30
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 13 Februarij 1873.
de overeenkomst op den duur niet regtsgeldig zal zijn hij be
twist aan de gemeente de bevoegdheid om zoodanige overeen
komst te sluiten. Spr. heeft deze bewering niet al te goed be
grepen het kan zijn dat eenig uitstel in dezen wenschelijk is
rnaar toch moet hij verklaren dat zoolang hem niet is aange
toond dat later het gesloten contract zal kuunen worden ver
nietigd hij het er voor blijft houdendat hier een contract is
gesloten, waartoe de contracterende partijen in allen opzigte be
voegd waren. Indien er zich op den grond niets bevondzou
het iets anders zijn dan had men eene geheel nieuwe zaak voor
zichdoch men staat hier voor het feitdat al sedert jaren de
grond is bebouwd en in detentie is bij andereu dat zelfs de
gemeente bij het kadaster niet als eigenares van den grond be
kend staat. Aan deze verwarring nu is bij het gesloten con
tract een einde gemaakt. Spr. kan niet inzien dat de betrok
ken personen daaraan ooit eenig wapen kunnen ontleenen om
de regten der gemeente te bestrijdenze hebben toch het con
tract onderteekend en het is spreker ook niet bekend dat men
tegen zoodanige handeling kan opkomen op andere wijze en in
andere gevallen dan bij het burgerlijk wetboek zijn opgenoemd.
De heer van Sloterdijck zouwanneer hij niet de over-
luiging had, dat hij door het opperen zijner bezwaren aan het
belang der gemeente tegemoet komtniet het woord hebben ge
vraagdallerminst nog voor de derde maal. Hij moet er nog
even op terug komen waarin eigenlijk zijne bezwaren liggen
en wijst er opdat de later te beweren nulliteit der acte niet
zoo zeer ligt in de partijendaarbij opgetredenals wel hierin
dat dit niet de vorm iswaarbij het gebruik van eene publieke
zaak wordt geregeld. De laatste spreker zal zeer zeker gevoe
len dat dit gebrek aan de geldigheid van menig contract in den
weg staat. Stel nudat de gesloten acte later voor nul wordt
verklaarddan zegt spr. zal de toestand door die acte
geschapen tevens vernietigd zijn en zullen de regten van voor
deze herleven. De heer bloembergen heeft gezegd dat men het
gebruik van den grond kan doen ophouden. Ja - antwoordt
spr. indien de gesloten overeenkomst regtsgeldig isneen
wanneer ze dit niet is. Betreft de overeenkomst een privaat-
regtelijk eigendomdan is de overeenkomst regtsgeldigmaar
geldt ze een publiek-regtelijk eigendomwaaromtrent geen pri-
vaat-regtelijk contract kan bestaandan is men niet bij magte
de daarin gestipuleerde voorwaarden ten uitvoer te leggen. Spr.
persisteert bij zijn voornemen tot het doen van een voorstel, en
stelt mitsdien voor de beslissing over de zaak aan te houden en
inmiddels den gemeente-archivaris op te dragen te onderzoeken,
of de voor lijnbanen gebruikte grond aan het Oldehoofster kerk
hof privaat- of publiek eigendom van de gemeente is.
De lieer Attema kan zich niet vereenigen met het voorstel
van den heer van Sloterdijckom een onderzoek naar den pri
mitieven oorsprong van den grond in te stellen omdat hij ge
looft dat de gemeente hier staat voor hare eigen daden Onder
de stukken is voorhanden een contract van het jaar 1838 waarbij
de gemeente dezelfde houding heeft aangenomen als bij deze
overeenkomst. Reeds toen heeft men beschouwd te beschikken
over privaten grond. Dit voorstel beoogt slechts bekrachtiging
bevestiging van den feitelijken toestand en zulks in den vorm
van e<-n bilateraal contract, op dezelfde wijze als in 1838 met
een der toenmalige lijn baan houders is geschied. Wat is nu het
grootste bezwaar van den heer van Sloterdijck? Hij is bevreesd
voor eene nietig-verklaring der nu gesloten overeenkomst. Spr.
zou wel eens willen vragen op welke wijze die overeenkomst
zou worden nietig verklaard en door wien de vernietiging zou
worden gevraagd. Naar hij meent zijn hiertoe alleen bevoegd
de personenin de acte als partij opgetreden derden kunnen
zich niet in de zaak mengen. Dus, alleen de personen, die
de acte hebben geteekend zijn bevoegd de nietig-verklaring te
vorderen. Doch deze personengeheel tot het aangaan van het
contract bevoegdkunnen later onmogelijk tegen hun eigen daad
opkomenop gronddat over iets zou zijn gecontracteerddat
niet het onderwerp der overeenkomst kon uitmaken. Wanneer
alzoo het gemeentebestuurkrachtens deze overeenkomsthet
gebruik van den grond opzegtzal nimmer een der lijnbaanhou
ders met goed gevolg hiertegen kunnen opkomen op grond dat
het eens gesloten contract niet verbindend, nietig zou zijn. Spr.
zal op grond hiervan tegen het voorstel van den heer van Slo
terdijck stemmen.
