98 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 28 Augustus 1873. geen enkel woord zelfs van de uitgifte van prioriteitsaandeelen wordt gesprokenmaar dat het toch zeer goed daartoe kan ko men. //Nood breekt wetten" is een algemeen bekend spreek woord. De weg kan worden aangelegd op eene wijzedie meer geld eischt dan men aanvankelijk meende noodig te heb ben. 8pr. behoeft niet te wijzen op N.-Amerikazelfs op andere landen van Europa niet. Op het oogenblik hebben wij een zeer recent voorbeeld in den spoorweg BoxtelWezeldie met het ingeschreven kapitaal slechts ten deele is kunnen worden vol tooid. Het is te voorziendat de concessionarissen van dien spoorweg wijziging der concessie zullen vragen of liever dat ten gevolge van den finanticlen nood prioriteitsobligatiën zullen wor den uitgegeven. Van daar, dat vooral de aandeelen in dien spoorweg dezer dagen zoo belangrijk zijn gedaald. Juist met het oog op dit feit acht spr. de gestelde speciale voorwaarden van zoo groot belang. Hij gelooft ook nietdat de concessiona rissen daartegen bezwaren zullen hebben. De heer van der Meulen zegtdat juist het voorbeeld van den spoorweg BoxtelWezel pleit tegen het stellen der speciale voorwaarde sub o. De toestand immers is zoo, dat, volgens vorigen sprekerwegens geldgebrek die weg 'niet kan worden voltooid. En nu vraagt spr. wat beter isde mogelijk heid om door het aangaan eener prioriteitsleening te kunnen doorwerkendan wel om bij gemis daarvan het werk onvoltooid te laten liggen In het laatste geval worden de aandeelen ge heel tot //nul" gereduceerd. De heer Duparc gelooft, dat, wanneer ieder aandeelhouder, in welke onderneming ookde hier genoemde speciale voor waarden steldemen geen gevaar had van te komen in dien toestandwaarin men ten aanzien van den spoorweg Boxtel Wezel is geraakt. Als de concessionarissen eenmaal wetendat de storting op de aandeelen niet eerder plaats heeft dan nadat de lijn in exploitatie is gebragtdan zullen ze zich wel wach ten om in den beginne met het geld te ruim te zijnmaar daar entegen zorg dragendat de zaak met het aandeelen-kapitaal in orde komt. Hierop wordt de algemeene beraadslaging gesloten en de con clusie aan de orde gesteldop welke de heer van der Meulen een amendement voorsteltde strekking hebbende om de speciale voorwaarden te doen vervallen. Dit amendementgeene ondersteuning vindendeblijft buiten behandeling. De conclusie, vervolgens in omvraag gebragt, wordt met 13 tegen 1 stemdie van den heer van der Meulen aangenomen. 2. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van de commanditaire bouwvereeniging om uitstel der perfectie van de koopacte van acht perceelen bouwterrein. De heer Jongsma verklaart zich geheel met het voorstel te kunnen vereenigen. Hij zou intusschen daarin nog gaarne eene overweging hebben zien opgenomennamelijk het punt waarop alle inwilliging van het verzoek afstuit. Heeft hij de stukken goed gelezen dan is de strekking van het verzoek dezeom de regten van den fiscus te verkorten. Daartoe wordt in dezen de medewerking van een openbaar ligchaam van bestuureen ge meenteraad, gevraagd. Tot zoo iets mag de raad zich niet leenen. Dit had spr. in het voorstel gaarne vermeld gezien. Eigenlijk be hoorde de raad omtrent een zoodanig verzoek als het onderha vige over te gaan tot de orde van den dag. De conclusie van het voorstel wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. (De heeren Westenberg, Buma^en van 81oterdijck hebben zichals aandeelhouders in de commanditaire bouwvereenigingbuiten stemming gehouden). Zijnde dientenge volge besloten Het verzoek van de commanditaire bouwvereenigingom uit stel van de perfectie der koopacte van de "perceelen bouwter- j rein nos. 2, 3,4, 15, 16, 17, 18 en 28als niet voor inwilli ging vatbaarte wijzen van de hand. 3. Voorstel van burgemeester en wethouders omtrent de verzekering van gemeentegebouwen tegen brandschade. De conclusie van het voorstel luidt als volgt //Burgemeester en wethouders te magtigen om in het vervolg //gebouwen en mobilia, die daarvoor naar hun oordeel het meest //geschikt worden geachtte doen verzekeren in de onderlinge //brandwaarborg-maatschappij uitsluitend voor de gemeente Leeu- //warden." De heer Suringar zegt het volgende Ten vorigen jare heb ik bij de behandeling van de begrootiDg eenige bezwaren ingebragt tegen de verzekering van gemeente lijke eigendommen bij de Leeuwarder brandwaarborg-maatschappij. 