48
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1872.
z/zoldiging van het onderwijzend personeel aan de openbare scho
llen voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs te Leeuwarden
,fl. a. In art. 1 al. 4 te roijeren de woorden, //met acte van
//hoofdonderwijzer."
„b. In al. 5 alsboven de woorden /,met acte als zoodanig."
i,2. In art. 4 ai. 2 te lezen „de hoofdonderwijzer eene jaar-
z/wedde van ƒ1200" enz.
z/8. In art. 7 te roijeren de woorden/,der 2de klasse."
De amendementen sub 1 en 2 merkt spreker op komen
eheel overeen met het voorstel van burgemeester en wethou-
ers. Het onder sub. 8 voorgestelde komt niet geheel met dat
van burgemeester en wethouders overeen zoodat daarover bij
de behandeling der artikelen kan worden gesproken.
De heer Duparc heeft de voorstellen van burgemeester en
wethouders met genoegen ontvangen. Hij heeft daarin een nieuw
streven gezienom het lot van den onderwijzer zooveel moge
lijk te verbeteren. Niet te min komt het hem voor, dat men
bij deze verordening niet zuiver zich heeft gehouden aan de ge
dachte, om de tractementen aan de betrekking verbonden te re-
§elen. 't Is mogelijk dat hij zich bedriegtmaar hij gelooft
at men hier en daar meer heeft gelet op de personendan op de
betrekking. Spr. zal bij de behandeling der artikelen hierop nader
terug komen. Hij kan intusschen nief voorbij aan burgemees
ter en wethouders dank te zeggen voor de door hen voorge
stelde wijzigingenspeciaal wat betreft de verhooging der bezol-
diging van den onderwijzer aan de tusschenschool le klasse.
Volgens het primitieve voorstel zou die hoofdonderwijzer eene
bezoldiging ontvangenniet geëvenredigd aan de belangrijkheid
der school aan welks hooid hij gesteld is. Nu burgemeester en
wethouders zeiven dit nader ook hebben ingezien is hij tevre
den aan dien hoofdonderwijzer zal thans regt wedervaren.
De heer van. Eijsinga had aanvankelijk niet het plan om
bij de algemeene beraadslaging het woord te voerendoch wordt
daartoe thans geleid nu burgemeester en wethouders voorstellen
hebben gedaan die geheel in zijnen geest vallen. Hij had zich
niet mogen vleijeu dat de enkele bezwarendie nog bij hem
bestondendoor nadere wijzigingen in het voorstel van burge
meester en wethouders zoo volledig zouden worden opgelost.
Hij kan ook niet voorbij te betuigendat het aangeboden ont
werp met genoegen door hem is ontvangenomdat hij daarin
een zeer stelselmatigen gang vindt, die geheel overeenstemt met
de vroeger door hem uitgesproken opinie. Hij verheugt zich
derhalve over deze verordeningwaaruit een betere toestand
zal geboren wordendan de tot dusver bestaande. Omtrent de
door hem ingediende amendementen wil hij mededeelendat hij
zena gehoord te hebben de voorstellen van burgemeester en
wethoudersgerust kan achterwege laten. Het is hem regt aan
genaam dat burgemeester en wethouders op dezelfde punten als
in zijne amendementen worden bedoeld hebben geattendeerd
Het zeer geringe verschildat er bestaat opzigtens de wijziging
van art. 7 leidt hem er toe te desisteren van zijne amendemen
ten en zich te conformeren met die van het collegie. In hoofd
zaak wordt toch zijn bezwaar tegen dat art. door het voorstel
van burgemeester en wethouders opgeheven. Hij verzoekt mits
dien den voorzitter zijne amendementen niet in behandeling te
brengen, maar ze voor ingetrokken te beschouwen.
De heer van dor Meulen vindt in de memorie van toe
lichting vermeld //Uit de voorafgegane discussie bleek ons des
z/raads instemming met het door burgemeester en wethouders
//voorgestaan denkbeelddat eene rationele regeling der onder-
//wijzerstractementenmet inachtneming van de bekwaamheid
wen de meer of min omvangrijke diensten der titularissende
//voorkeur verdiende boven eene algemeene verhoogingzooals
//door de schoolcommissie was voorgesteld."
