100
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 28 Augustus 1873.
maatschappijen daarentegen maakt men van de betrekking van
directeur een belangrijke bron van inkomst. Indien de inge
zetenen die in andere maatschappijen zijn verzekerdeens op
telden wat door hen over 10 jaren is betaalddan gelooft spr.
dat ze de verzekering zouden erlaDgen, dat de Leeuwarder maat
schappij al een groote ramp moet overkomen om zooveel van
de deelnemers te moeten vorderen.
Spr. acht eene algemeene plaatselijke verzekering ook daarom
nuttigomdat ieder burger alsdan nog te meer zijne pogingen
tot redding aanwendt. Is een brandend pand in eene andere
maatschappij verzekerddan zullen de pogingen tot blussching
nimmer zoo groot zijn. Hetzelfde verschijnsel heeft zichzoo
spr. meent, bij den brand te Enschedé voorgedaan. Indien men
maar wistdat het pand goed verzekerd wasdan liet men het
maar stil branden.
Spr. is als lid van den raad deze leer toegedaan dat hetgeen
bij voor zich zelvcn met gerustheid doet, hij hetzelfde ook mag
doen als vertegenwoordiger der gemeente. Hij heeft geen be
zwaar gezien zijn eigen panden bij de Leeuwarder maal schappij
te verzekeren voor de gemeente ziet hij daarin evenmin bezwaar.
De heer Dirks vond het een vreemd idee, dat bij onverhoop-
ten brand een gemeentegebouw op kosten der geroeentenaren
zou worden opgebouwd spr. echter acht het vrij onverschillig
door wie die kosten worden betaald. De ingezetenen toch wor
den door de maatschappij steeds gebaat eu kunnen bij ouver
hoopten brand wel iets bijpassen. Ook nog in dat geval zullen
ze het zien, dat ze bij eene verzekering in de Leeuwarder maat
schappij wèl zijn gevaren.
De heer Bloembergen wenscht te kennen te gevendat
hij als lid van het dagelijksch bestuur, wegens afwezigheid, niet
tot het voorstel heeft medegewerkt. Ware hij tegenwoordig ge
weest hij zou zich tegen de indiening daarvan hebben ver
klaard en dat wel voornamelijk om dezelfde redenen waarom
in 1866 van burgemeester en wethouders het voorstel is uitge
gaan om verzekeringen te sluiten bij elders gevestigde maat
schappijen. Wanneer echter de redenendie daartoe leidden
niet in het betrekkelijk voorstel zijn opgenomen dan is dit een
voudig hieraan toe te schrijvendat toen ter tijd bij de leden
van den raad het idee vaststonddat de gemeente niet dan bij
elders gevestigde maatschappijen hare panden moest verzekeren.
De ontwikkeling van dit idee schijnt men bij de algemeen heer-
sckende opinie niet noodig te hebben geacht. Ook bij de over
het voorstel gevoerde discussie heeft dat denkbeeld gcene be
strijding ontmoet. Enkel werd er opgemerkt, dat de verzeke-
keriug bij elders gevestigde maatschappijen zou plaats hebben
mits deze geen buitenlandsche zijn.
Spr. zal niets afdingen op de Leeuwarder maatschappij wier
directie hare betrekking belangeloos waarneemtdoch het is de
vraag, of deze overweging wel van invloed mag zijn waar het
eene duurzame verzekering van de eigendommen der gemeente
geldt. Spr. meent van neen. Vooreerst toch is het aan twijfel
onderhevig, of de administratie voortdurend kosteloos zal worden
uitgeoefend. Maai* bovendien geldt het hier de vraag op welke
wijze men zich het best kan verzekeren, om voldoenden waarborg
te hebben voor terugbetaling der schade bij eventuelen brand.
En in dat opzigt kan spr. zich geheel voegen bij hetgeen door
den lieer Suriogar is aangevoerd.
Den heer Dirks moet spr. opmerken dat hij zich bedriegt in
de opvatting van de bij het voorstel gevoegde stukken. De
daarbij aanwezige lijst heeft geen betrekking op- of bevat geen
voorstel tot verzekering van panden. Ze heeft enkel gediend
toen in 1866 de assurantie van sommige panden is voorgesteld.
De heer van Sloterdijck verklaart het niet den heer Surin-
gar volkomen eens tc zijn. Hij kan, in aansluiting aan het door
den heer Bloembergen gesprokene, bevestigen, dat, tocu de raad
in 1866 over het verzekeren van gemeente-eigendommen eene
beslissing namniet alleen de betrekkelijke jeugd van de Leeu
warder maatschappijmaar ook wel degelijk het beperkte terri
toir, waarover de verzekering zich uitstrekt, van invloed is ge
weest op de beslissing.
