Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1872. 115 Vergadering van Donderdag 10 October 1872. Tegenwoordig 15 leden. Afwezig de heeren van Eijsinga Buma, Suringar, Westenberg en Wiersma met-en de heer Roose boom zonder kennisgeving. Voorzitter de heer burgemeester. J. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goed gekeurd. II. De Voorzitter deelt mede, dat door dc sectiën ter zake het onderzoek van de gemeente-begrooting, voor 1873, tot rapporteurs zijn aangewezen de heeren Attema van der Meulen en Wijbrandi. III. Wordt ter tafel gebragt 1. Het rapport van 't onderzoek der begrooting van de stads armenkamervoor 1873. 2. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling van een plan voor liet aangaan eener geldleeninggroot ƒ60,000. 3. Het door burgemeester en wethouders voorloopig vastge steld eerste suppletoir kohier van de directe belasting op het inkomen, ten behoeve dezer gemeente, over 1872. Deze stukken zijn ter inzage gelegd, om in eene volgende vergadering te worden behandeld. 4. Een adres van mevrouw de wed. Houwink-Ademahou dende verzoekom eervol ontslag als voogdes van liet nieuwe stads weeshuis. Gesteld in handen van voogden en voogdessen van het nieuwe stads weeshuis, ten fine van berigt en raad, zoomede tot het indienen eener aanbeveling tot vervulling der door het te ver- leenon ontslag te ontstane vacature. 5. a. Een schrijven van de heeren mr. J. H. Albarda en P. J. H. Haijward van volgenden inhoud //Leeuwarden, 3 October 1872. „Mijne heeren //Sedert 1867 hadden wij de eer leden te zijn van de commis- z/sie van toezigt op de scholen voor middelbaar onderwijs in //deze gemeente. //Die taak werd door ons met genoegen vervuldzoo door //Onze aangename verhouding tot de overige leden der commissie //als door de bewijzen van instemmingwelke die commissie meer //dan eens van uwe zijde mogt ondervinden. z/De werkkring van die commissie is echter, noch bij de wet //noch bij maatregel van inwendig bestuurnaar behooren ge- eregeld. //Dit geldt vooral met betrekking tot 's rijks hoogere burgerschool. //Meer dan eens hebben zich dan ook gevallen voorgedaan z/die haar aanleiding gaven bij den minister van binnenlandsche //zaken aan te dringen op eene nadere regeling en omschrijving «van haren werkkringzonder gunstig gevolg. //Het valt ons moeijelijk op den duur leden te blijven van eene //commissie, die bij iederen stap, welken zij doet, in twijfel ge- z/raakt of zij daartoe wel bevoegd iszonder door een onderzoek z/van de wettelijke voorschriften tot zekerheid te kunnen komen. //Onder dankbetuiging voor het in ons gestelde vertrouwen //hebben wij daarom de eer u bij dezen te kennen te geven, dat //wij ons ontslag nemen als leden der commissie van toezigt op «de scholen van middelbaar onderwijs in deze gemeente." h. Twee missives van den heer jhr. mr. \V. E. Engelenwelke luiden als volgt //Leeuwarden 4 October 1872. //Al spoedig na mijn optreden in 1866 als voorzitter der com- z/missie van toezigt op de scholen van middelbaar onderwijs al- whier, is bij mij twijfel ontstaan of bij liet ministerie van bin- //nenlandsche zaken en bij den betrokken inspecteur niet het //meest welgevallig was dat de commissie zich zoo weinig moge- //lijk met de hoogere rijks burgerschool inliet. //Die twijfel is gaandeweg versterkt. //Leeraren werden ontslagen en aangesteld zonder dat de com- Bijvoegsel behoorende bij de Leeuwarder Courant. //missie er kennis van ontvinganders dan door de heuschheid //dier leeraren zeiven voorstellen der commissie werden aange- z/nomen maar zonder dat ze van het gevolg er aan gegeven me- z/dedeeling bekwam. z/Bij den