Volgens spr's. gevoelen deelt ook de schoolcommissie volko
men de zienswijzedat eene algemeene verhooging niet wen-
schelijk is, maar dat in de eerste plaats de bekwaamheid en
verdiensten der betrokken titularissen moeten in aanmerking ko
men. Hem dunkt, dat dit volkomen blijkt uit de missive der
commissie van 13 September 1871waarin zij treedt in eene
beschouwing over de tractementenen o. a. te kennen geeft
dat de hoofdonderwijzerstractementenbij andere gemeenten
vergelekenniet onbillijk zijn dat te Groningen de eerste
hulponderwijzers zonder onderscheid ƒ500 genieten, maar dat
ze juist oordeelt, dat bij het groot verschil van de uitgebreid
heid der scholen hierin wel eenige onbillijkheid ligtdat de
bezoldiging van de eerste hulponderwijzers wel degelijk aan het
getal leerlingen geëvenredigd mag zijn vooral omdat deze bij
ontstentenisden hoofdonderwijzer moeten vervangen en dus
aan eene talrijker school ook eene grootere verantwoordelijk
heid en zwaardere taak hebben. Verder stelt de commissie voor
om de tractementen van de hulponderwijzers der le klasse te
brengen vaa 500 op f G00 en die van de tweede klasse op
ƒ350 a ƒ400. Spr. dunkt, dat hieruit genoegzaam blijkt, dat
ook de schoolcommissie deelt de beschouwingen van den raad
volgens welke dit voorstel ia zamengesteld. Hij achtte zieh ver-
pligt dit hier te constateren.
De heer Rengers moetnaar aanleiding van het door den
vorigen spreker aangevoerdemededeelen dat de bedoelde uit
drukking in de memorie van toelichting volstrekt niet beoogt,
om aan te gevendat er een verschil van zienswijze bestaal
tusschen burgemeester en wethouders en de schoolcommissie
maar enkel doelde op de omstandigheid dat bij gelegenheid van
het advies op het verzoek van eenige hulponderwijzers om ver
hooging van bezoldigingde commissie ofschoon de bezwaren
erkennende eindigde met voor te stellen om aan alle hulp
onderwijzers eene gelijke verhooging van 50 toe te kennen.
De algemeene beraadslaging wordt hierna gesloten en het intitule
der verordening aan de orde gesteld.
De heer Duparc zou in overweging wenschen te geven
zich te houden aan de terminologie der wet op het lager onder
wijs die spreekt van gewoon- en van meer uitgebreid lager onder
wijs niet van lager en meer uitgebreid lager onderwijs. Mogt
het aijndat het intitule overeenstemt met bestaande verorde
ningen dan zou het ook nu vooreerst wel zoo kunnen blijven
doch in dat geval vestigt hij de aandacht van burgemeester en
wethouders hierop.
De heer Rengers merkt op, dat het intitule in overeen
stemming is met de altijd voor deze school gebezigde terminologie,
die burgemeester en wethouders indertijd is aan de hand gedaan
door den toenmaligen schoolopziener in het le district.
De Voorzitter stemt het den heer Duparc toe, dat in de
wet het lager onderwijs in twee categoriën wordt verdeelt. Het
zou dus misschien het beste zijndoor in het intitule te spre
ken van gewoon- en meer uitgebreid lager ouderwijs.
De heer Rengors acht de zaak niet van genoegzaam belang,
om eene wijziging in 't intitule aan te brengen. Bovendien zou
dan welligt ook eene wijziging van het betrekkelijk hefïingbe-
sluit moeten volgen, wijl daarin ook die benaming wordt aan
getroffen.
Het intitule der verordening wordt hierop zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Art. 1.
De heer van Slotördijck vraagt eenige inlichting omtrent
de door burgemeester en wethouders op de 4e en 5e alinea
voorgestelde wijziging, waardoor het daarin voorkomend woord
„elk? komt te vervallen. Hij zou wel willen wetenof het de
bedoeling isdat het uitgetrokken bedrag nu door de hulpon
derwijzers 2e en 3e klasse gezamenlijk zal worden genoten
zoo niet, dan zou hij het woord elk willen behouden.
De heer Rengors geeft te kennen dat de wijziging is voor
gedragen om het art. in overeenstemming te brengen met de
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1872.
