64
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872.
dien handel goed te kunnen drijven heeft men minstens zooveel
plaats noodig als voor dien in granen. Spr. spreekt niet eens van
andere takken van handeldie thans aan de beurs gemist wor
den b. v. van den effectenhandel. Men mag vragen of niet
ook deze handel op eene hier te stichten handelsbeurs zou wor
den gedreveniets wat spr. niet waagt te beslissen. Hij heeft
echter de overtuigingdat de omvang van dien handel ieders
verbazing zou overtreffen. Effectenhandel wordt thans gedreven
in den Ijskelder en meer soortgelijke lokalen. Het is moeijelijk
te zeggenhoeveel plaats daarvoor op eene handelsbeurs zou
worden ingenomen. Spr. zou verder kunnen wijzen op den han
del in cichorei en meerdere artikelen. Zijns inziens zou eene
kier te stichten beurs minstens de uitgebreidheid moeten hebben
van die te Groningen. Daar heeft men de beurs gebouwd alleen
met het oog op den graanhandel. Nu moge men beweren dat
die handel te Groningen uitgebreider is dan die van Leeuwar
den, doch daar staat tegenover, dat de vlashandel van Leeuwar
den veel grooter is. Het is nu niet de vraag of deze handel
op de beurs zal worden gehoudenwant dit punt is reeds be
slist door het besluitdat er eene algemeene handelsbeurs zal
worden gesticht. De vraag is alleenof de kosten aan die stich
ting verbonden door het aangaan van een contract met den lieer
van der "Vielen kunnen worden bespaard. De beurs te Gronin
gen beslaat eene oppervlakte van 1100 centiare, de portiek
daaronder niet begrepende zalen van den heer van der Wielen
hebben eene oppervlakte van 434 centiare zonder en van 484
centiare met het orkest. Zelfs als men de drie koffijzalen er
bijvoegt zal de ruimte voor het houden van beurs slechts ruim
500 centiare bedragen doch nu springt het dadelijk in het oog
dat, bij eene verhouding van 500 tot 1100 centiare, deze lokalen
in de verste verte niet aan de behoefte kunnen voldoen.
De adressenstraks reeds genoemdbeoogen ook niet alle de
handelsbeurs te houden in de lokalen van den heer van der Wie
len maar alleeD de bestendiging van den tegenwoordigen toe
stand namelijk alleen eene graanbeurs. Het adres van Frederik
de Haan c. s.vangt aan met de woorden
De Voorzitter verzoekt den spreker niet te ver uitte weiden.
De heer van der Meulen wou slechts aantoonendat die
adressanten enkel en alleen eene graanbeurs op het oog hebben.
Hij stelt zich voordat menig lid van den raad door de inge
komen adressen gesterkt konden zijn in de opinie, dat de lokalen
van den heer van der Wielen voor het houden van beurs ge
schikt zijnen wanneer nu daarin alleen van eene graanbeurs
gesproken wordt, dan vervalt veel van de daaraan toegekende
waarde.
Op de aangevoerde gronden gelooft spr.dat het vruchteloos
zal zijn de onderhandelingen verder uit te breiden. Hij zal
daarom gaarne aan het voorstel zijne stem geven.
De heer van Valkenburg zal trachten zich zooveel moge
lijk bij de zaak te bepalen en kort te zijn. Hoofdzakelijk is het
hem te doen om te kennen te gevendat hij zich met het voor
stel zal vereenigenop de gronden ten vorigen jare door hem
aangevoerd. Hij kan zich niet voorstellen dat het gemeentebe
lang medebrengt om met den heer van der Wielen te onderhan
delen. Gemeentebelang kan niet zijndat de gemeente zich
verbindt binnen een zeker getal jaren iets niet te doen. Tegen
over dit bezwaar staat weinig over. De voorwaarden bij het
contract te stellenkunnen voor het oogenblik goed zijn over
drie maanden kunnen ze blijken onvoldoende te zijn; dan is de
femeente in hauden van één belanghebbende, dan zijn de
elangen van den handel onderworpen aan den wil van siechts
één persoon. Bovendien acht spr. het aangaan van een contract
feheel in strijd met de artt. 59 en 61 van het wetboek van koop-
andel. Hem dunkt, dat de bepalingen dier artt. tegen het aan
gaan van een contract bezwaar opleveren. De heer Attema
heeft gezegddat er een gering verschil bestond tusschen de
wenschen van de kamer van koophandel en de aanbiedingen
van den heer van der Wielen. Spr. kan zich dit niet voorstel
len te minder nog, wanBeer hij de missive der kamer van 15
September 1871 inziet. Daarin toch geeft zij te kennen, dat ze
voor beurs wenscht een bepaaldelijk daarvoor ingerigt en vol
doend lokaaldat ze niet inzietdat het verplaatsen eener
tapkast en van eenige andere meubelen aan 't gebrek aan ruimte,
zelfs in de vertetegemoet zal komenenz.
