4 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 9 Januari] 1873 voormiddags. streng toezigt als aannemers te houdenopdat het werk niet worde verminderd in werkzaamheden enz. c. niet in overweging te nemen voorstellen van den archi tect omtrent overeenkomsten met onbekendenwelke niet open baar mede kunnen concurreren of borgen stellenopdat door den raad der gemeente Leeuwarden de belangen van adressan ten niet worden verkort of gekwetst. De conclusie van het voorstel luidt als volgt //Aan de adressanten te kennen te geven, aat het in hun adres //sub a vermelde, voor geene gunstige beschikking vatbaar is en //mitsdien wordt gewezen van de handen opzigtens het sub „b en c aangevoerde over te gaan tot de orde van den dag." De heer Rooseboom zegt, dat het voorstel thans aan de orde en het rekwest waarover dit voorstel handelt, die leden van den raadwelke van oordeel zijndat adressanten wel regt hebben zich te beklagen over een onlangs door den raad genomen besluit, in eene groote moeijelijkheid brengt, daar het epr. tetf minste onmogelijk is geweesteene beschikking te bedenkendie dat gevoelen uitdrukt. Jöij zal zich dus met de conclusie van dit voorstel ver eenigen doch wen echt te doen uitkomendat hij zulks alleen doet om bovenvermelde redenenniet omdat hij het gevoelen van burgemeester en wethouders, neergelegd in dit voorstel, deelt. Spr. heeft in der tijd gestemd tegen het raadsbesluitdoor hetwelk adressanten zich in hunne belangen gekwetst achten hii vreest echter nietdoor op de zaak terug te komenbe schuldigd te worden van na te pleitenomdat hij zich overtuigd houdt, dat vele zijner medeleden in eenen anderen geest zou den hebben gestemdindien deze zaak niet zoo overhaast in haar werk ware gegaan en niet zoo duister ware voorgesteld. Hij zou het van veel belang achtendat die leden zich hieromtrent in het openbaar uitsprakendaar zijns inziens daardoor aan adres santen eene voldoening zou worden gegevendie niet is te be reiken met ecnige mogelijke beschikking op hun adres. In tegenoverstelling met burgemeester en wethoudersdie van oordeel zijndat adressanten geene de minste reden hebben zich te beklagenverklaart spr. van gevoelen te zijndat zij daartoe wel degelijk reden hebben. Wanneer toch het gemeen tebestuur eenig werk publiek aanbesteedt, en het regt heeft ge bruik te maken van elk aanboddoor eenig aannemer gedaan al heeft deze zich in zijne berekening vergiststaat daar tegen over de zedelijke verpligting van het gemeentebestuurhet werk te gunnen aan den laagsten inschrijverindien deze solide is twee solide borgen kan stellen en bovendien zijne inschrijvings som niet te hoog is. Omtrent de twee eerste punten, kan, wat betreft den laagsten inschrijverin het onderhavige geval geen twijfel bestaan daar deze inschrijver voor een veel belangrijker werk als aannemer is toegelatenen wat het laatste punt be treft beroept 6pr. zich op het advies van den gemeente-ar chitect die verklaart heeftdat zijne begrooting wel wat laag was- dat rekening moest worden gehouden met het ongunstige eaizoenom welke redenen genoemde ambtenaar adviseerde het werk aan den laagsten inschrijver te gunnen. Alle condities om eene aanneming te gunnen waren dus in dit geval aanwezigmen heeft echter gemeend eenen anderen weg te moeten inslaan en heeft onderhandelingen aangeknoopt met personendie het werk in daghuur, dus op andere voorwaarden, zullen uitvoeren, zonder zelfs aan hendie vroeger op het werk hadden inge schreven gelegenheid te gevenop de gewijzigde voorwaarden mede te dingen. Dit was naar sprekers bescheiden meening onbillijk. ;/Ja maar" zal men spr. te gemoet voerenhet werk wordt //thans in eigen beheer uitgevoerd en daartoe heeft het gemeen- z/tebestuur ten allen tijde het regt." Maar