94
erslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan 14 Augustus 1873.
voor, dat dit beginsel ook later bij eene meer voltallige verga
dering zal worden gehandhaafd en het is daarom dat hij den
heer Rooseboom in overweging geeft zijn voorstel in dier voege
te wijzigen dat het tractement van den directeur wordt bepaald
op 2500. 2200 onder de bezwarende in de instructie op te
nemen bepalingen vindt spr. min voldoende.
De heer Rooseboom acht het met den vorigen spreker wel
waarschijnlijk, dat eene verbodsbepaling in de instructie zal
worden opgenomendoch gelooftdat die bepaling dan toch
nog geen stellig verbod zal behelzen. De gelegenheid tot het
verrigten van particulier werk zal dan nog niet geheel zijn afge
sneden en dat in aanmerking nemendevindt spr. de door den
heer van der Meulen genoemde som wel wat hoogwaarom hij
zich aan zijn amendement houdt.
De heer Rengers viudt het als lid van het dagelijksch be
stuur altijd moeijelijkom zich te verklaren tegen een van den
raad uitgaand voorstel tot verhooging der bezoldiging van een
verdienstelijk ambtenaar. De bedoelde titularis verkeert echter
in eene bijzondere omstandigheiddie men bij de traktcments-
regeling niet dient voorbij te zien. Al geeft men toe dat bij
vacature voor J 2000 geen bekwaam architect zich zou aan
melden, men kan toch ook niet voorbijzien, dat de tegenwoordige
titularisdoor de vergunning om andere betrekkingen en werk
zaamheden op zich te nemenfeitelijk in een veel gunstiger
positie verkeert. Neemt men daarbij in aanmerking dat de be
zoldiging van den architect nog niet lang geleden verhoogd werd
en de nieuwe regeliug eene niet onbelangrnke vermindering der
werkzaamheden voor dien ambtenaar beoogt, dan vindt spr. in
het gegeven geval geene voldoende aasleiding voor de verhoo-
S'nS-
De heer Oostorhoff' merkt op dat de architect in zijne
missive er van spreektdat de bouwmeester te Dordrecht eene
bezoldiging van 2800 en die te Groningen j 2500 geniet, be
nevens het vrije genot van dc voor hen bestemde woningen.
Spr. gelooft, dat dit onjuist is. Zijn zijne informatiën juist, dan
bedraagt de bezoldiging vad die ambtenaren f 2500 zonder meer
en is er dus van geen vrije woning sprake.
De Voorzitter gelooft, dat de heer Oosterhoif in eene dwa
ling verkeert, daar, volgens eeue bij de stukken aanwezige
verordening, vastgesteld door den raad der gemeente Dordrecht
den 6 Augustus 18GGde directeur der gemeentewerken eene
jaarwedde geniet van 2500 a 3000. Blijkens eeuc in de ver
ordening door den secretaris dier gemeente gemaakte kantteeke-
ning geniet de tegenwoordige titularis f 2SOO.
De heer Oostorlioft' regtvaardigt zich met een schrijven van
den secretaris der gemeente Dordrecht van 5 Augustus j.l.waarin
wordt gezegddat de bezoldiging van den directeur 2500 be
draagt.
De Voorzitter zegt, dat dan .hier of daar eene fout zal zijn
ingeslopen, lntusschen is ook hij van oordeel dat eene verhoo
ging van 200 wel aanbevelenswaardig is. Het collegie van
dagelijksch bestuur was eenigzints huiverig de jaarwedde tot een
hooger bedrag voor te dragen doch spr. kan zich vereenigeu
met het argument van den voorsteller, dat men niet moet letten
op den tegenwoordigen titularis, maar ook op de toekomst; en
dit doende, gelooft spr., dat eene bezoldiging van 2200 niet
te hoog is.
Hierna wordt het voorstel van den heer Rooseboom en het
dienovereenkomstig gewijzigd art. 2 aangenomen met 8 tegen G
stemmen, die van de heeren Jongsma, Suringar, Wijbrandi,
OosterhoffRengers en Bloembergen.
Art. 3 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen alleen
de heer Jongsma verklaarde zich er tegen doch verlangde geen
stemming.
