122
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872.
aan de vergadering voor te stellen, om alvorens tot de behande
ling dezer zaak worde overgegaan eerst het gevoelen daarover
in te winnen van den tegenwoordigen inspecteur van 't middel
baar onderwijs.
Spr. heeft gemeend dit te moeten voorstellen ten einde te voor
komen de vraagwaarom eene zaakdie overigens voor behan
deling vatbaar isniet aan de orde is gesteld.
De heer Wiersma kan zich geheel aansluiten bij het door
den voorzitter voorgestelde maar zou in bedenking wenschen te
gevenof het bij het bestaande groote verschil van gevoelen tus-
schen de raadscommissie ter eenre en de schoolcommissie cn de
commissie van toezigt ter andere zijde niet wenschelijk zou
zijn de adviezen eerst te stellen in handen van de commissie
ad hoe en daarna in die van den tegenwoordigen inspecteur van
't middelbaar onderwijs.
Den heer Jongsma komt het voor, dat het denkbeeld van
den heer Wiersma aanbeveling verdient, doch hij acht het wen
schelijk dat eerst het advies van den inspecteur worde gevraagd.
Dan toch krijgt de commissiedie het eerst in deze zaak advi
seerde ook het laatste woord, Spr. kan derhalve het voorstel
van den voorzitter ondersteunen wanneer daaraan wordt toege
voegd dat de stukken na ontvangst van het advies van den in
specteur in handen der commissie ad hoe zullen worden gesteld.
De Voorzitter houdt zich overtuigd dat de leden zullen be
grijpen dat het door den heer Wiersma geopperd denkbeeld
niet va» hem voorzitterkon uitgaan. Het zou den schijn heb
ben als wilde hij prejuduiëren op liet rapport der comissieen
bovendien acht hij het als voorzitter niet wenschelijk de behan
deling van punten waarover in schrift gewisselde stukken be
staan, langer te rekken dan noodig is. Thans echter verheugt
hij zich, dat het voorstel, om ook nog de commissie ad hoe op
nieuw in de gelegenheid te stellen haar gevoelen kenbaar te ma
ken uit den boezem van den raad zei ven is voortgekomen en
neemt hij de vrijheid daartoe te adviseren. Hij gelooft trouwens
ook, dat deze zaak wel van zoodanig gewigt'is te achten, dat
daarover met de noodige kalmte mag worden nagedacht. Hij
herhaalt mitsdien zijn voorstel om de stukken te stellen in han
den van den inspecteur van het middelbaar onderwijs en voegt
daaraan toe het voorstel, om na ontvangst van des inspecteurs
advies, de stukken te renvoijeren aan de raadscommissie.
De lieer Wiersma verklaart, zich met liet voorstel van den
voorzitter te kunnen rereenigen ofschoon hij oorspronkelijk an
ders heeft gedacht. Zijn motief was namelijk dit, dat bij het
groote verschil van gevoeleneene nadere toelichting van de
raads-commissie wel van nut zou zijn. Wanneer echter de an
dere leden van de commissie dit niet noodig oordeelenkan ook
spr. zich wel hij het voorstel van den voorzitter aansluiten.
De heer van Eijsinga gelooft, nu de stukken in handen
van den inspecteur van 't middelbaar onderwijs zullen worden
gesteld te mogen vragen of het ook gepast zoude zijn het ad
vies van den inspecteur van 't lager onderwijs en van den school
opziener in 't le district dezer provincie te vragen. Hij is van
oordeeldat het zijn nut kan hebbenwanneer ook deze
autoriteiten in de zaak worden gekend. Men zal zeggendat
er dan zoovee' adviezen zullen inkomen doch spr. wijst in dit
opzigt op Rotterdam waar men denzelfden weg heeft bewan
deld. Bovendien het geldt hier eene greep in de organisatie van
het lager onderwijs hier ter stede.
Wegens de kwestiën van paedagogischeu aard en van wets
interpretatie stelt spr. veel prijs op het advies van den provin
cialen inspecteur.
