76
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 10 Julij 1873.
cp to wijzen dat in den laatsten tijd door toepassing van het
stelsel va!) aanbesteding der benoodigdheden, de emolumenten van
den bode belangrijk zijn ingekrompen.
De lieer DuparC sluit zich aan bij 't door den heer van Val
kenburg gesprokene, waaraan hij echter nog iets wenscht toe te voe
gen. Er is opgemerkt dat de werkkring van den bode door de
wijziging der wet is vereenvoudigd. 'Oppervlakkig schijnt dit
het geval te zijnmaar in werkelijkheid is dit niet zoo
omdat de bode thans ook heeft te zorgen voor de zoogenaamde
buitenarmen die vroeger voor rekening van andere gemeente
werden bedeeld en toen niet begrepen waren in de gewone uit-
deeling van kleedingstukkenbrandstof enz. Is dus aan den
ee,nen kant de werkkring vereenvoudigdaan den andereu kant
daarentegen is hij toegenomen.
Spr. moet er nog bijvoegen dat ook liet traetement van den
secretaris-boekhouder op hetzelfde cijfer van vroeger is gelaten
niettegenstaande de werkkring van dezen ambtenaar door de
wijziging der wet werkelijk aanmerkelijk is vereenvoudigd.
De heer Brtlinsma is met den voorzitter van oordeeldat
de bezoldiging van den bode als billijk mag worden aangemerkt.
Spr. wijst er op dat in de meeste gevallen emolumenten wei
nig of niet geteld worden; maar bij verlies daarvan hoog er van
wordt opgegeven. In ieder geval heeft de bode ook thans nog
emolumentenen wanneer men nu in aanmerking neemtdat
er gemeente-ambtenaren zijn wier bezoldiging nog geen f 600
bedraagt en daarbij in 't geheel geen emolumentenvrije wo
ning of iets dergelijks genieten dan dunkt hem dat hier niet
de minste aanleiding tot verhooging bestaat. Indien men liet
traetement van dezen ambtenaar verhoogde zouden ook weer
andere ambtenaren op verhooging aaDspraak mogen maken.
De heer BlO0mbörgen merktten aanzien van de bewering
van den heer Duparc dat het traetement van den secretaris
boekhouder niet is verlaagd op dat hij het zeer rationeel acht
dat niet dadelijk tot eene tractements verlaging wordt besloten, in
dien door wijziging der wet de omvang van den werkkring eens
ambtenaars vermindert. Spr. kan er trouwens ook bijvoegen
dat juist de secretaris-boekhouder in de vermindering zijner be
zigheden aanleiding heeft gevonden om zich sommige bemoeijin-
gen aan te trekkendie vroeger door den bode werden verrigt.
Hij gelooft daarom dan ook dat de bezoldiging van laatstge
noemden aan zijn werkkring geëvenredigd is. Zeer gaarne zou
hij, eene verhooging dier bezoldiging bevorderlijk willen zijn met
het oog op het talrijk gezin van den bodeindien er maar meer
werk voor hem was. Wat spr. intusschen over zijne werkzaam
heden vernomen heeftheeft hem de overtuiging gegevendat
met het oog daarop de vergelijkiug tusschen hetn en andere
ambtenaren in zijn voordeel uitvalt.
De heer Duparc maakt den heer Bloembergen er op op
merkzaam, dat in der tijd juist door burgemeester en wethouders
het voorstel is gedaan omin verband met de vermindering
der werkzaamheden van den secretaris-boekhouder, diens bezoldi
ging van J 800 tot op 600 te verlagen maar dat op voorstel
van een der raadsleden die bezoldiging op 800 is gelaten. Spr.
voor zich heeft bij de beschouwing dezer zaak minder notitie
genomen van de getalsterkte van het gezin van den bodedoch
is van oordeeldat bij de regeling der bezoldiging onverschil
lig van welk ambtenaar wel op het gezin mag worden gelet.