Spr. wenscht een argument te ontzenuwen van den heerBruu-
ger, die beweerde, dat er bij verzekering in andere maatschap
pijen miudcr ijverig pogingen tot blussching worden gedaan en
dat men dan uitgaat van cle meening en deze soms uitspreekt,
dat men het maar moet laten branden als het voor eens anders
rekening brandt; de brand van Enschedé haalde die spr. ten voor
bedde aan. Spr. laat het daar, hoe bij een brand als dien te
Enschedé 6oms ondeugende uitdrukkingen als de heer Brunger
bedoelde gehoord zijn geworden; doch zeker is het, dat, wil men
rekening houden met dergelijke gevoelens en uitingen men niet
moet vergetendat het bij een eenigzins uitgebreide brand ten
laste van de onderlinge assurantie-maatschappij le Leeuwarden,
ook soms voordeeliger kan zijn voor een verzekerde dat zijn
pand verbrandt dan dat het gespaard blijft, en dat alzoo dat
argument even goed dienst kan doen tegen het voorstel van
burgemeester en wethouders. Spr. blijft voor de gemeente be
zwaar maken tegen eene assurantie-maatschappij op kleine schaal
wat haar territoir van werking aangaat en zal zich daarom tegen
het voorstel verklaren.
De heer van. der Meulen vindtdat de heeren Suringar
en Dirks alles hebben opgesomdwat ten nadeele en over
het hoofd gezien dat velewat ten voordeele der Leeuwarder
maatschappij te zeggen is. Men vergeetom maar iets te noe
men dat door de mindere bedragen van de premien bij de
Leeuwarder maatschappij veel is bespaard, dat anders aan andere
maatschappijen zou zijn uitgekeerd. Spr. heeft geen bezwaar
om eenige panden in de Leeuwarder maatschappij te verzekeren.
Hij gelooft, dat het voorzigtig is de verzekering over verschil
lende maatschappijen te verdeeleu. Tegen de verzekering van
alle panden bij éére maatschappij, welke ook, moet hij be
zwaren oppeien. Hij zou daarom gaarne willen weten, of, in
dien dit voorstel wordt aangenomeneen gedeelte dan wel alle
eigendommen der gemeente bij de Leeuwarder maatschappij zul
len worden verzekerd.
De Voorzitter begint met in antwoord op de vraag van den
heer van der Meulen te kennen te geven, dat, indi» n hij de
bedoeling van burgemeester en wethouders goed heeft gevat
niet het plan bestaat om terstond een einde te maken aan de
verzekering bij andere maatschappijen. Wat. toch vraagt spr.
heeft lot het voorstel aanleiding gegeven "Bij het onderzoek
der begrooting voor dit jaar is door rapporteurs de wensch ge
uit om na te gaan of niet de tijd is gekomen tot verzekering
bij de Leeuwarder maatschappij. Als gevolg hiervan hebben bur
gemeester en wethouders een onderzoek naar den toestand en
de werking dier maatschappij ingesteld en zijn daardoor geleid
tot het denkbeeld om van den raad magtiging te verzoeken tot
verzekering van een of anderhun daardoor geschikt voorkomend
pand bij die maatschappijwaartoe hen de bevoegdheid bij het
besluit van 1866 was ontzegd. Ziedaar zegt spr. de aan
leiding tot het voorstel; ziedaar ook het voornemen omtrent de
toepassing daarvan.
Spr. heeft van versehiller.de zijden tegen dat voorstel beden
kingen hooren aanvoeren. In de eerste plaats ontmoet bij den
heer Suringar, die zich scheen te baseren op de uitspraak van
een jurist, een jurist die liever een rekenaar mogt worden
genoemd, en tegen wiens berekening, dat de brandschade 100
bedraagt wanneer alles afbrandt weinig valt te zeggen, zonder dat
zulks echter iets bewijst. Doch dit daargelaten men kau in
zaken als brand niet op volkomen betrouwbare gegevens wijzen
maar toch kan men wel iets op statistieke opgaven afgaan. Dat
de raad in 1866 bezwaar had om tot de Leeuwarder maatschappij
toe te treden, is spr. verklaarbaar, omdat men teeu nag te wei
nig ondervinding van hare werking had doch thans is de zaak
anders, nu de maatschappij reeds 28 jaren werkt cn een aan-
Vcrslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 28 Augustus 1873.