Spr. stelt op grond hiervan voor om hel voorstel van den
voorzitter in dien zin te wijzigen dat het luidt: „de stukken te
//stellen in handen van den inspecteur van 't middelbaar onder-
//wijsden inspecteur voor 't lager onderwijs in Friesland en
//den schoolopziener in 'tie district van //Friesland, met verzoek
//hunne zienswijze deswege te willen kenbaar makenen ze na
"ontvangst van de adviezen dezer autoriteiten in handen te stel-
z/len van de commissie ad hoe".
Geen der leden verder het woord verlangendewordt het
voorstel van den heer van Eijsinga in rondvraag gebragt en met
algemeene stemmen aangenomen.
IV. Wórdt overgegaan tot de behandeling van de op den
oproepingsbrief aangebragte punten
1. Rapport van het onderzoek der begrooting van de stads armen
kamer voor 1873.
Overeenkomstig de conclusie van het rapport wordt zonder
hoofdelijke stemming besloten
10. De begrooting der inkomsten en uitgaven voor 1873 van
de stads armenkamerin ontvang en uitgaaf beide tot een be
drag van J 37,522.87 goed te keuren.
2°. Eene subsidie aan de stads armenkamer voor het dienst
jaar 1873 te verleenen ad 32,080.60.
30. Vast te stellen het door de commissie aangeboden ont-
werp-raad8besl uit.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het aangaan eener
geldleening groot f 60,000. (Zie bijlage no. 18).
De lieer Jongsma heeft het woord gevraagd, omdat hij
meent uit naam van den raad te spreken wanneer hij dank
betuigt aan heeren burgemeester en wethouders voor dè bij het
voorstel gevoegde uitvoerige nota, waarin op zoo duidelijke
wijze wordt uiteengezet, dat het aangaan eener leeniug bij de
maatschappij voor gemeente-crediet geenszins is aan te bevélen.
De raad zegt spr. is aan het lid van het dagelijksch bestuur,
van wiens hand de nota volgens de mededeeling van het col-
legie afkomstig isveel verpligt.
De Voorzitter doet het genoegen dit te mogen hooren. Spr
kan er bijvoegen dat ook om de door den lieer Jongsma aan
gevoerde reden het collegie bedoeld lid heeft uitgenoodigd door
het drukken van de nota haar aan de vergetelheid te ontrukken.
Hierna wordt het door burgemeester en wethouders overge
legd ontwerp-besluit buiten discussie cn zonder hoofdelijke stem
ming vastgesteld.
3. Benoeming van een hulponderwijzer aan de school voor gewoon
en meer uitgebreid lager onderwijs.
Op de deswege ingediende voord ragt komen voor de hulpon
derwijzers J. van de Linde te Harlingen J. H. Kloosterman te
Franeker en J. L. van den Berg te Meppel.
Bij de gehouden stemming worden uitgebragt op van de Linde
16 en op Kloosterman 3 stemmenzoodat eerstgenoemde is be
noemd geworden.
4. Benoeming van gecommitteerden voor het toezigt op het onderhoud
van trekvaarten als
a. een voor den SneekerLeeuwarder trékvaartm plaats van
wijlen den heer mr. B. Dorhout
b. twee voor de Ha> linger trekvaartin plaats van wijlen de hee
ren mr. B. Dorhout en G. O. Gorter
c. een voor den Dockumer Eein plaats van wijlen den heer mr.
B. Dorhout.
Bij de gehouden stemmingen worden benoemd
voor de SneekerLeeuwarder trekvaart de heer mr. C. W.
A. Bumaen
voor de Harlinger trekvaart de heeren mr. J. Dirks en J. J.
Bruinsma, en
voor den Dockumer Ee dc heer mr. E. Jongsma.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek om eer
vol ontslag van den hulp ouder wijzer K. U. Bootsma.
Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten
Aan den hulponderwijzer der 3e armenschool K. U. Bootsma,
op zijn daartoe gedaan verzoek eervol ontslag uit die betrek
king te verleenen met ingang van den 15 November 1872.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1872.
