verklaren dat hij deelt het ge voelen van die heerenwelke hebben beweerddat het zamen- roepen der vergadering aan hem als burgemeester behoort. Dit neemt echter niet weg, dat hij er genoegen meê neemtwan neer voor het gemak der leden bepaalde tijdstippen worden aangewezenwaarop de gewone vergaderingen plaats zullen hebben. Hij beschouwt de betrekkelijke bepaling in het regle ment van orde als eene vingerwijzing van de ledon dat ze op dien dag en op dat uur wenschen te vergaderen -, doch tevens wil hij gaarne verklarendat hij niet het minste bezwaar zou zienom de leden op een anderen dag en ander uur bijeen te roepen, indien het belang van.zaken dit vorderde. Dit is spr's. beschouwing over zijn regt als burgemeester. Dat regtintus-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1872 | | pagina 2