't Moge in den eersten opslag een gezellig denkbeeld schijnen dat naaste buren elkander wederkeerig verzekeren tegen brand' schadeik wordt hoe langer hoe banger voor die gezelligheid. Wat heb ik aan de verzekering van mijn buurman en hij aan de mijne op een oogenblik waarin wij hetzelfde gevaar beloopen? «Maar als uw huis in den brand staat en niet te redden is," hoor ik zeggen//dan wordt het neergehaald en uw verzekeraar //daarnaast u blijft bewaard. Bij al die voorzorgbij zulk een bouwordezulk een brandweerbehoort een groote ramp voor //Leeuwarden tot de onmogelijkheden." Wachten we ons mijne heeren voor die vermetele uitspraak en vragen we ons zeiven liever af: Is de zaak in beginsel goed Mijn antwoord daarop isneen In die overtuiging wordt ik ge steund door de uitspraak van een man een regtsgeleerdedie een studie schijnt gemaakt te hebben van dit onderwerp en, eenige weken geledenin een onzer dagbladen wenken heeft gegevendie wel behartiging verdienen. Na de verzekering op vaste premie zoowel als de onderlinge besproken te hebben, geeft hij aan de laatste den voorrangmaar stelt hij de vraag«of z/dan iedere onderlinge verzekering boven eene andere is aan te //bevelenzoo zij aan de vereischten voor andere verzekeringen ^voldoet" Volmondig zegt hij „ja mits die verzekering geene plaatselijke zij." Hij haalt daarop voorbeelden aan, die ons bekend zijn, stelt gevallendie mogelijk zijnen zet in 't licht wat het lot van verzekeraars en verzekerden isbij 't verlies van 't geheelvan de helft, van een vierde. //Bij een geheele afbrandingzegt hij(na de voorbeelden van Hamburg Enschedé Bodegraven en Chicago te hebben aan gehaald) //krijgt geen der verzekerden iets vergoed want hij z/moet evenveel contribueren als hij ontvangen zoudaar al het //verzekerde moet vergoed worden en dus ieders contributie 100 «van de door hem verzekerde som bedraagt. //Is de ramp gedeeltelijkbijv. de helft of een vierdedan //wordt de te betalen contributie zoo hoog, dat zij met een dé- z/sastre gelijk staat, terwijl de vergoeding van schade onvol- //doende is. z/Wij stellen eens, dat de geheele verzekerde som zes millioen //gulden bedraagt, en de schade er drie bedraagt, dan is de //contributie 50 0/q van de verzekerde som. //De 3 millioen, die vrij gebleven is, betaalt er 1 l/2, de drie z/millioen die verloren is gegaan wordt voor de helft vergoed. //De ramp wordt op die wijze algemeenen in plaatsdat de //helft geruïneerd iszijn het allen of nagenoeg allen. //Bij verlies van een vierde betaalt het drie vierdedat ge- //spaard of gered is, 25 als contributie en ontvangt het ver- z/nietigde 75 0/0 vergoeding. //Plaatselijke onderlinge verzekering is in strijd met het doel z/der onderlingheid't welk is de gevolgen van de ramp over //zooveel mogelijk personen te verdeelenopdat zij weinig ge- //voeld worden, terwijl zij juist de nadeelen centraliseert, dus z/het beoogde doel verijdelt. //Onderlinge verzekeringdie tevens plaatselijk isis niets Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan 28 Augustus 1873. /,dcrs dan een ondingzij drukt eene contradictio in terminis uit „en is ten eenenmale af te keuren." Niet te onregte mijnheer de voorzitter heeft de provincieen hebben kerkvoogden der Nederduitsch Hervormde gemeente in der tijd (wakker geschud door den kazerne-brandde