Of moet men bij de regeling van loonen en tractemenlen slechts
letten op het individudat de dienst verrigten niet voor oogen
houdendat de persoon in kwestie óf reeds óf later voor een
gezin zal hebben te zorgen P Spr. is te meer gezind voor het
laatste stelselomdat het bestaan van gezinnen in een staat ge
tuigt voor de algemeene zedelijkheiden hij het bepaald onge
lukkig zou noemenindien er te veel célibatoires in een land
worden gevonden. Wat betreft de vreesdat men door de ge
vraagde tractementsverhooging toe te staan aanleiding zal geven
dat ook andere ambtenaren verhooging zullen vragenverklaart
spr.dat hij die aanvragen met gerustheid zal afwachtenwijl
hij ieder geval op zieli zelf beschouwd wil hebben. Hij is niet
bevreesd voor de consequentiedie de toetestane verhoogiug
zou kunnen medebrengen om namelijk ook ten opzigte van au-
dere ambtenaren billijk te zijn.
De heer Dirks heeft het woord gevraagd tot het voorstellen
eener motie van orde om de verdere behaudeling der aanhangige
zaak tot de volgende vergadering te verdagen. Hij dort dit
omdat thans aan het oordeel der vergadering een amendement
tot verhooging der bezoldiging wordt onderworpen waarop de
leden niet waren voorbereid. Ook de omstandigheiddat er
heden van de 21 leden slechts 12 aanwezig zijn geeft hem daar
toe aanleidiog. Wordt nu de behandeling verdaagd tot heden
over veertien dagendan is er in de eerste plaats gelegenheid
de zaak nader te overwegen en bestaat er in de tweede piaats
kansdat de vergadering meer voltallig zal zijnomdat in be
doelde vergadering ook het zóó belangrijke rapport over de op-
rigting eener school van middelbaar onderwijs voor meisjes zal
worden behandeld.
De keer Bruinsma verklaart zich tegen het door den heer
Duparc voorgestaan stelselom bij de bepaling der bezoldiging
op het gezin van deu ambtenaardien het geldtte letten. Op
die wijze zou er tusschen twee ambtenaren die hetzelfde werk
verrigteneene merkelijke onevenredigheid in de bezoldiging
ontstaan.
Met de motie van den heer Dirks zal spr. zich niet vereenigen.
Hij is er niet voor om de behandeling eener zaak uit te stellen,
indien dit niet bepaald wezen moet. Er mogen op dit oogenblik
weinig leden tegenwoordig zijn in ieder geval zijn er toch
genoeg om een besluit te kunnen nemen.
De motie van den heer Dirkshierop in omvraag gebragt
wordt aangenomen met 7 tegen 5 stemmendie van de heeren
van der MeulenBuma, WiersmaBruinsma en Suringar.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging van het
vrachttariefbehoorende bij Jut reglement op de beurtveeren tusschen
Leeuwarden en de dorpen van Menaldumadeél.
Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten:
Het bij het voorstel gevoegd besluitzooveel deze gemeente
aangaatgoed te keuren en vast te stellen.
Volgens dat besluit wordt bepaald dat de vracht voor passa
giers zal zijn als volgt
Beetgum en BeetgumermolenJ 0.12.
Berlikum en Wier- 0.15.
BlessumBoxum en Deinum- 0.12.
Dronrijp Hoornbrug en Menaldum 0.15.
Engelum en Marssum- 0.12.
Voor kinderen beneden 12 jaren oud wordt halve vracht be
taald.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders in zake het adres van
den raad der gemeente Stad Ommentot aanleg van een spoorweg van
Meppel naar Almelo.
In overeenstemming met de conclusie van het voorstel wordt
besloten
Het adres van den raad der gemeente Stad Ommen, dd. 5 Mei
1873 bij zijne excellentie den minister van binnenlandsche za
ken te ondersteunen in zoover dat nl. bevat het verzoekom
voor rekening van den staat aan te leggen een spoorweg van
Meppel via Ommen tot Almeloen in verband daarmede in te
zenden het volgende adres:
Aan
zijne excellentie den minister van binnenlandsche zaken.
//De raad der gemeente Leeuwarden
//kennis hebbende genomen van een door den raad der ge
meente Stad Ommen aan uwe excellentie gerigt adresdd. 5
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 10 Julij 1873. 77
Mei 1873 inhoudende verzoek, dat door uwe excellentie moge
worden ingediend een wetsontwerp om voor rekening van den
staat een spoorweg aan te leggen van Almelo naar Meppel, met
een zijtak van Ommen naar Zwolle enz.