Spr. verklaart verder niet te kunnen treden in een voorstel
tot verdere onderhandeling. Er zullen geen voorwaarden te stel
len zijn, die hem het aangaan van een contract aannemelijk
kunnen maken. Wenscht de raad geen beurs te stichten, laat
ons dan zegt spr. eenvoudig den tegenwoordigen toestand
bestendigen. Het is bovendien ook waar dat ook nog een ander
ingezeten zonder eenig voorbehoud zijne lokalen voor het houden
van beurs heeft aangeboden. Bij het aangaan van onderhande
lingen zou men derhalve verpligt zijn ook met dezen te onder
handelen. Maar spr. wil van geen onderhandelen weten. Men
bindt niet alleen de gemeentemaar ook andere ingezetenen.
Op welke voorwaarden men dus ook een contract mogt slui
ten spr. acht het geen gemeentebelang te zijn.
De heer Bruinsma zal zich tot een paar punten bepalen.
Wanneer de beurs geïsoleerd staat en aan de gemeente behoort,
dan heeft ieder handelaar het regt om haar te bezoeken, dan
is hij als ware het lid van de beurs. Zoo is men b. v. ook lid
van eene sociëteit. Als men zijne contributie betaaltdan hoeft
men niet te vragenof men wat in het societeitgebouw vertoe
ven mag. Men behoeft dan nog geenszins verteering te maken.
Maar komt men in een koffijhuisdan is men wel genoodzaakt
om iets te verteeren. Stel nu dat de gemeente met den heer
van der Wielen een contract aanging en de meeste bezoekers
niets verteerden. Dan zegt spr. ligt het in de reden, dat
de ambitie van den heer van der Wielen magtig zou verflaauwen.
In de tweede plaats. Men kan wel een contract maken en
tegen de handelaren zeggendaar is de beurs. Maar op het
oogenblik wordt de handel hier veel anders gedreven als op an
dere plaatsen. De gewoonten kunnen ^veranderende bezoe
kers die thansom den hoogsten prijs te makenuren lang
blijven zitten kunnen ook van constitutie veranderen. Dan
zegt spr. hadden we een contract en zaten daarmede opge
scheept.
Op dezen grond zal spr. voor het voorstel stemmen. Hij wil
voor het oogenblik niet spreken over de ruimte van het beurs-
lokaalwijl de heer van der Meulen dit reeds breedvoerig heeft
gedaan.
De Voorzitter wenscht een paar opmerkingen van den heer
Attema te wederleggen. Er ontbreekt een slot aan de onder
handelingen zeide dat geëerde lid. In den toestand van den
heer Attema kan spr. zich wel voorstellendat het slot voor
hem niet welgevallig iszelfs dat er voor hem geen slot aan
wezig is. Hij kan zich zeer goed voorstellen dat wanneer men
tot een ander resultaat ware gekomende heer Attema zich
welligt bij een minder gemotiveerd slot zou hebben neergelegd.
Doch spr. stelt zich voor, dat wanneer men de zaak in het ware
licht beschouwt, men dan wel degelijk een slot aan de zaak
ziet. Hij verwacht dit vooral van iemand die zoo logisch denkt
als het geëerde lidde heer Attema.
Er is ons voor de voeten geworpen zegt spr. dat de
onderhandelingen niet con amore gevoerd zijn dat er van
onze zijde eenige vooringenomenheid zoude bestaan. Spr. kan
den heer Attema de verzekering gevendat zulks niet het ge
val isevenzeer als hij niet aarzelt te verklarendat de heer
Attema meer con amore de zaak van den heer van der Wielen
verdedigd heeft, dan dat hij voor de belangen van den handel
opgekomen is.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872.