eerste eene verzekering van 180,000 de andere eene van ƒ200,000 uit de Leeuwarder maatschappij terug genomentoen men inzag dat men ƒ5 a 6000 had moeten bijpassen Avanneer die kazerne in die maatschappij ware verzekerd geweest. Al mogt op deze cijfers wegens de waarde van de puinhoop en het onverbrande iets worden afgedongen't was niet te ontkennendat men zich aan het gevaar van zulk eene bijpassing niet wagen mogt. Zal dan nu het gemeentebestuur als verzekerde zich daaraan gaan bloot stellen en omgekeerdzal het gemeentebestuur op treden als mede-verzekeraar van zijne eigene gebouwen en goe deren zoowel als van die der ingezetenen? Acht men het dan zoo wenschelijkdat al de brandschaden die binnen de stad ge leden zullen wordengedragen worden door de gemeente en de gemeentenaren zelve? dat met iederen brand het gemeenschap pelijk vermogen zooveel minder wordt als de brandschade be draagt? Acht men dat wenschelijk bij het bestaan van zoovele elders in ons land gevestigde maatschappijenwier soliditeit rust op het beginsel om het gevaar onder zooveel mogelijk van el kander verwijderde panden en ODder zoo groot mogelijk getal verzekerden te verdeelen Men wijst op den zoo gunstigen toestand der maatschappij op het bedrag van het verzekerd kapitaal van 10 1/2 millioen op het gering bedrag der uitbetaalde vergoedingen vau ƒ25,000, op het reservefonds van j 72,000. Maar ik vraag u mijnheer de voorzitter wat beteekent een reservefonds van ƒ72,000 tegenover een verzekerd kapitaal van 10 V' :l,ïKranHniint 9 "Wif. ZCPt, OOS IUI1US VttU J lOgCUW.u» v/wa r 1U Vo millioen, in één en hetzelfde brandpunt? AVie zegt ons dat ae 23 jaar die volgen zullen zoo gelukkig zullen zijn als die achter ons liggen Éen enkele nachtéén enkel oogenblik kan dat vertrouwen op de ondervinding van vroeger in rook doen vervliegen. Er is meermijnheer de voorzitterwaarop ik ook met het oog op de onlangs gemaakte veranderingen in het reglement der Leeuwarder maatschappij zou kunneu wijzenwanneer ik het aangevoerde niet voldoende achtte cm de vergadering terug te houden van een zoo gevaarlijk besluit. De heer Dirks zal zich niet met het voorstel vereenigen. Wat de hoofdzaak betreft, is hij het met den heer Suringar ge heel eens en zal hij dus de gronden niet herhalen door dezen aan gevoerd. Hij heeft echter op het voorstel nog eenige aanmer kingen in het midden te brengen. Vooreerst moet hij komen op de wijzewaarop het voorstel ter kennis van den raad is ge bragt. Onder de stukken toch is voorhanden eene lijstde eigendommen aanwijzende, die voor verzekering vatbaar worden geachtdoch die lijst is èn verouderd èn onvolledig. Zij heeft bovendien nog dit gebrekdat de waarde van de daarop voor-, komende panden niet is opgetrokken, Spr. heeft zich de moeite gegeven de lijst op te tellenwaarbij het hem bleekdat iu 1866 (want van dat jaar is de lijst) de gemeentegebouwen eene waarde hadden van 884,250. Blijkens op de lijst voorkomende kantteekeningen was daarvan toen voor 215,000 verzekerd. Maar hoeveel nu? Ook hefgeen juist den raad tot voorlichting kon strekken mist spr. in de overgelegde stukken: eene verge lijking namelijk tusschen hetgeen de assurantie der verzekerde panden thans kost of zou kosten en dat, hetwelk gevorderd wordt bij eene verzekering in de Leeuwarder maattchappij. Spr. gelooft derhalvedat de raad niet behoorlijk is ingelicht. Eene tweede opmerking van spr. is deze, dat in de stukken doorstraalt-dat ook burgemeester cn wethouders het voorstel met schroomvalligheid doen. In het. voorstel toch komt deze zinsnede voor//Ofschoon nu door den gunstigen toestand der //maatschappij niet alle bedenkingen zijn opgehevendie onder //anderen ook bij de behandeling der gemeentebegrooting voor 1873 tegen de maatschappij zijn geopperd enz." Spr. zou liever willen lezen „en onder anderen bij de behan deling der begrooting voor 1873 