49
overige artikelendie op dezelfde wijze geredigeerd zijn. Daar
burgemeester en wethouders het voornemen hebben het getal
der onderwijzers in eene voor te dragen verordening te regelen,
kwam eene omschrijving van het getal hulponderwijzers in deze
verordening minder te pas. Spr. acht de tusschenvoeging van
het woordje elk overbodig daar toch eene tractementsbepaling
voor eenige personen gezamenlijk niet denkbaar is.
De heer van Valkenburg merkt opdat op den aan het
voorstel toegevoegden staat als noot is vermeld //In 't vervolg
//zullen de bezoldigingen voor deze school ingevolge art. 1 he
rdragen f 1600 1000 650 en J 500 derhalve ƒ700 minder;
tfthans wordt het bedrag geregeld door art. 10".
Met het oog op de belangrijkheid dezer schoolwaar minstens
twee der hulponderwijzers onderwijs in de levende talen geven
zou hij willen vragen, of de verlaging van de bezoldiging der hulp
onderwijzers 2e klasse van J 1000 op f 650 wel geregtvaardigd is.
Het komt hem voordat J 650 voor de hulponderwijzers 2e
klasse dezer school te gering is van daar dat hij voorstelt om
het bedrag der jaarwedden van den le hulponderwijzer te bepa
len op ƒ1000 en dat van den 2e op ƒ900.
De heer van der Meulen observeertdat de jaarwedde
van de hulponderwijzers der 3e klasse wordt voorgedragen op
500. De titularissen die thans die betrekkingen vervullen, zijn
Ris en Feenstra. Als spr. zich niet bedriegtdan is de bezol
diging van Ris in 1871 gebragt van ƒ450 op ƒ650 en die van
Feenstra van ƒ500 op ƒ600. Het is dus nog geen jaar geleden,
dat de raad het noodig oordeelde de bezoldiging der hulponder
wijzers 3e klasse te bepalen op 600 en 650. Nu komt het
spr. voor, dat wanneer er toen redenen bestonden tot verhoo
ging het thans bezwaarlijk schijnt de bezoldiging te verlagen.
Meende men toen J 650 te moeten besteden, dan zal thans f 500
te laag zijn. Spr. wordt hierdoor geleid tot het voorstelom
de jaarwedde van de hulponderwijzers 3e klasse te bepalen
op ƒ600.
De heer Bruinsiïia gelooftdat menbij aanneming van
het amendement van den heer van Valkenburgin plaats van 5,
zooals thans 6 hulponderwijzers zal krijgen. Men zal dan heb
ben een le hulponderwijzereen 2etwee van de 2e klasse en
twee van de 3e. Hij wenscht daarom te worden ingelicht, of
bij aanneming van het amendement de 2e klasse vervalt.
De heer Westenberg merkt opdat het bezwaar van den
vorigen spreker vervalt door het voorstel van burgemeester en
wethoudersom in plaats van twee hulponderwijzers 2e klasse te
lezen de hulponderwijzers 2e klasse.
De heer Rengers acht het altijd een eigenaardig bezwaar
voor de leden van het dagelijksch bestuuromwanneer de
raad meer wil gevendaartegen op te komen. Op theoretisch
standpunt of wanneer men alleen liet belang van de onderwij
zers in aanmerking neemt, vindt spr. in zoodanige verhooging
geen bezwaar. Let men evenwel op het belang van de gemeente,
dan moet hij verklarendat blijkens de ondervinding veel geld
niet altijd goede waar doet krijgen en het uitloven van hooge
tractementen geen afdoende waarborg oplevert voor de geschikt
heid der onderwijzers. Overigens acht hij in vergelijking met
de tractementen van het personeel aan de andere scholendeze
onderwijzers volstrekt niet misdeeld.