Het voorstel van den heer van Sloterdijckhierop in omvraag
gebragtwordt verworpen met 13 tegen 6 stemmen, die van de
heeren Wiersma, van Sloterdijck, DuparcBumavan Valken
burg en van Eijsinga.
Hierna wordt de conclusie van het voorstel van burgemeester
en wethouders aangenomen met 16 tegen 3 stemmendie der
heeren DuparcBuma en van Sloterdijck.
6. Verslag van de commissie van rapporteurs uit de sectiënaan
gaande het voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der
verordening regelende de inrigting van het personeel der politie. (Zie
bijlage no. 2 van 1873 en no. 28 van 1872).
De Voorzitter wenscht, alvorens de algemeene beraadsla
ging te openen meer bepaald de aandacht te vestigen op het
door de commissie onder a en b van de conclusie van haar rap
port voorgesteldeen dit wel speciaal met het oog op het reg
lement van orde voor de vergaderingen van den raad. Bij art.
7 van dat reglement is onder meer de voorzitter belast met
!,a. het leiden van de werkzaamheden der vergadering b. het
„naauwgezet in acht nemen en doeü naleven van het reglement
z/van orde." Wanneer er dus naar spr.'s overtuiging handelingen
gebeurenin strijd met het reglementdan acht hij zich ge
noodzaakt daartegen zijne stem te verheffen. En aangezien nu
naar zijne meening het door hem bedoeld gedeelte der conclusie
strijdt met art. 7 van het reglementzoo meent hij der verga
dering in overweging te moeten geven dat gedeelte niet in be
handeling te nemen. Wat toch wordt hier voorgesteld? Onder
litt. a stelt de commissie voor„Burgemeester en wethouders
„uit te noodigen aan den raad ter overweging aan te bieden
„eene regeling van pensionering't zij van alle gemeente-ambte-
„naren 't zij van de dienaren van politie." Litt. b is een sequele
van litt. a daarbij wordt voorgesteld „De behandeling der voor
gestelde verordeningregelende de politie aan te houden tot
„dat over die regeling der pensionering zal zijn beslist." Aan
den raad aldus vervolgt spr. is ingediend een voorstel tot
reorganisatie der politie; dat voorstel is in de sectiën onderzocht,
en door toevallige omstandigheden heeft spr. bij de vergaderin
gen van alle drie sectiën tegenwoordig kunnen zijn. Het kan
zijn, dat zijn geheugen hem bedriegt; maar hij herinnert het
zich niet, dat het punt, 'twelk door de commissie is vooropge
steld in de sectiën zelve is besproken veel minder een punt
van behandeling heeft uitgemaakt. Dit voor zooveel spr. zich
herinnert; het kan zijn, dat hij dwaalt, in welk geval hij gaarne
zal worden teregt gewezen. Maar zelfs afgescheiden hiervan
houdt spr. het er voor, dat zoodanig voorstel als door de com
missie is gedaan niet aan de orde mag worden gesteld tenzij
het alle phasen van het reglement van orde hebbe doorloopen.
Ieder lid van den raad heeft het regt voorstellen te doen en het
reglement van orde wijst den weg aan op welke wijze met zoo
danige voorstellen wordt gehandeld. Art. 30 zegt„Ieder lid
„heeft het regt voorstellen te doen. Voorstellenvreemd aan
//de orde van den dagmoeten schriftelijk en onderteekend aan
„den voorzitter worden ingeleverd." Men denke nietdat het
spr. te doen is chicanes te makenomdat het voorstel niet
schriftelijk maar gedrukt aan hem is ingeleverd. Verre van
dat; maar art. 81 zegt: „De voorzitter deelt die voorstellen
„aan den raad mede en geeft dadelijkof later vóór den aan-
„vang der beraadslagingaan den voorsteller het woord om zijn
„voorstel toe te lichten. Indien de raad besluithet voorstel in
„overweging to nemenwordt daarmede gehandeld zooals om-
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan 13 Februarij 1873.
