Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1872.
tegen 7 stemmendie van de heeren JongsmaBumavan
Sloterdijck, Brunger, Attema, Duparc en van Valkenburg.
Art. 6 wordt vervolgens aangenomen met 15 tegen 2 stemmen,
die van de heeren van Sloterdijck en van Valkenburg.
Art. 7.
De heer van Eijsinga had aanvankelijk een amendement op
dit art. voorgedragendat hij echter laterna gehoord te heb
ben het voorstel van burgemeester en wethoudersheeft inge
trokken. Zijn bezwaar verviel grootendeels door dat voorstel.
De bezoldiging van de hulponderwijzers der le en 2e klasse aan
de tusschen8chool le klasse schijnt op zoodanigen voet te zijn
geregeld, dat het niet noodig is ook deze in de bepaling van
art. 7 te begrijpen. Evenwelhetzelfde bezwaarwaarop zoo
straks is gewezen ten opzigte van de burgerschool voor meisjes,
dat namelijk de aan te stellen nieuwe hulponderwijzeres zou gaan
dingen naar eene zelfde betrekking aan eene school van lageren
rang datzelfde bezwaarzegt spr.bestaat hier in opzigte tot
de hulponderwijzers van de 3e klasse aan de tusschenschool le
klassezoodra zij op hunne acte eene aanteekening hebben ver
kregen. Hij acht het wenschelijk ook de hulponderwijzers
van de 3e klasse aan die school evenzeer als de hulponderwijzeres
in de gunstige bepaling van art. 7 te doen deelen en stelt daarom
voor de aan art. 7 toe te voegen tweede alinea te lezen als
volgt//Deze bepaling is ook is ook toepasselijk op de hulp-
//Onderwijzeressen en hulponderwijzers 3e klasse aan de tusschen-
z/school der le klasse."
Bij gelijkheid van omstandigheden zegt spr. moet er ook
gelijkheid in toepassing bestaan.
Nadat op voorstel van den heer Rengers dit amendement
door burgemeester en wethouders was overgenomen, is het aldus
geamendeerd art. 7 zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Artt. 810 worden alle zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Art. 11.
De heer van Valkenburg merkt op, dat in dit art. de be
paling voorkomtdat wanneer een hulponderwijzer gedurende
net jaar 1872 vóór het in werking treden der verordening is
aangesteld, hij geen aanspraak kan doen gelden op eene hoogere
bezoldiging dan die, waarop hij is benoemd. Nu ziet spr. op
den aan het voorstel toegevoegden staatdat de nieuw benoemde
hulponderwijzer aan de tusschenschool le klasse volgens de ver
ordening eene bezoldiging kan krijgen van ƒ650 terwijl hij
is benoemd op een tractament van ƒ500 Spr. acht dit wel
eenigermate strijdig. Wanneer de belooning van ƒ650 is geba-
zeerd op de te verrigten werkzaamhedendan acht hij het con
sequent die som ook aan den nieuwen titularis toe te kennen.
Het zou anders eene verhooging zijn voor de toekomst, waarvan
de titularis geen genot kan hebbenterwijl daarentegen wan
neer hij door een ander wordt vervangendie nieuwe titularis
dadelijk ƒ650 krijgt.
De heer Rengers gelooftdat de heer van Valkenburg zich
bedriegtwanneer hij van onbillijkheid spreekt ingeval de door
hem bedoelde hulponderwijzer geen 650 krijgt. Men moet be
denkendat de verordening wordt gemaakt met het oog op de
aanstaande nieuwe regeling, waarbij het de bedoeling is voor
le hulponderwijzers slechts de zoodanigen te kiezendie in het
bezit der acte van hoofdonderwijzer zijn. De hier bedoelde per
soon bezit die acte niet. Ook zou men stellig meer sollicitanten
voor die betrekking hebben zien opkomen indien eene zoo be
langrijke tractements verhooging ware verwacht.
De heer van der Meulen zegt tegen art. 11 te zullen
stemmen, eerstens op grond van het door den heer van Valken
burg aangevoerdemaar vooral ookomdat burgemeester en
wethouders overtuigd zijn, dat eene bezoldiging van ƒ300 te
laag is, en er volgens deze bepaling nog één hulponderwijzer zou
overblijvendie dat tractement geniet. Voor dezen persoon
(H. van Noord) acht spr. het in ieder geval wenschelijkdat de
bezoldiging op 350 worde gebragt.