spr. betwijfelt ten sterkste of eene dergelijke uitvoering als waarvan hier sprake is eene uitvoering in eigen beheer kan genaamd worden im mers hoe kan dan zoo stellig verzekerd wordendat het werk thans ƒ700 minder zal kosten- hoe kan er dan het minste be zwaar bestaanom den uitvoerders werktuigen en gereedschap- en van wege de gemeente te verstrekken Volgens spr. is et klaar en duidelijk dat het hier geldt eene onderhandsche aanbesteding aan aannemersdie volgens de algemeene voor waarden voor de uitvoering van gemeentewerkenniet als aan nemers hadden mogen worden toegelaten. Adressanten hebben dus alle regt zich hierover te beklagen. Niet onwaarschijnlijk is het dat tegenworpen zal worden dat het belang van de gemeente medebragt, de ƒ700 voor de ge meente te besparen. Maar, afgezien van de omstandigheid dat deze besparing geheel onzeker is, omdat er op de tegenwoor dige aannemers geen verhaal isgelooft spr. nietdat het gemeentebelang dergelijke handelwijze vereischt. Waar moet het toch heen, wanneer er bij elke publieke aanbesteding gelegenheid zal bestaan, na de opening der billettennog aanbiedingen te doen die kans hebben aangenomen te worden Zal dan de publieke aanbesteding niet zeer spoedig een wassen neus worden zal dan niet menig aannemerin plaats van op eenig gemeentewerk in te schrijven, liever de publieke aanbesteding afwachtenom dan des te zekerder zijnen slag te kunnen slaan zal dan niet menig ander zijne inschrijvingssom eenige honderden en duizenden hoo- ger stellendan waarvoor hij genegen is het werk uit te voeren, met de kans om voor die hoogere som het werk te krijgen maar met de wetenschapdat hij altijd later nog lagere aanbie dingen zal kunnen doen die hoogstwaarschijnlijk worden aan- i genomen? Spr. gelooft niet dat het belang van de gemeente mede brengt op zoodanige wijze de publieke aanbestedingen van ge meentewege tot eenen blooten vorm te maken. Zoowel dus om de goede regten der inschrijvers bij publieke aanbestedingen te handhaven als in het belang der gemeente acht hij het van veel gewigt, dat in het vervolg dergelijke besluiten als waarvan hier sprake is niet weder worden genomen. Ten opzigte van het aanhangige rekwest herhaalt hij wat hij in den beginne heeft gezegddat hij voor de conclusie van bur gemeester en wethouders zal stemmen, tenzij welligt een der leden eene andere conclusie voorstelledie meer overeenstemt met de door hem verdedigde zienswijze. De heer Attoma merkt opdat hij tegenover deze zaak op een zuiver standpunt staatwijl hij in de vergaderingwaarin tot het in eigen beheer doen uitvoeren van de aardewerken voor de schietbaan werd beslotenniet is tegenwoordig geweest. Hij wenscht thans de verklaring af te leggendat hij zichware hij tegenwoordig geweestniet met het daartoe strekkend voorstel zoude hebben vereenigd. Een enkel woord wil hij slechts aan voeren tot blootlegging van zijn motief, ook in verband met het ingediend adres. Hij deelt niet in het gevoelen van burgemees ter en wethoudersals zoude het hier bedoeld werk in eigen be heer worden uitgevoerd. Hem komt het voordat hier inder daad eene onderhandsche aanbesteding is geschied. Naar zijne meening kan slechts dan van het in eigen beheer uitvoeren sprake zijnwanneer de gemeente het werk doet verrigten door de werklieden van de gemeentelijke fabricage. Dit werkdaarente gen is in daghuur opgedragen aan menschen die niet bij de openbare aanbesteding konden mededingenaan personen die met de gemeente in hoegenaamd geene betrekking staan. Spr. dunktdat men in deze zaak niet het geldelijk belang alléén had behooren in aanmerking te nemen. Waren de inschrijvin gen te hoog men hadde eene herbesteding gehouden dan al thans zouden de grievendie de adressanten bloot leggengeen regt van bestaan