Dag der vergadering. Woonschepen. Discussie in zake de niet-naleving van de verordeninghoudende verbod tot het leggen van woonschepen in de stadsgracht. IJ 8 b a n 0 n. (Zie Verordeningen). Ziekenhuis. Stads- (Zie ook Begrootingen en Rekeningen). Voorstel van burgemeester en wethouders tot on invorderbaarverklaring van eenige vorderingen wegens verpleging in het stads ziekenhuis. Daartoe besloten. 13 November. 11 December. 24 n Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 9 Januarij 187 3 's voormiddags. 1 Vergadering van Donderdag 9 Januarij 1873. Tegenwoordig 20 leden. Afwezig de heer van Eijsinga met kennisgeving. Voorzitter de heer burgemeesterdie de vergadering opent en de volgende toespraak houdt Mijne heerenVeroorloof mij, bij onze eerste zamenkomst in dezen nieuwen jaarkring u van harte welkom te heeten en u mijne gelukwenschen aan te bieden zoowel in uw huiselijk als in uw openbaar leven. Als vertegenwoordigers dezer aanzienlijke gemeente mogen wij met dankbaarheid een terugblik werpen op het afgeloopen jaar. Leeuwarden bleef gespaard voor rampen en onheilendie zoo ligt ook deze gemeente hadden kunnen treffende gezondheid der bevolking liet niets te wenschen overhandel en nijver heid verkeerden in een gunstigen toestandvoorspoed en wel vaart heerschten over het algemeenen ik geloof dat wij ons zullen verheugen wanneer het nieuw ingetreden jaar zich door dezelfde gelukkige verschijnselen mag kenmerken. Wij betreuren het gemis van een waardig lid uwer vergade ring den heer Gorterdie in het afgeloopen jaar aan zijn nut tigen werkkring door den dood werd ontruktmaar aan wiens nagedachtenis wij nog gaarne eene dankbare hulde willen brengen. Kenmerkte zich het jaar 1872 door gewigtige besluiten in deze vergadering genomen, waaraan reeds voor een gedeelte uitvoering is gegeven, terwijl de voltooijing der overigen wordt voorbereid, niet minder belangrijk zullen de onderwerpen zijndie in dit jaar aan uwe beraadslaging zullen worden onderworpen, als in verband staande zoowel met de stoffelijke welvaart als met de ontwikkeling en beschaving der gemeentenaren. Ik wenscli u, mijne heeren, kracht en lustom met denzelfden ijver, dezelfde naauwgezetheid en bovenal met dezelfde welwil lendheid die gij aan uwen voorzitter hebt betoond en waarvoor ik u mijnen opregten dank betuigzult voortgaan de belangen dezer gemeente te behartigen en ik hoop dat Gods zegen op onze werkzaamheden moge rusten zoodat zij vruchten mogen dragen tot bevordering van den bloei en de welvaart van Leeuwarden. I. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goed gekeurd. II. Wordt ter tafel gebragt 1. Een voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei ding van een adres van M. 8. Hischhoudende verzoek om op nieuw van gemeentewege eene gratificatie te erlaDgen. 2. Alsbovenop het verzoek van H. R. Stoetom verhoo ging zijner bezoldiging als leeraar in het regtlijnig teekenen aan de burgerdag- en avondschool. 3. Alsboven tot wijziging van het besluit waarbij aan P. Tanja een gedeelte gedempte sloot langs den Harlingertrekweg is af gestaan. Voormelde stukken ziin ter inzage gelegdom in eene volgende vergadering te worden behandeld. 4. Een schrijven van de vergadering van leeraren aan de rijks hoogere burgerschool alhierbeschouwingen behelzende naar aan leiding van sommige puntenbehandeld in de missive van den schoolopziener in het le district van Friesland dd. 9 December 1872 no. 62, aangaande de oprigting eener school van middel baar onderwijs voor meisjes in deze gemeente. De Voorzitter stelt voor dit stuk wegens zijn grooten om vang niet te lezen maar het voor de leden ter inzage te leggen. De heer Attema stelt voor dit schrijven te doen drukken omdat het zich aansluit aan de verschillende tot nu toe in zake de oprigting eener middelbare school voor meisjes uitgebragte rapporten die alle gedrukt zijn. De Voorzitter heeft van den inhoud van het schrijven nog geen kennis kunnen nemen en kan dus over de strekking daar van niet oordeelen. Of het iets anders is dan eene refutatie van Bijvoegsel beuoorende bij de Leeuwarder Courant. sommige