zijn gemaakt", want moet hij opmerken er zijn nog andere bedenkingendie verre van opgeheven zijn. Met den heer Suringar is spr. het toch eens, dat de vermeerdering van het reservefonds met}110,000 gedurende drie jaren nog geen voldoenden waarborg oplevert. Indien de gemeente met al hare vastigheden in de maatschappij ging, aan genomen dat de waarde daarvan J 884,000 bedraagt, dan zou zij het tegenwoordig in de maatschappij verzekerd bedrag van ƒ10,300,000 -j- ƒ884,000 als basis aannemende, omstreeks 5 per cent van de schade hebben te dragen, hetgeen bij een eenigzins belangrijken brand eene aanzienlijke opoffering zou kosten. Ook meent spr., dat sommige panden der gemeente te belangrijk zijn om iu de Leeuwarder maatschappij te worden verwaarborgd o. a. het gemeentehuis, waarvan de verzekeringsom J 100,000 bedraagt. Wordt zoodanig pand daarentegen bij eene andere maatschappij verwaarborgd, dan draagt deze veelal een gedeelte daarvan aan eene andere maatschappijsoms wel aan 2 of 3 overopdat bij eventuelen brand de klap niet al te aanzienlijk worde. Men splitstwaarvan in dezen geen 6prakejkan zijn. En dit zegt spr. is het ware karakter der onderlinge verzeke ring dat bij de Leeuwarder maatschappij niet bestaat. Daar komt nog bij dat, indien de gemeente hare panden in de Leeu warder maatschappij verzekertbij eventuelen brand de kosten van wederopbouwing geheel ten laste der gemeentenaren komen; terwijl bij eene verzekering bij andere maatschappijen die kosten grootendeels buiten de gemeente worden gedragen. Ziedaar spr.'s bedenkingen tegen het voorstel, dat hij beschouwt als een eerste stap op een verkeerden weg. Hij laat het aan ieder over zich te verzekeren in de Leeuwarder maatschappij die zich wegens hare goedkoopheid aanbeveelt; doch hij moet er op wijzen, dat die maatschappij gedurende haar bestaan hoogst gelukkig is geweest en dat de mogelijkheid bestaat, dat in een enkelen nacht de geheele reservekas in rook vervliegt. Men moet ook niet vergeten dat hoe meer panden er verzekerd worden ook de maatschappij in soliditeit en goedkoopheid afneemt, daar bij uitbreiding van het getal verzekerde panden ook de gelegen heid tot het beloopen van belangrijke schade door de zich meer en meer concentrerende naburigschap der panden toeneemt. De heer Brunger wenscht met een paar woorden te ant woorden op hetgeen door den heer Suringar op zoo welsprekende wijze is in het midden gebragt. Die spreker schijnt er eene studie van te hebben gemaakt om de Leeuwarder maat schappij te bestrijden. Spr. echter gelooft niet, dat alle aange voerde argumenten even deugdelijk zijn. De heer Suringar noemde dc branden van HamburgEnschedéBodegraven en Chicago. Doch hieromtrent moet spr. opmerken dat Chicago hoofdzake lijk van hout was opgebouwddat men in Enschedé veel huizen aantrof met rieten daken en dat in Hamburg ook veel houten gebouwen voorkwamen, en dus wat brandgevaar aangaat met Leeuwarden noch kunnen, noch mogen worden vergeleken van Bodegraven kan spr. niets zeggen, omdat hij van de inrigting dier plaats weinig vernomen heeft. Spr. kan het den heer Suringar toegevendat men met bran den geen rekening kan houden. Toch meent hij te mo^en zeg gen dat de situatie van Leeuwarden waarborgt tegeu de waar schijnlijkheid van groote branden. Leeuwarden toch is met grachten doorsuedcu en zonder uitzondering zijn er de huizen vau steen gebouwd. Spr heeft voor zich eene statistiek van de Leeuwarder maatschappijwaaruit hem blijktdat gedurende haar 23-jarig bestaan jaarlijks gemiddeld 1075 aan brand schade is uitgekeerd. Die schade is steeds uit de gewone geringe contributiën kunnen worden bestreden. Dat die contribution zoo laag zijn is een gevolg hiervan, dat de directie belangeloos, zon der eenige geldelijke belooning wordt waargenomen. Bij andere

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1873 | | pagina 2