hebben. De aannemers zouden zich evenmin hebben kunnen beklagenindien de werkzaamheden in wezen lijkheid in eigen beheer werden verrigt door de menschen die de gemeente vast in dienst heeft. Met de gevolgde wijze van han delen is dit echter wel het geval. Spr. zal zich echter evenmin als de heer Rooseboom tegen de voorgedragen conclusie verzet ten omdat hij hoegenaamd geen middel wee', om den beganen misslag te redresseren. Hij heeft trouwens ook alleen het woord Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 9 Januarij 1873 '9voormiddags. fevraagd om te doen uitkomendat hij zich niet vereenigt met e beschouwing van burgemeester en wethoudersdat het hier zou zijn het uitvoeren van een werk in eigen beheer. De Voorzitter deelt mededat van Reenenwiens naam ook op het adres voorkomtin de vergadering van burgemees ter en wethouders is verschenen om te zeggen dat de andere onderteekenaars hebben goedgevonden ook zijn naam er onder te plaatsen, iets, wat geheel in strijd met zijne bedoeling is geschied. Hierna wordt de conclusie van het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling van een met den raad der gemeente Leeuwarderadeel gemeenschappelijk te nemen besluit in zake het wederkeerig verleenen van hulp bij brand in eene der beide gemeenten. Het door burgemeester en wethouders bij hun voorstel over gelegd ontwerp wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, zijnde dientengevolge vastgesteld het volgend besluit De raden der gemeenten Leeuwarden en Leeuwarderadeel In aanmerking nemende, dat het wenschelijk is om ingeval van brand in eene der beide gemeenten de gelegenheden tot blus- 8ching daarvan zooveel mogelijk te vermeerderen dat daartoe onder anderen kan strekken het door beide ge meenten wederkeerig ten elkanders behoeve beschikbaar stellen voor het geheel of voor een gedeeltevan de braudbluschmid- delen in de gemeenten aanwezig dat hiertegen echter, zonder eene speciale regeling te dezer zakezoo in verband met bestaande wettelijke bepalingenals met het oog op de verpligtingen van het bij de brandweer in elke gemeente dienstdoend personeelbezwaren kunnen worden ingebragt dat het uit dien hoofde noodzakelijk moet worden geacht des wege eene regeling vast te stellen die in voorkomende gevallen aanwijst hoedanig ten dezen wederkeerig hulpbetoon zal en moet plaats hebben Overwegendedat de beide gemeenten op verschillende pun ten aan elkander grenzendoch de billijkheid vordert dat de gemeente Leeuwarden wegens hare meerdere bevolking, ter zake hiervoren bedoeldeen grooter getal spuiten disponibel stelt dan de gemeente Leeuwarderadeel terwijl daarentegen met het oog op de uitgestrekheid van laatstgemelde gemeentedienen te worden bepaald de plaatsen waar in die gemeente door de zorg van het gemeentebestuur brandspuiten moeten aanwezig zijn, die eventueel voor het beoogde doel zullen worden gebezigd Gelet op het bepaalde bij art. 121 der gemeentewet; Gezien de resolutie van heeren gedeputeerde staten van Fries land, dd. 25 Januarij 1872 no. 12, waarbij tot gemeenschappe lijke regeling dezer aangelegenheid magtiging is verleend Hebben besloten Te beginnen met den ln Maart 1873 wordt door de gemeenten Leeuwarden en Leeuwarderadeel in geval van brand in eene der beide gemeenten wederkeerig ten elkanders behoeve hulp ver strekt door het beschikbaar stellen van brandbluschmiddelen overeenkomstig de volgende bepalingen Art. 1. Het getal beschikbaar te stellen spuiten wordt voor de ge meente Leeuwarden op vier en voor de gemeente Leeuwardera deel op drie bepaald. Van de drie laatstbedoelde spuiten zal een in de Schrans onder Huizum, een te Jelsum of te Cornjum en een onder Lekkum ge plaatst worden. Art. 2. De beschikbaar stelling der in art. 1 genoemde spuiten met