65
De heer Attema vervolgt spr. heeft gezegddat de
zaak nog niet is afgeloopenhet laatste woord nog niet is ge
sproken hij deed het voorkomen als had men den heer van der
Wielen met het pistool op den borst tot inwilliging van conces-
siën moeten dwingen alsof van dezen kant pogingen moeten
worden aangewend om den heer van der Wielen te helpen. Doch
de spr. vergeet in welken toestand de zaak zich bevindt. Welke
is die toestand vraagt spr. Er was besloten eene beurs te bou
wen. Maar wat gebeurt Er komt een rekwest van den heer
van der Wielenwaardoor de uitvoering van bewust besluit is
verdaagd. En nu dunkt spr. lag het op den weg van den
rekwestrantom alles aan te wenden wat tot het nemen van
een tegcnbesluit kon leiden door b. v. zoo veel mogelijk aan
nemelijke voorwaarden aan te bieden enz. Van de zijde van
het dagelijksch bestuur kon men slechts billijke eischen verwach
ten waaraan door den rekwestrent moest worden voldaan het
lag niet op den wee van het collegie aan v. d. Wielen aanbie
dingen te doen. Wat is er gebeurdvraagt spr. De heer van
der Wielen heeft opgegeven wat er zou kunnen geschieden, liij
heeft op den voorgrond gesteld het verplaatsen van de gelegen
heid tot het gebruiken van ververschingen. Ook de heer Attema
hecht daaraan veelmisschien wel omdat dit punt het gemakke
lijkst is op te lossen. Doch de zaak was nog niet zoo ver ge
vorderd dat dit punt ter sprake is gebragt. Burgemeester en
wethouders hebben eerst onderzochtof de lokalen van den heer
van der Wielen tot een tamelijk beursgebouw zouden zijn in te
rigten. En dit is met de meeste onpartijdigheid geschied, zoo
dat, toen spr. den architect de zaak opdroeghij dezen den be
paalden last heeft gegevenom het onderzoek in te stellen met
net oog op het bestaande gebouw. Wel degelijk heeft bij bur
gemeester en wethouders op den voorgrond gestaan om met
de actualiteit van het gebouw rekening te houden. Anders toch
zouden hunne eischen veel hooger geweest zijn. Die vragen dan
zijn aan den architect voorgelegd. Hij heeft daarop een rapport
ingezonden dat eenige punten aangaf omtrent de aan de loka
len aan te brengen verbeteringen. Deze zijn aan den heer van
der Wielen medegedeeld, die daarop heeft geantwoord, dat hij
niet aan al het opgegevene koude voldoen. Dit zegt spr.
was voor burgemeester en wethouders de uiterste grens om een
voorstel te kunnen doen. Er bleef niets anders over als de on
derhandelingen af te breken en spr. dunktdatwanneer men
het aangevoerde nagaatdan niet kan worden gezegddat men
de zaak niet con amore behartigd heeft, dat er een slot aan het
voorstel zoude ontbreken. Spr. meent hiermede de voornaamste
bezwaren van den heer Attema te hebben opgelost.
De heer Attema hoopt, dat de vergadering het hem ten
goede houdewanneer hij voor een oogenblik repliek gaat plei
ten. Meer dan één spreker is tegen het door hem gesprokene
opgekomen, en eenige punten daarvan dient hij nader te releve
ren. Vooraf moet hij den voorzitter voor de gegeven inlichtin
gen bedanken. Wanneer spr. zeide, dat de zaak niet con amore
behandeld isdan wilde hij daarmede niet zeggen dat ze op eene
partijdige wijze aangelegd en voortgezegd ismaar alleen dit
dat burgemeester en wethouders de onderhandelingen niet heb
ben geleid met eene zoodanige ingenomenheid als noodig was
om ze met een gewenscht gevolg te bekroonen.
Dat is zóó vreemd niet; het besluit tot het aangaan van onder
handelingen is genomen tegen de opinie van burgemeester en
wethouders in. Van daar spr.'s zooeven genoemde uitdrukking.
Heeft spr. gezegd, dat er aan de zaak een slot ontbreekt, hij
herhaalt gerust dat gezegdewant de heer van der Wielen heeft
nog geen antwoord bekomen op zijne tweede missive en de
daarin vervatte voorstellen en beschouwingen.