123
V. Wordt in behandeling genomen het in deze vergadering
aangebragt nader rapport van de commissiebelast geweest met
het onderzoek der gemeenterekening, over 1871.
De conclusie van dit rapport luidt als volgt:
o. Overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethou-
houders het wegens rente te veel ontvangen bedrag ad 0.25
aan de commanditaire bouwvereeniging terug te betalen en den
betrckkelijken post der rekening sub volgnummer 32 met dat
bedrag te verminderen.
b. Het bedrag der ontvangsten van de rekening over 1871
voorloopig vast te stellen op533,486.48
dat der uitgaven op - 494,157.63 1/2
en dat van 't voordeclig slot op- 39 328.84 1/g
c. Aan burgemeester en wethouders 's raads dank tc betuigen
voor hun goed en naauwgezet beheer.
De heer Buma geeft tc kennen, dat de commissie in het al
gemeen zich met het in de memorie van beantwoording aange
voerde heeft kunnen vereenigen. Nogtans wenscht hij in betrek
king tot volgnummer 67, waar gezegd wordt, „dat. het aange-
„duidc drukwerk niet was ontwerp eener verordening, maar
„eene nota tijdens de behandeling in de zittingen van 23 en 30
„Maart 1871, ten dienste der leden van den raad gedrukt", op
te merken, dat de commissie dit niet geweien heeft, maar in
tegendeel meendedat het hier het ontwerp der verordening
zelve betrof. Zij werd daartoe geleid doordien op de aan het
mandaat gehechte nota voorkwam„ontwerp van verordening
„tegen verspreiding van ziekten".
De heer Duparc kan zich voorshands niet met de nu voor
gedragen conclusie vercenigen. Hij kan zich niet voorstellen
dat met het oog op de bestaaude voorschriften nu Rog een man
daat op de dienst van 1871 kan worden afgegeven. Daardoor
wil hij echter geenszins zeggen dat. er geen gelegenheid bestaat
tot restitutie der tc veel ontvangen 25 cents. Integendeel niets
verhindert om deswege op de dienst 1872 een mandaat af te ge
ven te voldoen uit den post voor onvoorziene uitgaven. De voor-
schrifteu intusschen zijn van dien aard dat er na de afsluiting
van de dienst noch ontvangsten noch uitgaven in de rekening
kunnen worden verantwoord. Er is eenmaal 25 cent te veel
ontvangen en in de rekening verantwoord, dit is een feit, dat
niet te veranderen is. Door dit abuis te redresseren op de wijze
als door de commissie is voorgesteld zou men in strijd met de
bestaande voorschriften handelen.
De heer Bloembergen kan de opmerking van den lieer
Duparc beamen. Hij moet erkennen, dat het hem, 11a de beko
men inlichting, het meest rationeel toeschijnt den weg te bewan
delen. door den heer Duparc aangewezen. De ontvangst heeft
plaats gehad en is teregt in de rekening geboekt. Met den heer
Duparc is spr. van oordeel dat de rekening tot het uitgetrokken
bedrag onveranderd behoort te worden vastgesteld en burge
meester en wethouders verder kunnen worden uitgenoodigd de
te veel ontvangen 25 cents aan de commanditaire bouwvereeni
ging uit de dienst 1872 terug te geven. Het collegie zelf heeft
door zijn antwoord bij de memorie van beantwoording tot het
door de commissie gedaan voorstel aanleiding gegeven. Spr. ver
trouwt echter, dat de commissie in het gesprokene aanleiding
zal kunnen vinden de conclusie van haar rapport in den aangege
ven zin te wijzigen.
De heer Buma zegt, dat de commissie op het voetspoor van
burgemeester en wethouders heeft voorgesteld de 25 cents terug
te geven en de rekening met dat bedrag te verminderen. Nu
bet echter blijkt, dat dit niet de goede weg is, zal de commis
sie gaarne de conclusie wijzigen. Namens haar stelt hij dien
ten gevolge voor de. conclusie te wijzigen en te doen luiden als
volgt
a. Het bedrag der ontvangsten van de rekening over 1871
voorloopig vast te stellen opƒ533,486.73
dat der uitgaven op- 494,157.63 1/2
en dat van 't voordeclig slot op39,329.09 l/j.
b. Burgemeester en wethouders uit te noodigen de te veel ont
vangen 25 cents aan de commanditaire bouwvereeniging uit de
dienst 1872 te restitueren.
c. Aan burgemeester en wethouders 's raads dank te betuigen
voor hun goed cn naauwgezet. beheer.