bijbehoorend materieel en dienstdoend personeel, uitgezonderd de bergers en reddersgeschiedt op aanvraag van den burge meester der gemeente of die hem vervangt, in welke brand is ontstaan. Bij die aanvrage moet worden aangeduid het getal spuiten waarvan dienst verlangd wordt. De burgemeesters der beide gemeenten behouden de bevoegd heid om, daartoe termen vindende, ten behoeve der andere ge meente een grooter getal spuiten beschikbaar te stellen dan waarvoor aanvrage gedaan of in art. 1 genoemd is. Art. 3. In geval echter op het oogenblik der aanvrage voor de eene gemeentein de andere gemeente brand ontstaat of ontstaan is, is deze laatste van hare verpligting tot het verleenen van hulp ontslagenzoolang de burgemeester dier gemeente vermeent van de ter zijner beschikking staande bluschmiddelen in het be lang der eigen gemeente gebruik te moeten maken. Art. 4. Voor het gebruik der tot hulp verstrekte brandspuiten wordt geene vergoeding betaald. De kosten van vervoer dier spuiten en bijbehoorend materieel worden evenwel vergoed tot het bedrag als daarvoor is besteed. Eveneens worden vergoed de aan het materieel toegebragte beschadigingen, volgens eene nota, opgemaakt door brandmees ters en goedgekeurd door burgemeester en wethouders der ge meente tot welke de dienst gedaan hebbende spuiten behooren. Art. 5. Ingeval naar het oordeel van brandmeesters der gemeente door welke hulp is verstrektaan het personeelbij de tot hulp gevraagde of dienst gedaan hebbende spuitenzoo voor tijdver lies als anderzins vergoeding moet worden verleend geschiedt zulks tot een door brandmeesters voor te dragen en door burge meester en wethouders goed te keuren bedraghetwelk van de hulp gevraagd hebbende gemeente wordt terug gevorderd. Art. 6. Onverminderd het bepaalde bij de artikelen 4 en 5 is de hulp gevraagd hebbende gemeente verpligt aan de gemeente die hulp heeft verleendop daartoe in te dienen declaratieterug te ge ven 10. de kosten ter zake het verleenen van hulpgemaakt tijdens of tengevolge der dienstpraestatie nog te veroorzaken na den brand 20. zoodanige vergoedingen voor ongelukken bij het verleenen van hulp en het aanwenden van pogingen tot blus- 8ching van brand overkomen als aan het personeel der brand weer in de gemeente Leeuwarden is verzekerd bij de artikelen 43 en 44 der op den 1 October 1861 vastgestelde verordening, regelende de brandweer in die gemeente. Art. 7. Aan het personeel der hulpverleenende brandweer mag ter gelegenheid van den brand geen sterke drank gegeven of ver strekt worden zonder verlof van den brandmeester die dat per soneel onder zijne bevelen heeft. Art. 8. Het opperbevel bij brand is aan den burgemeester der gemeente waarin zich het brandend perceel bevindt. De tot het verleenen van hulp aangevraagde spuiten werken echter onder directie van den opperbrandmeester (of zijn plaatsver vanger) der gemeente die hulp gevraagd heeft. Het tijdstip waarop, na blussching van den brand de hulp verleend hebbende spui ten weder kunnen worden teruggebragtwordt overgelaten aan den burgemeester der gemeentein welke de brand heeft plaats gehad. Art. De besturen der beide gemeenten zijn ieder afzonderlijk ge- regtigd omzulks geraden achtendedeze gemeenschappelijke regeling en de daaruit wederkeerig voortvloeiende verpligtingen te doen opheffenmits aan het bestuur der andere gemeente daarvan kennis gevende minstens drie maanden vóór het tijdstip waarop die opheffing wordt gewenscht, zullende het gemeente bestuur dat zoodanige kennisgeving ontvangt in die opheffing moeten bewilligen. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders op een verzoek van de firma L. J. Enthoven Co.om kwijtschelding van beloopen boete.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1873 | | pagina 3