II
li
HBBB
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1872.
Vergadering van Donderdag 24 October 1872.
Tegenwoordig 19 leden. Afwezig de heer Oosterhoff met
en de heer Westenberg zonder kennisgeving. Voorzitter de
heer burgemeester.
I. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en
goedgekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt
1. Een nader rapport van de commissie belast geweest met
het onderzoek der gemeenterekening over 1871.
Wordt besloten dit rapport nog in deze vergadering, na de
afdoening der voor heden aan de orde gestelde punten in be
handeling te nemen.
2. Het rapport van het in de sectiën gehouden onderzoek van
de gemeente-begrooting, voor de dienst 1873.
Dit rapport zal worden opgenomen in de bijlagen tot het ver
slag van 's raads handelingen.
3. Een voorstel van burgemeester en wethouders op een
adres van D. Wijnands, houdende verzoek om verhooging zijner
bezoldiging als gemeentelijk hovenier.
4. Als boven in zake de opheffing van de Bonkebrug.
5. Als boven, op de adressen van vijf hulponderwijzers,
houdende verzoek om verhooging hunner bezoldiging.
6. Als boven op het adres van mevrouw de wed. Houwink
Ademahoudende verzoek om ontslag als voogdes van het
nieuwe stads weeshuis.
7. Als boven betrekkelijk den aankoop van terrein voor een
tweeden verschwatervijver.
8. Als boven om het aan de gemeente behoorend gebouw
op den Wisjesdwingerletter K no. 333 tijdelijk te bestem
men tot hulplokaal van de armenscholen.
9. Als boventot vaststelling eener nieuwe verordeningre
gelende de heffing der regten voor het gebruik van de veemarkt.
10. Als boven, naar aanleiding van een verzoek van de
hoofdonderwijzers aan de tusschenseholenom ontheffing van het
schoolhouden op woensdag avond.
11. Als boven, aangaande de wijziging der bepalingen voor
het stedelijk gymnasium.
De sub 311 vermelde s.tukken zijn ter inzage gelegdom in
eene volgende vergadering te worden behandeld.
12. Een nader voorstel van burgemeester en wethouders in
zake de overdragt van een gedeelte gedempte sloot aan P. P. Tanja.
Nadat op voorstel van den voorzitter dit voorstel was in be
handeling genomen is overeenkomstig de conclusie daarvan
besloten
Voorbehoudens goedkeuring van lieeren gedeputeerde staten
van Friesland aan Piebe Piers Tanjakoopman en olieslager al
hier, in eigendom over te dragen het gedeelte gedempte sloot,
door paaltjes afgeperkt, gelegen tusschen den Harlinger trekweg
en het erf van den molen d« Jonge, ter grootte van 8 7 875/100Q cen
tiare tegen 50 cents de centiare en verder onder voorwaar
den door burgemeester en wethouders in overleg met den heer
Tanja nader te bepalen.
13. Een adres van Simon Beerentspachter van de opkom
sten der Blaauwe- en Wittebruggen op het Vliet, houdende ver
zoek om schadeloosstelling voor het nadeel ondervonden door
de stremming der scheepvaart, bij gelegenheid van de vernieu
wing der Boomsbrug.
14. Als boven van W. A. Janssenom het huis lett. H no.
121op nieuw aan hem in huur af te staan.
15. Als boven van H. van der Heide, bewoner van de hui-
zinge lett. Mno. 1om die huizinge te mogen blijven bewonen
en te worden belast met de bediening der Boomsbrug.
Bijvoegsel, behoorende bij de Leeuwarder Courant.
16. Als boven van de directie der sociëteit Amicitiaom te
mogen afkoopen eene op het gebouw dier sociëteit rustende
groudpacht, zuiver groot 1.20.
17. Als boven van G. J. Hunting, eervol ontslagen politie
dienaar der 2e klasseom met eene jaarlijksche gratificatie van
vijftig gulden te worden begiftigd.
De sub 1317 vermelde adressen zijn om berigt en raad in
handen van burgemeester en wethouders gesteld.
18. De begrooting van het nieuwe stads weeshuis, voor 1873.
Ten fine vau onderzoek en rapport in handen gesteld van de
lieeren van Eijsinga, de With en Attema.
19. De begrooting van administratiekosten der stads bank van
leening, voor 1873.
Ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen van de
heeren Rengers, Wiersma en van Valkenburg.
20. Missives van de heeren mr. J. H. Albarda en P. J. H.
Haijward houdende kennisgevingdat zij ingevolge 's raads
veriangenleden der commissie van toezigt op het middelbaar
onderwijs zullen blijven tot dat van den minister van binnen-
landsche zaken berigt zal zijn .ontvangen op het door den raad
tot dezen gerigt verzoekom eenige bepaalde regeling vast te
stellen voor den werkkring der commissiën bedoeld bij art. 46
der wet op het middelbaar onderwijs.
De Voorzitter merkt hierbij opdat van den heer jhr. mr.
W. E. Engelen geen berigt is ontvangenuithoofde deze den
ingang van zijn ontslag op 1 December a, s. heeft gesteld en
dus niet rekent in de termen te vallen om op het tot hem ge
rigt schrijven te antwoorden.
21. Resolutiën van heeren gedeputeerde staten houdende goed
keuring
a. van het raadsbesluit tot onderhandsche verpachting van de
Irnsumerzijl aan A. F. de Haan
b. van dat tot het aangaan eener overeenkomst van ruiling van
vastigheden met M. J. Gijswijt.
c. van dat tot wijziging der gemeente-begrooting, voor de
dienst 1872.
De sub 20 en 21 vermelde stukken zijn voor notificatie aan
genomen.
22. Het procesverbaal van verificatie der gemeentekas.
Ter inzage gedeponeerd.
III. De Voorzitter deelt mede, dat aan de leden is rond
gedeeld de bijlage tot het verslag van 's raads handelingen waarin
voorkomen de missives van de plaatselijke schoolcommissie en
van de commissie van toezigt op het middelbaar onderwijs, daarbij
van advies dienende op het in hare handen gesteld rapport der
raadscommissie belast geweest met het onderzoek naar de wen-
schelijkheid en noodzakelijkheid van de oprigting eener school
van middelbaar onderwijs voor meisjes. Reeds vroeger is inge
komen een ter zake betrekkelijk schrijven van den toenmaligen
inspecteur van het middelbaar onderwijs. Spr. geeft echter in
bedenking of het ook wenschelijk zou zijn thans het advies in te
winnen van den tegenwoordigeu inspecteur van het middelbaar
onderwijs. Hij gelooft dat men dit gerust doen kan zonder ge
vaar te loopen de eigenliefde van den vorigen titulai is te kwetsen.
Het is toch zeker, dat twee personen met den besten ijver voor
eene zaak bezield kunnen zijn doch haar niettemin uit een ver
schillend oogpunt beschouwen. En daar het "te voorzien is, dat
bij de verdere regeling dezer aangelegenheid de medewerking
van den nieuwen inspecteur wordt vereischt, acht spr. het raad
zaam ook zijne voorlichting thans te vragen. Hiertoe bestaat nog
te meer aanleiding nu de vorige inspecteurniet in de gelegen
heid is geweest, om kennis te nemen van de adviezen der school
commissie en de commissie van toezigt, welke aan den tegenwoor-
digen zullen worden verstrekt. Spr. neemt mitsdien de vrijheid
22