Het amendement van den heer van Valkenburg strijdt volgens spr.
geheel met den geest der verordening. Het zou ook in het sijsteem
van dat raadslid veel beter zijn te bepalen: de le hulponder
wijzer ƒ1000, de hulponderwijzers 2e klasse ƒ900, enz. Men
zou dan later kunnen bepalen hoeveel hulponderwijzers 2e klasse
er zullen worden aangesteld. Moest spr. tusschen de voorge
stelde amendementen eene keuze doen dan zou hij het meest
overhellen tot dat van den lieer van der Meulen. Die spreker
heeft er op gewezendat de tractementen van de hulponder
wijzers 3e klasse verleden jaar zijn verhoogd. Maar hier gold
het bepaalde personendie men aan deze school wenschte te
verbinden. "Wanneer men nevens den hoofdonderwijzer aan deze
inrigting een uitstekende le hulponderwijzer heeft, dan ver
trouwt spr. zal men met ée voorgestelde tractementen voor
de 2e en 3e hulponderwijzers wel uitkunnen. Behalve de ken
nis van de Fransche taal behoeven voor deze titularissen niet
eens zooveel vereischten te worden gesteld als b. v. voor dio
aan de burgerschool voor meisjes.
De heer van Valkenburg, den feitelijken toestand in aan
merking nemende, zegt, dat de le en 2e hulponderwijzers niet
alleen belast zijn met het onderwijs in de gewone vakkenmaar
ook met dat in de levende talen en andere vakken van het
meer uitgebreid lager onderwijs. Met het oog hierop komt het
hem voor, dat aan de betrekking van 2e hulponderwijzer wel
eene bezoldiging van ƒ900 mag worden verbonden, dit nog
te eerderdewijl het hier geldt eene school van groot belang
die veel nut afwerpt en waarvan bovendien de kosten algeheel
door het schoolgeld gedekt worden. Hem dunktdat men in
dit geval de economie niet te ver moet doorvoeren.
Den heer Duparc komt het bij nadere beschouwingen vooral
na het door den heer Rengers aangevoerdevoordat men de
jaarwedde van de hulponderwijzers der 3e klasse gerust op 500
kan laten. Zij zijn belast met liet onderwijs in de laagste klasse
dus met het gewoon lager onderwijsdat aan deze school niets
meer omvat als aan de andere lagere scholen. En als men
daarvoor heeft twee hulponderwijzers met eene jaarwedde van
ƒ500, dan, gelooft spr., heeft men genoeg. Hij helt meer
over naar het voorstel van den heer van Valkenburg, omdat
niet de eerste hulponderwijzermaar ook de hulponderwijzers
van de 2e klasse onderwijs in de levende talen geven en het
dienstig mag worden geacht, dat althans een van deze meer
dan 650 per jaar geniet.
De heer van der Meulen wenscht het amendement van
den heer van Valkenburg te ondersteunen, omdat op eene school
van dat belang als de onderhavige minstens twee eminent knappe
onderwijzers vereischt wordenvooral om aan den hoofdonder
wijzer gelegenheid te geven tot het oefenen van toeziet over
alle klassen. Hij rekent het hoogst noodig, dat de hoofdonder
wijzer in zijne taak door twee zeer kundige hulponderwijzers
worde bijgestaan.
De heer van Eijsinga vindt in het amendement van den
heer van Valkenburg veel dat hem toelacht. Het is bepaald
waardat twee eminent knappe hulponderwijzers aan deze
school van veel nut zullen zijn. Spr. is echter tegen het amen
dement van den heer van der Meulen. Het door burgemeester
en wethouders voor de hulponderwijzers 3e klasse voorgedragen
tractement acht hij mede op de door den heer Duparc aange
voerde gronden voldoende. Dochofschoon spr. zich met het
denkbeeld van den heer van Valkenburg vereenigtacht hij het
toch niet wenschelijk vier categoriën van onderwijzers aan deze
school aan te stellenmaar vindt h^j het beter te creëren eene
categorie van hulponderwijzers le klassewat bij deze school
wel kan gaan. Hij wil er eveneens toe medewerken, om deze
hulponderwijzers op een verhoogd cijfer aan te stellenwaarom
hij op het amendement van den heer van Valkenburg een sub
amendement voorstelt, om in art. 1 te lezen: //de hulponder
wijzers le klasse elk ƒ900."
Dit sub-amendementniet ondersteund wordendeblijft bui
ten behandeling.
De Voorzitter moet er op indachtig makendat wanneer
het amendement van den heer van Valkenburg wordt aangeno
men dit aan het art. eene vreemde houding zal geven. Het zou
dan luiden „de le hulponderwijzer J 1000 de 2e hulponderwijzer
/ƒ900; de hulponderwijzers 2e klasse 650 de hulponderwij-
//zers 3e klasse 500."
De heer WierBma deelt het gevoelen van degenendie be-