Art. 4.
Dc heer van Eijsinga vraagt, of het niet wenschclijk zou
wezen den aanhef van art. 4 te lezen7,De directeurde hoofd-
opzigter en de opzigtersenz.
De Voorzitter acht de opmerking juist te zijn. Dewijl iu
art. I de ambtenaren bij name zijn genoemd acht hij het aan
bevelenswaardig dit ook hier te doen. Namens burgemeester
en wethouders stelt hij voor het artikel overeenkomstig den
wensch van den heer van Eijsinga te wijzigen.
Aldus wordt zonder hoofdelijke stemming besloten en het art.
vastgesteld.
Art. 5.
De Voorzitter acht het wenschelijk aan dit art. nog eene
bepaling toe te voegen betrekkelijk het afleggen van een eed
door de ambtenaren. In de verordening van Dordrecht treft men
ook dergelijke bepaling aan terwijl in de verordening tot rege
ling van den rang enz. van het personeel aan de gemeentelijke
gasfabriek die bepaling ook voorkomt. Spr. meentdat die be
paling in deze verordening moeijelijk kan worden gemistwaar
om hij voorstelt aan het slot van art. 5 volgende alinea toe te
voegen
«Alvorens hunne betrekking te aanvaardenwordt door de
«ambtenarenvermeld onder lett. abc en d van art. 1 in
«handen van burgemeester en wethouders de volgende eed of
«belofte afgelegd
««Ik zweer (beloof), dat ik de betrekking van directeur der
««gemeentewerken hoofdopzigter opzigterschrijver
««eerlijk en trouw overeenkomstig mijne instructie en verder
««mij door burgemeester en wethouders te geven voorschriften
„nzai waarnemen. Zoo waarlijk helpe mij God almagtig (dat
««beloof ik)."
Aldus aangevuld wordt art. 5 zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Dc artt. G en 7 worden mede zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Vervolgens wordt de verordening in haar geheel aan de stem
ming onderworpen en aangenomen met 12 tegen 2 stemmen die
van de heeren Rooseboom en Jongsma.
Zijnde dientengevolge vastgesteld de volgende verordening
De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende dat het wenschelijk is den rang, het getal de
bezoldiging en de wijze van benoeming der ambtenaren en be
dienden belast met het beheer en de zorg voor de plaatselijke
werken en eigendommen der gemeente bij verordening te regelen,
Gezien de artikelen 135 en 13G der wet van den 29 Junij 1851
Staatsblad no. 85)
BESLUIT
Vast te stellen de volgende
VERORDENING, regelende den rang, het ge
tal do bezoldiging on de wijze van benoe
ming dor ambtenaren en bediendenbelaBt
met het beheer en do zorg voor de plaat
selijke werken en eigendommen van do
gemeente Leeuwarden.
Art. 1.
Ten behoeve van het beheer en de zorg voor de plaatselijke
werken en eigeudommen der gemeenteworden aangesteld
a. een directeur der gemeentewerken
b. een hoofdopzigter
c. drie opzigters
d. een schrijver
e. een tijdelijk teekenaar of schrijver die in dienst gesteld
wordt naarmate de werkzaamheden dit vorderen.
Art. 2.
De directeur geniet eene jaarwedde van J 2200 en heeft boven
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 14 Augustus 1873.
95
dien het vrije genot van de voor hem bestemde woning.
Art. 3.
De bezoldiging van het overige personeel wordt geregeld
voor de beambten in art. 1 lett. bc en d genoemd bij het
in werking treden dezer verordening en vervolgens bij elke be
noeming door den raad
voor den beambte in art. 1 lett. e aangeduidbij elke benoe
ming, door burgemeester en wethouders;
binnen de grenzen vastgesteld bij de volgende
TABEL.
Beambten. Minimum. Maximum.
Hoofdopzigter ƒ1200 ƒ1660.
Opzigters (ieder) - 600 - 1000.
Schrijver - 600 - 1000.
Tijdelijk teekenaar of schrijver - 400 - 600.
Art. 4.
De directeurde hoofdopzigter en de opzigters worden be
noemd en ontslagen door den raad.