101
zienlijk reservefonds heeft verkregen. Een feit is hetdat dat
reservefonds ad J 72.000 voor de ingezetenen van Leeuwarden is
bespaard; en buiten die/ 72,000 is misschien nog wel het dubbele en
nog meer voor do ingezetenen behouden gebleven dat anders
aan bijdragen aan andere maatschappijen zou moeten zijn uitge
keerd. En wanneer nu de maatschappij geen redenen geeft om
aan haar biijvend bestaan te twijfelendan ligt het op den weg
I der gemeente haar te ondersteunen niet alleen omdat bij haar
de kosten van verzekering minder bedragen maar ook om te
doen zien dat zij haar vertrouwen schenkt. Deze maatschappij
I heeft dit voordat hare bestuurders op de hoogte zijn van de
bij haar verzekerde eigendommen. Spr. gelooft nietdat er eene
maatschappij in ons land bestaatbij welke de in verzekering
opgenomen panden met meer zorg worden nagegaan en dit is
niet alleen een gevolg van den ijver der directiemaar ook
hiervandat de maatschappij uitsluitend voor Leeuwarden is
terwijl daarentegen andere maatschappijen enkel door correspon
denten worden vertegenwoordigd.
De lieer Dirks heeft gevraagd naar de kosten van verzekering
bij deze en andere maatschappijen. Spr. moet hierop antwoorden,
I dat wanneer burgemeester eu wethouders hadden kunnen ver
moeden dat de raad zoodanige becijfering verlangdezij zich
zouden hebben beijverd haar over te leggen. Heeft spr. het goed,
I dan wordt er tegenwoordig jaarlijks ruim ƒ500 betaald. Dit is
intusschen zeker, dat men door eene verzekering bij de Leeu
warder maatschappij een belangrijk bedrag zal besparen.
Men heeft gezegd «eene plaatselijke verzekering in een on-
z/ding, zij drukt eene contradictio in terminis uit." Spr. komt te
gen die bewering op. Hij heeft iemand gekend die tal van land
hoeven had doch ze niet in eene maatschappij verzekerdehij
verzekerde zich zeiven. Hij heeft gekend iemand eigenaar van
vele schependie op dezelfde wijze handelde. Zoo is het ook
I met de Leeuwarder maatschappij; lmar mindere omslag sfelt haar
in staat om groote rampen te bestrijden.
De heer Dirks is gekomen op de uitdrukking in het voorstel,
wdat niet alle bedenkingen tegen de maatschappij zijn opgehe-
//ven." Spr. echter is van oordeeldat die uitdrukking kan wor
den gehandhaafd. Volgens hem is er geenc maatschappij denk
baar bij welke alle bedenkingen zijn opgeheven. Doch dit is
I zekerdat men zich geen al te donker schrikbeeld moet vor
men daar men anders niets kan uitvoeren.
De heer van Sloterdijck zeide, dat de maal.schappij op te kleine
I K-haal is iDgcrigt. Spr. ziet hierin eene rtden te meer, om deel
te nemen waardoor aanleiding tot vergrooting wordt gegeven,
lioe meer deelname, op des te grooter schaal zal de maatschappij
werken.
De lieer Dirks moet een paar punten releveren. De voorzit
ter heeft als voorbeeld aangehaald eigenaars van vele landhoeven
en schepen, die zich zclven assureerden. Datzelfde beginsel is
ook vroeger in deze gemeente toegepast; doch spr zal de droeve
herinnering daaraan bij gelegenheid van den kaïernebraud niet
in liet geheugen terugroepen. De hoofdvoorwaarde voor zooda
nige verzekering (jaarlijks opklimmende belegging van het anders
voor verzekering uit te geven bedrag) had men niet opgevolgd.
In antwoord op het door den heer van der Meulen gesprokene,
herhaalt spr.dat bij brand in de gemeente de ingezetenen bo
ven hetgeen zij welligt bij dien brand verliezen nog moeten bij
dragen in de aan de gemcenle uit te betalen brandschade.
Alles hangt hiervan af, of men de maatschappij solied acht;
is ze dat, dan moet men er ook alle panden in verzekeren. Meent
men echter zoo doende niet genoeg verzekerd te zijn dan ook
wachte enen zich voor de verzekering van een gedeelte. Waar is
toch de grens? Spr. heeft voornamelijk het oog op de groote
landen der gemeente, zooals het gemeentehuiswaarvoor bij
uv.nd de geheele reservekas zou moeten worden opgeofferd.
Daarom eindigt hij met de waarschuwing, om nu niet dezerzijds
met de verzekering bij de Leeuwarder maatschappij tc beginnen,
l'rincipiït obsta.