«Geeft met verschuldigden eerbied te kennen
z/dat hij overtuigd isdat de bij bedoeld adres aangevraagde
spoorwegverbinding Meppel, via Ommen, Almelo, voor de
noordelijke provinciën in 't algemeenmaar ook voor deze ge
meente van het hoogste gewigt is te achten
z/dat het toch op dit oogenblik de zoo zeer gewenschte ver
binding der noordelijke provinciën met het midden en het noor
den van Duitschland bepaald onvoldoende kan worden genoemd
en het bij de onzekeTe vooruitzigten van het tijdstipwaarop
eene spoorweg-aansluiting NieuweschansIhrhove zal tot stand
komen, van het hoogste belang is die aansluiting ook langs een
anderen weg te bevorderen temeer dewijl door de dienstregeling
van den staatsspoorweg de reeds zóó omslagtige route over
Zutphen voor reizigers, vee en goederen groot ongerief oplevert;
z/dat de handelin 't bijzonder de belangrijke veehandel dezer
gemeentemeer en meer dringende behoefte heeft aan de kortst
mogelijke spoorweg-verbinding met midden-Duitschland
wdat de raad van Leeuwarden om die reden de vrijheid neemt
uwe excellentie te verzoeken, een wetsontwerp te willen indie
nen om voor rekening van den staat aan te leggen een spoor
weg van Meppel via Ommen naar Almelo."
5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot oninvorderbaarverkla-
ring van aanslagen in de directie belasting op 't inkomen enz. over
1870—1872.
Zich vereenigende met de conclusie van het voorstelwordt
door de vergadering besloten
1°. Oninvorderbaar te verklaren de aanslagen in de directie
belasting op het inkomen en die op het houden van honden
zoomede den aanslag wegens schoolgeldenrespectivelijk ver
meld op de staten onder letter a tot en met h ingezonden door
den ontvanger dezer gemeente bij missive van 25 Junij 1873
no. 750 ten bedrage als volgt:
a. wegens belasting op het inkomen over 1870 f 34.21
b. alsvoren over 1871 51.84;
c. w belasting op het houden van honden over 1S71 f 2.25
d. op het inkomen over 1872 (oninbaar) J 331.41 1/2
e. alsvoren over 1872 ten name van personen, inden
loop des dienstjaars naar elders vertrokken f 1143.92 1/2
wegens belasting op het houden van honden over 1872
(oninbaar) 195
g. wegens alsvoren over 1872 ten name van in den loop
des diensljaars naar elders vertrokken personen j 19.50.
h. wegens schoolgelden (abusieve aanslag) 8.50.
20. Den gemeenteontvanger te magtigenom op de betrekke
lijke kohieren en den betrokken staat van schoolgelden als on
invorderbaar af te schrijven de sommen sub 10. vermeld.
6. Resolutie van gedeputeerde staten houdende beschikking op bij dat
collegie ingediende reclames tegen aanslagen in den hoojddijken omslag
over 1873.
Overeenkomstig het voorstel wordt besloten
1°. De door gedeputeerde staten beoogde wijzigingen in het
kohier aan te brengen.
20. Het kohier finaal vast te stellen in belastbaar kapitaal
tot een bedrag van J 2.958.559.50 en in totaal van den aanslag
ter somma van 99.111.39 1/g-
7. Benoeming van een hulponderwijzer aan de fusschenschool le klasse.
Bij de gehouden stemming wordt L. Nieuwenhuishulponder
wijzer te Groningen, met algemeene stemmen benoemd.
IV. De heer van Valkenburgdaartoe verlof van de
vergadering hebbende bekomenrigt de volgende vragen tot
burgemeester en wethouders
lo. Waaraan is het toeteschrijvendat b'rj den brand bij
Eldersin den nacht van 2 op 3 Julij de brandspuiten zoo lan
gen tijd nè, het uitbreken daarvan op de plaats des onheil9 zijn
aangekomen
20. Welke was de oorzaakdat bij enkele spuiten een groot
deel van het daarbij behoorend personeel ontbrak en dat andere
spuitenin werking gesteldzoo slecht hebben gewerkt
De Voorzitterbereid om op de gedane vragen te antwoor
den acht deze eenigzins onbepaald en algemeen gesteld te zijn.