Voor elke benoeming wordt door burgemeester en weihouders
eene voordragt van twee personen ingediend.
De schrijver en de tijdelijke teekenaar of schrijver worden be
noemd en ontslagen door burgemeester en wethouders.
Art. 5.
De in art. 1 genoemde beambten vervullen hunne betrekking
overeenkomstig hun te verstrekken instructiëndie worden vast
gesteld door den raad of door burgemeester en wethouders ie
der voor de beambten door deze collegiün te benoemen.
Alvorens hunne betrekking te aanvaardenwordt door de
ambtenaren vermeld onder lett. a bc en d van art. 1 iu
handen van burgemeester en wethouders de volgende eed of
belofte afgelegd
//Ik zweer (beloot), dat ik de betrekking van directeur der
«gemeentewerken hoofdopzigter opzigter schrijver
«eerlijk en trouwovereenkomstig mijne instructie en verder
«mij door burgemeester en wethouders te geven voorschriften
«zal waarnemen. Zoo waarlijk hclpe mij God almagtig (dat
«beloof ik)."
Art. 6.
Bij het in werking treden dezer verordening blijven de thans
fungerende architect en onder-architect in functiede eerste
onder den titel van directeur der gemeentewerken en de tweede
onder dien van opzigter.
Art. 7.
Deze verordening treedt in werking op een nader te bepalen
tijdstip.
V. De Voorzitter schorst de vergadering voor een vierde
uur ten einde aan de commissieaan welke het onderzoek der
geloofsbrieven van de herkozen leden is opgedragen gelegenheid
te geven tot zamenstelling vau haar rapport.
Na heropening der vergadering wordt door de commissie bij
monde van den heer Jongsma gerapporteerd, dat de stukken zijn
in orde bevonden en geen aanleiding tot opmerkingen hebben
gegeven, waarom zij adviseert de heeren Oosterhoff. Buma, van
Sloterdijck Duparcde With, Bloembergen en Wijbrandi als
leden van den raad toe te laten.
Dienovereenkomstig wordt zonder hoofdelijke stemming be
sloten.
(De heeren Bloembergen de With en Wijbrandi hebben zich
de een na den ander, tijdens over hunne toelating werd beslist
buiten de vergaderzaal opgehouden terwijl de heeren Buma en
Oosterhoff reeds voor de stemming de vergadering hadden ver
laten).
VI. Hierna komt iu behandeling
1. Voorstel van burgemeester en wAhouders op het var zoek van de
medehelpster bij 't onderwijs in vrouwelijke handwerken aan de le tus-
schenschool 2e klasseom verhooging harer bezoldiging.
Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten:
Aan Jacomina Janssen medehelpster voor het onderwijs in
vrouwelijke handwerken aan de le tusschenschool 2de klasse
te kennen te geven, dat het bij haar adres van 8 Jul ij 1873 ge*
daan verzoek om verhooging harer bezoldigingals niet voor
inwilliging vatbaar geacht, wordt gewezen van de hand.
2. Voorstel van burgemiester en wethouders op hel verzoek van den
kloksteller om verhooging van bezoldiging,
In overeenstemming met de conclusie van het voorstel wordt
besloten
Naar aanleiding van het daartoe betrekkelijk verzoek van den
tegenwoordigen titularis M. Ringnalda de jaarwedde verbonden
aan de betrekking van kloksteller der gemeentelijke uurwerken,
met ingang van den 1 October 1873 te verhoogen met. ƒ53 en
te bepalen, dat die jaarwedde van gemeld tijdstip af 500 zal
bedragen.
5. Benoeming van stemburcaux voor de verkiezing van een lid van
den raad op Augustus 1873.
Achtereenvolgend wordeu beneemd tot leden van liet eerste bu
reau de heeren Westenberg en Oosterhoff tot voorzitter vau
het tweede bureau de heer Rengers en tot leden van dat bureau
de heeren Suringar en van Eijsinga.
4. Benoeming van de commissie tot het onderzoek der rekening van
inkomsten en uitgaven van de gemeenteover 1872.
Tot leden der commissie worden benoemd de heeren Altema
Jongsma en van Valkenburg.
De vergadering wordt hierop door den voorzitter gesloten.