De heer Dliparc zal een kort woord tot ondersteuning van
liet voorstel aanvoeren. Hij gelooft, dat de bestrijders daarvan
zijn hetgeen men noemt: //plus royaliste que le roi." Zij willen
de maatschappij niet belasten met de groote panden der gemeente
uit vrees, dat eventueel de deelnemers, inwoners van Leeuwar
den te groote last zouden moeten dragen. Spr. daarentegen
acht liet echter juist goed, indien ook zedelijke ligchamen of cor
poration tot. de maatschappij toetreden. Niemand der bestrijders
zou het ongetwijfeld een particulier ontraden als hij eene groote
assurantieb. v. van 1 a 2 ton met de maatschappij zou willen
sluiten en de particulier zou evenmin er bezwaar in zien een
groot pand te assureren. De leer der bestrijders consequent toe
passende zou echter aan ieder ingezeten van Leeuwarden moe
ten worden ontradentot do Leeuwarder maatschappij toe te
treden omdat bij mogelijken brandevenzeer als men in casu
vreest, andere ingezetenen het hunne tot vergoeding der schade
zouden moeten betalen. Dit schijnt, intusschen liet hoofdbezwaar
tegen het voorstel te zijn. Spr. echter houdt zich overtuigd, dat
de deelnemers door de toetreding van de gemeente worden ge
baat.
De Voorzitter heeft er zich over verwonderd hoe een zoo
goed financier als de heer Dirks kau beweren dat het door niet
verzekering behouden geld niet zou zijn belegd. Die belegging
toch ligt in den aard der zaak. Wil men het, men kan na ver
loopt van 25 jaren nog wel nagaan wat men heeft uitgewonnen
en dat uitgewonnen geld heeft men weder tot andere doeleinden
benuttigd. Spr. wenscht nog te wijzen op de maatschappij van
weldadigheid die vroeger hare vastigheden verzekerdedoch
door naauwkeurige berekeningen tot de overtuiging is gekomen
dat eene eigen verzekering haar het voordeeligst uitkomt. Ten
gevolge daarvan zijn thans de eigendommen dier maatschappij
niet geassureerd. Een bewijs te meer zegt spr. dat eene
eigen verzekering nog geen «onding" ismaar dat er ook thans
nog menschen zijn die anders dan de door den heer Suringar
aangehaalde jurist over deze zaak denken.
Om al de panden in de maatschappij te verzekeren daartoe
bestaat volstrekt geen reden en ook op dit oogenblik is niet
alles bij eene en dezelfde maatschappij verzekerd. Trouwens,
dit ligt in den aard der zaakdewijl sommige objecten beter bij
de eene dan bij eene andere maatschappij verzekerd zijn. Op
dit oogenblik is er voor 626,850 verzekerd iu verschillende
maatschappijen, zooals die van de Jong Co., van der Vies,
de Tielschede Haarlemsche enz.
De heer Suringar is door al liet gesprokene niet van zijn
aanvankelijk geuit gevoelen en reeds lang gevestigde overtuiging
teruggebragt. Hij zou op een en ander kunnen refuteren doch
wil de discussie over deze zaak niet rekken. Van den heer Brun
ger heeft spr. echter eene uitdrukking gehoord waartegen hij
protest moet aanteekenen. Dat geachte lid beweerdedat het
geen hij voor zich zeiven met gerustheid deed, ook door hem
als vertegenwoordiger der gemeente mogt worden gedaan. Dit
is spr.'s beginsel niet. Wil hij zijn eigen pand verzekeren en
daarbij voor zich zeiven iets wagendaarvan behoeft hij nie
mand rekenschap te gevendoch als vertegenwoordiger der ge
meente doet hij dat niet.
De heer van der Meulen zeidedat de ingezetenen door de
maatschappij zijn gebaat,- dat er een gemeenschappelijk kapitaal
van 72,000 is overgewonnen. Spr. is van oordeeldat vormen
van kapitaal niet strookt met den aard eener onderlinge verze
kering-maatschappij en geenszins het doel mag wezen. Het zui
nigheidsbeginsel hetwelk ter verdediging va* de maatschappij
op den voorgrond wordt gesteld huldigt hij in dezen niet. Daar
is een zuinigheid, die zich zelve bedriegt. Het hoofdbeginsel
moet blijven verzekerd te zijn.
De voorzitter heeft een beroep gedaan op groote gromlbezit-
tersmaar merkt spr. op de eigendommen van deze liggen
niet naast elkandermaar hier en daar verspreid. Wil de ge-