31
t „trent het onderzoek van stukken in dit reglement is bepaald."
f Er moet dus voorafgaan een besluit tot in overwegingueming
van het voorstel merkt spr. op. Dit is ten aanzien van dit
voorstel niet geschied en zoolang het niet heeft plaats gehad
moet hij zich tegen de behandeling daarvan verzetten. Men
i zegge misschiendat er tusschen het voorstel der commissie en
de wijziging der verordening een groot verband bestaat. Ook
6pr. wil niet ontveinzendat er tusschen beide onderwerpen
althans eenig verband aanwezig is; maar hij gelooft, dat men
hem zal willen toestemmen, dat in de gemeentehuishouding tus
schen alle zaken wel een verband is aan te wijzen wijl ze alle
uitloopen op dit eene middenpunthet gemeentebelang. Doch spr.
j vindt het ongerijmd het zoeken naar verband zóóver door te
drijven.
Misschien zal men wijzen op de zelfstandigheid van de rap-
h porteurs. Spr. wil gaarne die zelfstandigheid eerbiedigenhij
brengt hulde aan de wijzewaarop alles in het rapport is uit-
eengezetmaar hij betwijfelt het, of de zelfstandigheid zoo ver
gaatdat rapporteurs de bevoegdheid zouden hebben eene be-
I slissing uit te lokken over eene zaak, die in de sectiën geen
j punt van bespreking heeft uitgemaakt. Dusdoende gelooft hij
•j dat de zelfstandigheid te ver wordt gedreven op die wijze zou
men gerust de sectie-vergaderingen uit het reglement van orde
J kunnen schrappen. Men zou eenvoudig kunnen volstaan met de
j benoeming eener commissie van rapporteurs en aan deze te zeg
gen voeg er bij en laat er af hetgeen u goed dunkt. Spr. wil
niet over de zaak der pensionering zelve spreken en hij geeft
den leden in overweging dit ook niet te doen, maar als voor
zitter dezer vergadering gelooft hijmet het reglement van orde
in de hand, zich te moeten verzetten tegen de in behandeling
i neming van de door rapporteurs onder a en b gedane voorstel
len. Op grond van een en ander stelt hij voor te besluiten be
doelde voorstellen niet in behandeling te nemenals zijnde strij
dig met het reglement van orde. Over dit voorstel opent hij
I thans de beraadslaging.
E De heer Jongsma gelooft, dat de voorzitter zich vergist,
als hij meentdat de zaak van pensionering niet in de sectiën
1 is behandeld. In de tweede sectie althans is ze spr. meent
door den heer van Sloterdijck ter sprake gebragt. Als gevolg
daarvan is in die sectie de vraag besproken of men de in be
handeling neming van het voorstel tot reorganisatie der polilie
ook afhankelijk moest stellen van eene regeling tot pensionering
van ambtenaren eene vraagdie door de meerderheid dier sec
tie ontkennend is beantwoord. Dit is hetgeen ter zake in de
tweede sectie.is voorgevallen, waarmede spr., die tot de minder
heid heeft behoordin de vergadering van rapporteurs is geko
men. Daar is de zaak op nieuw besproken en heeft men ge
meend de aanneming van het voorstel tot reorganisatie der po
litie van eene regeling der pensionering afhankelijk te moeten
maken. Spr. ziet nog niet in, dat rapporteurs met het door hen
voorgestelde de grenzen hunner zelfstandigheid zijn te buiten ge
gaan. Die^ grenzen zijn niet door de wet of eenig reglement
bepaald. Ze hangen dus af van hetgeen als gewoonte geldt
of van ieders subjectief begrip omtrent de zelfstandigheid van
rapporteurs.
De heer Attema vereenigt zich niet met de beschouwing van
den heer Jongsma, wat betreft de zelfstandigheid van de com
missie van rapporteurs. Het is moeijelijk met juistheid uit te
maken tot hoever die zelfstandigheid zich uitstrekt. Spr. heeft het
altijd zoo opgevat, dat de zelfstandigheid eenerzijds alles omvat,
wat betreft de zaak in kwestie door de sectiën onderzocht,
maar anderzijds ook door die zaak in kwestie beperkt wordt.
De commissie van rapporteurs dus, isterwijl ze een relaas van
het gesprokene mededeelt, in zoover zelfstandig, dat ze de be
voegdheid heeft hare eigene opmerkingen daarbij te voegen. Zij
heeft zich echter te bepalen bij de zaak welke in de sectiën is
onderzochtmaar mag daaraan geen kwestiën verbindendie
met die zaak in geen of in een verwijderd verband staan. Ook
spr gelooftdat de commissie de grenzen harer zelfstandigheid
in dezen heeft overschreden. Wat toch was hier aan de orde?