Hij zou kunnen volstaan met op de eerste vraag te antwoorden,,
dat hij niet met volkomen zekerheid de reden kan opgeven
waaraan het is toeteschrijvet) dat de spuiten niet vroeger bij den
brand zijn aangekomen. Niettemin wil hij zijn persoonlijk ge
voelen deswege mededeelen. In de eerste plaats dan
schrijft hij het langer wegblijven der spuiten toe aan het uur,
waarop de brand is uitgebarsten een uur, waarin de menschen
in den eersten slaap en dus het moeijelijkst te wekken zijn, - en
in de tweede plaats aan het mioder goed begrepen signaal van
brandalsmede aan de mindere bedrevenheid der politiebedien-
den om van het daartoe gebezigd instrument gebruik te maken.
Maar in het algemeen gelooft hij te mogen zeggendat de be
wering als zouden de spuiten te laat zijn aangekomen niet ge
heel juist is. Dat in het oog van den geachten spreker die
zeer nabij de plaats woont, alwaar het onheil is voorgevallen,
de spuiten lang schijnen te zijn weggebleven ligt in den aard
der zaak. Indien er eoit aanleiding tot ongeduld bestaat, dan
is het bij het ontstaan van brand. Spr. zelfdie ook spoedig op
de plaats aanwezig washeeft dat ondervonden. Burgemeester
en wethouders hebben dadelijk een onderzoek ingesteldof er
ook verzuim had plaats gehad en of de spuiten hebben beant
woord aan hetgeen men er van mag verwachten. Van bevoegde
zijde is hun de verzekering gegevendat het personeel der
brandweer goed heeft gewerkt en dat menin aanmerking ge
nomen den afstanddien het brandend perceel van het water
verwijderd is, over de werking der spuiten redenen van tevre
denheid heeft. Maar om nu bepaald te zeggenof de spuiten
niet eerder bij den brand hadden kunnen tegenwoordig zijn
hiertoe is spr. niet in staat.
Ten aanzien van de tweede vraag kan spr. niet anders zeggep,
dan dat hij het ontbreken van het noodige personeel bij de spui
ten toeschrijft aan het niet begrijpen van het brandsignaalge
lijk hij reeds zoo even de eer nad op te merken. Daarbij moet
hij nog op de omstandigheid wijzendattoen bevel was gege
ven tot het kleppen der klok men door het breken van het
touw verhinderd is geworden daarmede voorttegaan. Na her
stelling van het touw heeft de klok andermaal geklept, doch
waarschijnlijk is het dat door het plotseling ophouden menigeen
gedacht heeft, dat men den brand meester was.
Dat de spuiten slecht zouden hebben gewerkt kan spr. be
paald tegenspreken. Hij heeft zich ten dezen bij den opperbrand-
meester geïnformeerdvan wien hij de verzekering heeft gekre
gendat naar zijn oordeel de spuiten goed hebben gewerkt en
dat men eene ondervinding van 40 jaren herwaarts moest heb
ben om hierover met grond te kunnen oordeelen. Spr. geeft
hier terug wat hij uit den mond van den opperbrandmeester ver
nomen heeftis hij in gebreke gebleven de noodige inlichtingen
te verstrekken gaarne is hij bereid nadere ophelderingen te
gevenindien hij namelijk daartoe bij magte is.
De heer van Valkenburg komt terug op de bewering van
den voorzitter als zoude het onjuist zijn dat de spuiten te laat
bij den brand zijn aangekomen. De omstandigheden onder welke
de brand heeft plaats gehad, zijn bepaald gelukkig te noemen
wijl er volkomen windstilte heerschte. Niettegenstaande is toch
een gebouw geheel afgebrand en zijn twee naastgelegen gebou
wen beschadigd. Ware er eenigen wind geweest de brand
zou eene groote uitbreiding hebben gekregen, en dit wel hoofd
zakelijk wegens gebrek aan hulp. Dat de brandweer te laat
kwam heeft spr. toegeschreven aan te weinig politie op straat.