De voorzitter vervolgt spr. heeft gezegddat het han
delsbelang slechtmaar het belang van den heer van der Wielen
foed door spr. is verdedigd. Spr. moet daartegen in zooverre op-
omen dat hij het belang van van der Wielen niet heeft te
verdedigenmaar hij alleen heeft willen aantoonen, dat in dezen
gemeentebelang en handelsbelang heel wel te vereenigen zijn
met het belang van den heer van der Wielenmaar merkt
hij op men moet het ook willen. Hij heeft nimmer beweerd
dat men bij van der Wielen eene beurs zoude kunnen krijgen,
die in alle opzigten alle eischen bevredigt. De vraag is echter,
of er niet een schat van geld kan worden bespaard. Met de
stichting van een nieuw beursgebouw zal volgens gemaakte be
rekeningen eene uitgaaf van zeventig duizend gulden gemoeid
zijn. Eu nu vraagt spr.of men dat bedrag niet letterlijk uit
spaart door met den heer van der Wielen een contract aan te
gaan En daarin ligt het gemeentebelang.
Wat betreft de opmerking van den heer Wiersma, omtrent
het door spr. aangevoerde als zoude de heer van der Wielen
welligt ook de drie koffijkamers bij de andere lokalen willen
voegen spr. heeft dit alleen aangehaald, om te doen uitkomen
wat men misschien door een mondeling overleg gedaan had kun
nen krijgen. Der andere partij moet men het niet kwalijk
nemen dat zij niet dadelijk alles heeft aangeboden. Wat toch
is onderhandelen Loven en bieden de zaken over en weder
besprekenzegt spr. anders nieten zoodoende alleen komt
men tot eene gewensehte slotsom.
Spr. wenscht den heer van Valkenburg, die er van gesproken
heeft, dat sommige bepalingen van het wetboek van koophandel
voor het aangaan van een contract bezwaar opleverenop te
merkendat die bepalingen het sluiten van zoodanig contract
volstrekt niet beletten. Ze spreken niet van de plaats van zamen-
komst, maar van de zamenkomst zelve, la eeünionzooals de
code de commerce ze noemde. En nu kon de zamenkomst even
goed geregeld zijn als ze geschiedt in een particulier gebouw
als in een gebouw der gemeente toebehoorende. Vroeger had
men hier altijd de beurs in een particulier huis, gereglementeerd
door het gemeentebestuur. Spr. herinnert er aan, dat dat regle
ment voor een paar jaren is ingetrokken toen de handel uit
eigen beweging dat gebouw feitelijk had verlaten. De door spr.
bedoelde toestand was werkelijk in overeenstemming met het
wetboek van koophandel en gaf uit dat gezigtspunt nimmer
tot bezwaar aanleiding. Bij het reglement kan men bepalen het
uur van aanvang en einde der beurs dat isder zamenkomst.
Den heer van der Meulen die meendedat de bepaling van
het einde der beurs in de lokalen van den heer van der Wielen
een doode letter zoude wezenmoet spr. opmerken dat toch
alle beperkingen een zekere grens hebben. En wanneer nu de
gemeente een beding kan maken dat in meergenoemd particu
lier gebouw voor een zeker getal uren officiéél beurs zal worden ge
houden gereglementeerd door het openbaar gezag, dat wil zeggen
dat de lokalen gedurende die uren ter beschikking van de kooplieden
zijnen dat almede gedurende die uren in die lokalen geene
ververschingen zullen worden gebruiktdan zal men het toch
niet kunnen wraken, dat na verloop van die uren de lokalen tot
hunne particuliere bestemming terugkeeren. Maar bovendien
wat hindert het gebruik der ververschingen dan langer? De
officiële beurs is afgeloopen. Wat eenige uren //de beurs" was
wordt dan weder het vrij lokaal van van der Wielen. Men klaagt
over last van rook enz.doch vraagt spr. hindert dit
wat na het verstrijken van het voor beurs bepaalde uur? Wie
dan nog blijft in die lokalenhaalt zich zeiven dien last op
den hals. Inderdaad gelooft spr., dat de bezwaren te ver wor
den uitgemeten en dat men te veel uit het oog verliest de uit
gaven, die de gemeente door het aangaan van een contract met
van der Wielen kan besparen. Daarin juist ligt het gemeente
belang, dat de gemeentekas wordt gevrijwaard voor eene uitgaaf
die ze anders zou moeten doen. Ten slotte spr. gelooft, dat
de onderscheidene punten van verschil werkelijk er toe leiden
de onderhandelingen nu niet af te breken, daar er zeker nog
andere bedingen zullen zijn te krijgen.
De heer van der Meulen wenscht er op te wijzendat
door den heer Attnma is beweerddatwanneer men met den
heer van der Wielen in overleg treedt, men dan een beurslokaal