De heer Rengers is van oordeel dat het de meest ratio
nele weg isaf te wachten of de regtliebbende zich ook tot
terugbekoming der te veel betaalde 25 cents aanmeldt. Hij ge
looft, dat de thans voorgestelde behandeling dezer aangelegen
heid minder met de wet strookt In de rekening zelf heeft geene
informaliteit plaats gehad. Men heeft werkelijk 25 cents te veel
ontvangen en die teregt in dc rekening opgenomen. Indien de
belanghebbende hiermede genoegen neemtheeft de gemeente
raad verder met de zaak niets te maken.
Spr. zou dus meenen dat, nu men het over het eindcijfer der
rekening eens isde raad zich eenvoudig tot de vaststelling der
rekening moet bepalen.
De heer Buma acht het voor de houding van de gemeente
beterom waar het blijkt dat ze tc veel van iemand ontvan
gen heeft, niet te wachten tot dc belanghebbende zich tot te
rugbetaling aanmeldt. Hem dunkt, dat. het op haren weg ligt
dat te veel betaalde zonder nader verzoek terug te betalen.
Hierna tot de stemming over de gewijzigde conclusie over
gaandewordt punt a met algemeene stemmen aangenomen.
(De heeren Bruinsma, Bloembergen en Rengers, wethouders,
hebben zich buiten stemming gehouden terwijl de heer Roose
boom vóór de stemming de vergadering had verlaten).
Punt b wordt aangenomen met 12 tegen 1 stem die van den
heer Dirks. (Ook bij dit punt onthielden genoemde heeren wet
houders zich van medestemmen; terwijl mede de heeren Wiersma
en van Sloterdijck als geïnteresseerden bij de commanditaire
bouwvereeniging zich in de stemming hebben geëxuseerd).
Punt c wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
YI. Aan de orde zijnde de behandeling van het eerste sup
pletoir kohier van de directe belasting op het inkomenover
1872, heft de voorzitter de openbare vergadering tijdelijk op.
Na heropening der vergadering wordt dat kohier vastgesteld
in belastbaar kapitaal tot een bedrag van 16,913.68 en in aan
slag ter somma van ƒ583.50.
VII. De heer Jongsma, het woord hebbende bekomen
geeft te kennen zoo even met genoegen te hebben medegewerkt
tot goedkeuring der gemeente-rekening over 1871. Ingewikkeld
heeft hij daarmede tevens ook goedgekeurd de uitgaaf voor den
weder inkoop van aan de burgerdag- en avondschool ontvreemde
instrumenten. Doch niettegenstaande dat staat liet bij hem vast,
dat de tegenwoordige toestand tengevolge waarvan de gemeente
kas door achleloosheid van den directeur dezer inrigting groote
schade kan lijdenniet langer mag worden bestendigd. Was
het vroeger minder noodig om de hoofdonderwijzers voor de in
de school aanwezige meubelen en leermiddelen aansprakelijk te
stellen wegens dc meestal geringe geldswaarde daarvanspr.
gelooft, dat het bij de rigting, die het onderwijs tegenwoordig
neemt, wel raadzaam is te achten, hierop te letten. Dit schijnt
de raad ook reeds te hebben gedaan bij de vaststelling van liet
reglement op de burgerdag- en avondschool (zie gemeenteblad
1867 no. 8j in art. 33 waarvan deze bepaling wordt aangetroffen
„Op de verzameling en werkplaatsen bij de burgerdag-en avond-
„school behoorendeheeft de directeur, behoudens nader vast t-e
„sUUen bepalingenhet algemeen toezigt." In beginsel is daar dus
gesanctioneerddat de directeur het toezigt heeft. De wijze