der denkbeelden van den schoolopziener, moet hij be twijfelen en is het datdan moet hij in bedenking gevenof het niet een verkeerd antecedent zoude daarstellenom zooda nige stukken te doen drukken. Het is hier geenszins een stuk dat door den raad is geprovoceerdhet is enkel een ongevraagd adviesen om dit te doen drukken acht spr. minder wenschelijk. De heer Jongsma kan zich eenigzins met den inhoud van het stuk bekend beschouwenhij heeft althans er over hooren spreken, en is hetgeen hij er van hoorde juist, dan heeft het zijn aanzijn te danken aan het gedrukt advies van den school opziener in 't le district, opzigtens de oprigting eener middelbare school voor meisjes. Spr. komt het voordat de stellers van de nota in deze aaak geheel derden zijnen hij vereenigt zich daar om volkomen met het door den voorzitter aangevoerde. Hij heeft bovendien nog een ander argument. Zoo zachtjes aan begint de zaak het karakter aan te nemen, als betrof ze uitsluitend het middelbaar onderwijs, en dit merkt hij op is het niet. In der tijd is door de heeren Duparc, Wiersma en van Eijsinga een voorstel gedaan tot benoeming eener commissie, om te onderzoeken in hoever het noodig isdat er in deze ge meente eene middelbare school voor meisjes worde opgerigt. Spr. heeft op dat voorstel bij de behandeling een amendement inge diend tengevolge waarvan het onderzoek van het geheele onderivijs aan meiyes aan de beoordteling der commissie is onderworpen. Men heeft hier dus niet alleen met het middelbaar, maar ook wel degelijk met het lager onderwijs te doenen nu stelt spr. zich voordat dit stuk als niets anders dan het middelbaar onder wijs betreffendeniet behoort te worden gedrukt. De heer Attema kan zich niet met het door den heer Jong sma gesprokene vereenigen. Wat toch is er van de zaak? Er is een onderzoek ingesteld aangaande het wenschelijke van de oprigting eener middelbare school voor meisjes. Dit is dus het hoofdpunt. Nu heeft de schoolopziener zijne pijlen gerigt tegen het middelbaar onderwijs in het algemeenen daarom acht spr. het van belang dat dit stuk van de leeraren de mannen aer praktijk dat vermoedelijk eene refutatie behelst van de beschou wingen van den schoolopzienerworde gedrukt. Het advies van den schoolopziener houdt zooveel bezwaren tegen het middelbaar onderwijs in het algemeen indat de oprigting eener middelbare school voor meisjes er haast onder bezwijkt. Ook in het belang der ingezetenenwaarvan velen aan het middelbaar onderwijs niet de juiste waarde schijnen toe te kennen, acht spr. het wen schelijk dat men kan lezen hoe de mannen der praktijk over de geopperde bezwaren denken. Na het contra te hebben gehoord dient men ook het pro te hooren. De heer Bloembergen stelt openbaarheid van zaken op prijs, maar is van oordeeldat men zich in dit opzigt niet al te zeer moet laten verlokken door de zuchtom alleswat tot eenige bij den raad in behandeling zijnde zaak in betrekking staatte doen drukken. Ditgelooft spr.is ook niet de strekking van het drukken van 't verslag van 'sraads handelingen. Spr. kan overigens zeggen dat hij van het stuk kennis draagtdoch met ter zijdestelling daarvan deelt hij het gevoelen van den voorzit ter dat het niet kan opgaan iedere beoordeeling van door auto riteiten uitgebragte adviezen maar dadelijk door den druk alge meen bekend te maken. Het zou tengevolge hebbendat ook anderen zich opgewekt gevoelen hun oordeel over de ingekomen adviezen uit te spreken b. v. de onderwijzers der lagere scho len. En waar zou het heenwanneer men dat alles door den druk verspreidde? Er zijn echter uitzonderingen op den regel, die alleen dan toepassing kunnen krijgenwanneer ook de in houd van een stuk tot openbaarmaking aanleiding geeft en daar voor geschikt wordt geacht. Daarom vooral geeft spr.bekend als hij is met den inhoud van het stuk, in overweging niet zoo voetstoots op het voorstel van den heer Attema te besluiten maar in ieder geval aan het dagelijksch bestuur de gelegenheid te geven om over den inhoud van het ontvangen schrijven te oor- 1

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1873 | | pagina 1