aanvang van dezen cursus is eene derde klasse, bij z/de bestaande derde klasse gevoegd bestemd voor hen die van z/de school wenschen gebruik te maken als ware zij eene van //driejarigen cursusen is het onderwijs in de gijmnastiek over- //gebragt van de stedelijke school naar het rijksgebouw. //Van die zeer belangrijke wijzigingen heeft de commissie niets //geweten. Ze is er noch over gehoord noch mede in kennis //gesteld en nog heden is mij ten eenenmale onbekend bij welke //verordening en door welk gezag die wijzigingen zijn bevolen. //Het is mij onmogelijk toezigt te oefenen over eene inrigting z/waar wijzigingen plaats hebben waarmede ik althans officieel, z/ten eenemale onbekend ben. //Als toezigt houdende verwacht ik en heb ik behoefte aan z/het vertrouwen van het oppertoezigtin casu van den minister «en ik meen te regte of ten onregtedat vertrouwen niet te //bezitten. z/Ik acht mij alzoo verpligt het lidmaatschap der commissie //neder te leggen. Ik doe dit niet zonfer leedwezen; omdat ik //hart, had voor de zaak, omdat ik met geen enkel leerling en //geen enkel leeraar eenige onaangenaamheid gehad heb om- z/dat tusschen de leden der commissie onderling de ineestmoge- //lijke overeenstemming en zamenwerking bestond, omdat ein- //delijk de commissie èn van den raad èn van burgemeester en //wethouders de grootstmogelijke welwillendheid heeft ondervon- z/denen zij het bewustzijn had het vertrouwen der beide colle- /,giën te bezitten. /,Het ontslag door de heeren Haijward en Albarda genomen //doet het mij wenschelijk achten den dag van mijne aftreding //zóó te stellen, dat de commissie vóór dien tijd kan zijn aangevuld. //Terwijl ik dus den raad dank zeg voor het vertrouwen mij //geschonken heb ik de eer hem kennis te gevendat ik (art. 4 „Gemeentebladno. 9 van 1867) mijn ontslag neem met 1 Decern- z,ber 1872." //Leeuwarden 7 October 1872. //In mijn schrijven, dat ik de eer had aan uwe vergadering on- z/der dagteekening van 4 dezer te rigtenmerkte ik op dat leer aren aan de rijksschool werden ontslagen en benoemd zonder z/dat de commissie van toezigt daarvan eenige mededeeling //bekwam. //Heden echter ontving ik voor het eerst een officieel schrijven z/van den heer inspecteur, waarbij wordt kennis gegeven van het //eervol ontslag verleend aan den leeraar Moerkerken en van «zijne vervanging door de leeraren Koning Altman en Heeris. //Mede wordt voor het eerst door den heer inspecteur officiëel wen regtstreeks zijne aanstaande komst gemeld. z/Ik heb gemeend dat ik na de assertie van vroeger, nu aan z/den raad de wetenschap niet mogt onthouden dat van de vroe- z/gere gewoonte nu is afgeweken." De Voorzitter gelooft de tolk der vergadering te zijn wan neer hij zijn leedwezen over het door de heeren Albarda, Haij ward en Engelen ingediend ontslag uitspreekt. Hij betreurt het dat omstandigheden, van den raad onafhankelijkhiertoe hebben aanleiding gegeven. Hij zou thans kunnen overgaan tot het doen van een voorstelom de ingediende missives voor notificatie aan te nemen en daarvan aan de commissie van toezigt op 't middel baar onderwijs kennis te geven met uitnoodiging tot het indie nen eener voordragtdoch hij is van oordeel dat in de gege ven omstandigheden een ander besluit moet worden genomen, 't Is daaromdat hij de eer heeft voor te stellenom zich te wenden tot den minister van binnenlandsche zaken met het ver zoek, dat door zijne excellentie eenige bepaalde regeling worde daargesteld voor den werkkring der commissiën van toezigtbe doeld bij art. 46 der wet op het middelbaar onderwijsen van 21

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1872 | | pagina 1