De heer van Valkenburg had ook het voornemen tegen
art. 11 te stemmen maar na het gesprokene door den heer
Rengers zal hij er voor zijn.
Art. 11 wordt hierop aangenomen met 13 tegen 2 stemmen, die
van de heeren Duparc en van der Meulen. (De heeren Ooster-
hoff en van Sloterdijck hadden voor de stemming de vergadering
verlaten).
Art. 12 en daarna de geheele verordening worden zonder
hoofdelijke stemming aangenomenzijnde dientengevolge vastge
steld de volgende
VERORDENING regelende de bezoldiging van
bet onderwijzend personeel aan de open
bare scholen voor lager en meer uitgebreid
lager onderwijs te Leeuwarden.
De raad der gemeente Leeuwarden
Gezien art. 19 der wet van 13 Aug. 1857 Staatsblno. 103),
Overwegendedat het wenschelijk is in de bezoldiging van
het onderwijzend personeel aan de openbare scholen voor lager
en meer uitgebreid lager onderwijs verandering te brengen
Besluit
Met intrekking der verordening van 24 Aug. 1865 zoomede
van het besluit houdende wijziging dier verordering van 12 Nov.
1868 Gem.-Blno. 17)
Art. 1.
De jaarwedden van het onderwijzend personeel aan de school
voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs worden geregeld
als volgt
de hoofdonderwijzer eene vaste jaarwedde van 1600, bene
vens 10 percent van de schoolgelden en genot van vrije woning
of wegens vergoeding van huishuur eene toelage van ƒ400;
de eerste hulponderwijzer 1000
de hulponderwijzers 2e klasse j 650
de hulponderwijzers 3e klasse 500.
Art. 2.
De j aarwedden van het onderwijzend personeel aan de Fran-
8che school voor meisjes worden geregeld als volgt
de hoofdonderwijzeres het volle bedrag der schoolgelden ad ƒ52
'sjaars voor iedere leerling, benevens vrije woning of wegens
vergoeding voor huishuur eene toelage van 600
eene eerste hulponderwijzeres 400
twee hulponderwijzeressen ieder 300.
De hoofdonderwijzeres is verpligt aan de hulponderwijzeressen
kostinwoning en bewassching te verstrekken en tot ieder der
hier bovenstaande jaarwedden de helft bij te dragen.
Art. 3.
De jaarwedden van het onderwijzend personeel aan de bur
gerschool voor meisjes worden geregeld als volgt
de hoofdonderwijzeres eene jaarwedde van j 1000benevens
vrije woning of toelage voor huishuur ad 250 's jaars
de eerste hulponderwijzeres 500
eene hulponderwijzeres j 350
een hulponderwijzer 550
eene medehelpster voor vrouwelijke handwerken 250.
Art. 4.
De jaarwedden van het onderwijzend personeel aan de tus
schenschool der le klasse worden geregeld als volgt
de hoofdonderwijzer eene jaarwedde van 1200benevens
vrije woning of toelage wegens huishuur ad f 300 'sjaars;
de eerste hulponderwijzer 600
de hulponderwijzers 2e klasse 450
de hulponderwijzers of hulponderwijzeressen 3e klasse J 350
de medehelpsters voor vrouwelijke handwerken van 100 tot
250.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1872.
Art. 5.
De jaarwedden van het onderwijzend personeel aan de lusschen-
scholen der 2e klasse en aan de armenscholen worden geregeld
als volgt
de hoofdonderwijzers ieder eene jaarwedde van 1100 indien
de school voor meer dan 400 leerlingen en van 1000 indien
de school voor minder leerlingen is ingerigt. Allen genieten
bovendien vrije woning of vergoeding van huishuur ad 250
'8 jaars
de eerste hulponderwijzers 550
de hulponderwijzers 2e klasse 400
de hulponderwijzers of hulponderwijzeressen 3e klasse 350
de medehelpsters voor vrouwelijke handwerken van 100 tot
j 250.
Art. 6.
De jaarwedden van de hoofdonderwijzers of hoofdonderwijze
ressen in de drie voorafgaande artikelen genoemd kunnen na
twaalfjarigen diensttijd als zoodanig in deze gemeente met 100
's jaars en na vijf en twintigjarigen diensttijd met 200 's jaars
boven de vastgestelde cijfers worden verhoogd.