Alleen een voorstel tot reorganisatie der politie. De kwestie,
of die of meer ambtenaren zullen worden gepensioneerdstaat
op zich zelve; zij moet opzettelijk worden onderzocht; zij is
reeds in onderzoek geweest bij burgemeester en wethouders
althans bij een van de leden van 'tcollegie; ook bij het laatste
onderzoek der gemeente-begrooting is een wenk ter zake aan
burgemeester en wethouders gegeven. Wanneer de raad juist
nu die kwestie aan de orde steltdan zal noodzakelijk de reor
ganisatie der politie voor dit oogenblik op den achtergrond wor
den geschoven. Spr. gelooftdat dit is de orde van behande
ling omkeeren. Wil men de kwestie van pensionering onder
zoeken dan moet men dit afgescheiden van andere zaken doen.
De commissie is voor zich zelf Dog niet geheel overtuigdze
spreekt van pensionering van polttiebedienden of andere gemeente
ambtenaren. Ze doet alzoo in de verte geen bepaald voorstel.
Al weer een motief zegt spr. dat de kwestie van pensio
nering thans niet een punt van debat, veelmin van beslissing
kan zijn. Hem komt het voordat de orde van behandeling
door den voorzitter voorgesteld, de eenig ware is.
De heer Wiorsma merkt opdat de kwestie van pensione
ring alleen is gememoreerd als een bezwaar tegen de reorgani
satie der politie. Dat bezwaar echter is niet van rapporteurs
maar uit de sectiën zelve afkomstig het moest dus bij rappor
teurs een punt van bespreking uitmaken en bij hen vond het
zooveel weerklankdat zij geene nieuwe regeling wenschten
vóór en aleer de pensionering zou zijn tot stand gebragt. Het
gevolg had dus moeten zijndat de commissie adviseerde tot
niet aanneming der voorstellen tot reorganisatie der politie. Van
den anderen kant konden rapporteurs zich zeer wel vereenigen
met de voorgestelde inrigting der politieen hadden ze dus te
kiezen tusschen het aanhouden of de niet aanneming dier rege
ling. Het bezwaar van het vaststellen eener regeling vóór het
pensioneren werd door rapporteurs beschouwd als eene kwestie
van tijdzij wisten dat de zaak reeds meermalen was onder
zocht ze hooptendat tegen het invoeren van zoodanige rege
ling geen overwegende bezwaren zouden bestaan maar het was
niet hunne taak een voorstel dienaangaande te doen. De heer
Attema oordeelt minder juist als hij meent dat de commissie
het met haar zelve nog niet eens is. De commissie heeft zich
slechts bepaald tot verwijzing naar de gemeente Groningen en
overigens algemeene denkbeelden aan de hand gegeven. Zij
heeft de voorkeur er aan gegeven om op de bezwaren van pen
sionering wijzendete doen uitkomen, dat, wanneer die bezwaren
zijn opgeheven zij voor het voorstel was. Bij haar staat op den
voorgronddat wanneer eerst de voorgestelde regeling der po
litie wordt aangenomen men in een vicieuzen toestand komt,
omdat er dan zooveel meer lagere gemeente-ambtenaren worden
gecreëerd. Zij oordeelt, dat dan eene regeling der pensionering
te laat is. Dit zijn de redenen waarom men allereerst opzig-
tens de pensionering een besluit wil uitlokken. Nu heeft de
voorzitter gezegd dat dit in strijd is met het reglement van
ordehij erkende echterdat er wel *eenig verband tusschen
beide zaken bestond. Spr. daarentegen is van oordeel, dat er een
groot verband aanwezig is, daar, indien onderdeden a en 4 van
het voorstel der commissie niet in behandeling komende le
den die over de pensionering denken als de commissiehoe
groote voorstanders overigens ook van de voorgestelde reorga
nisatie toch genoodzaakt zullen zijn daartegen te stemmen. Ilij
is dus van oordeeldat tusschen beide zaken een zeer naauw
verband bestaat.
De heer DirkS heeft het voorstel van burgemeester en wet
houders met genoegen begroet en zich er bij voorbaat reeds over
verheugd dat de gemeente nu weldra een beter geregeld poli
tiepersoneel zou krijgen. Met leede oogen heeft hij daarom ge
zien het voorstel der commissie, om de behandeling van dat