De berekening van den diensttijd vangt aan voor hen die
reeds tijdens de invoering der verordening van 24 Aug. 1865 in
functie warenmet het tijdstip der in werking treding dier ver
ordening, voor de overigen met het tijdstip hunner in functie
treding.
De voorstellen tot tractementsverhooging geschieden door bur
gemeester en wethoudersna deswege de plaatselijke school
commissie en den districts-schoolopziener te hebben gehoord bij
het indienen der gemeentebegrooting.
Art, 7.
Aan de hulponderwijzers of hulponderwijzeressen bij de tus-
schenscholen der 2e klassein het bezit van acten van bekwaam
heid voor een of meer vakken van meer uitgebreid lager onder
wijs doch niet in het bezit der hoofdonderwijzersactewordt
eene toelage van 25 'sjaars verstrekt voor elk vak, bijaldien
zij verpligt zijn daarin onderwijs te geven.
Deze bepaling is ook toepasselijk op de hulponderwijzeressen
en hulponderwijzers 3e klasse aan de tusschenschool der ie klasse.
Art. 8.
Voor de hulponderwijzers of hulponderwijzeressen in de artt.
4 en 5 genoemdwordt de jaarlijksche bezoldiging met 50
verhoogdindien zij de acte van hoofdonderwijzer of hoofd
onderwijzeres bezitten.
Deze verhooging gaat in met het kwartaal volgende op dat
waarin de acte is bekomen.'
Art. 9.
De toelage voor eiken kweekeling bedraagt 50 'sjaars.
Art. 10. (Overgangsbepaling.)
De hulponderwijzers of onderwijzeressen wier jaarwedde thans
meer bedraagt dan zij volgens deze regeling kunnen verkrijgen
blijven in hel genot hunner (ofharer) tegenwoordige bezoldiging.
Art, 11. (Overgangsbepaling.)
De hulponderwijzers of hulponderwijzeressen welke gedurende
het jaar 1872 vóór de in werking treding dezer verordening zijn
aangesteld kunnen op grond van deze voorafgaande bepalingen
geen aanspraak doen gelden op eene hoogere bezoldiging dan
die waarop zij zijn benoemd.
Art. 12.
Deze verordening treedt in werking den 1 Julij 1872.
V. De heer van der Meulenverlof hebbende bekomen
tot het doen van eene vraag, vreemd aan den orde van den
dagde stichting van een schoolgebouw op de Olde Galileën
betreffendewenscht te worden ingelicht over den stand dezer
zaakof namelijk de raad ten dezen spoedig een voorstel kan
verwachten. Hij vindt daartoe grond in de eerste plaats in de
groote behoeftedie er op de Olde Galileën aan een nieuw
schoolgebouw bestaat en in de tweede plaats met het oog op
den bouwvalligen toestand, waarin zich de eerste armenschool
bevindt. Bij vernieuwing van laatst bedoelde school zal het een
niet gering te achten bezwaar opleverenom de daar ter school
gaande kinderen tijdelijk elders te plaatsen. Zoodra echter de
school op de Olde Galileën is verbouwd zal men gelegenheid
hebben om de kinderen van de eerste armenschool daar te on
derwijzen. Spr. rekent deze zaak te zijn van groot belang, die
zoo spoedig mogelijk dient te worden beëindigd, en zal derhalve
gaarne eenige inlichtingen ontvangen.
De Voorzitter antwoordt, dat deze zaak nog onlangs bij het
dagelijksch bestuur is ter sprake geweest, en dat bij die gelegen
heid er bij verschillende ambtenaren is op aangedrongen de noo-
dige voorstellen te doen. Maar zegt spr. men ontmoet in
deze zaak bezwarenin de eerste plaats in het verkrijgen van
den benoodigden grond en in de tweede plaals in de vraagof
aan de school al of niet eene bewaarschool zal worden verbon
den welk laatste door de schoolcommissie als wenschelijk was
te kennen gegeven. En wordt dit het gevaldan zal de school
van eene andere architectuur moeten worden. Yoor en al eer
men dus niet de bepaalde meening van de schoolcommissie kent,
is het moeijelijk voorstellen te doen. Het doet spr. intusschen
genoegen dat de zaak hier is ter sprake gebragt. Hij geeft de
verzekering, dat zij door burgemeester en wethouders zal wor
den ter harte genomenen dat zoodra mogelijk voorstellen zul
len worden aangeboden.
Nadat de heer van der Meulen voor de bekomen inlich
tingen had bedankt, is de vergadering door den Voorzitter
gesloten.