Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 11 September 1873.
kostschool een verkeerd denkbeeld vormen. Zij echter, die aan
zoodanige inrigting hunne opleiding hebben genotenzullen de
ervaring hebben opgedaan dat ook de kostleerlingen slechts ge
durende de schooluren onderwijs genieten en voor het overige
zich in den huisselijken kring bewegen.
Spr. zal zich niet bewegen op het terrein van het middelbaar
onderwijswaarvoor de heer Attema meer dan eene lans heeft
gebroken. Hij zegt eenvoudig «goede wijn behoeft geen krans"
en wanneer nu het middelbaar ouderwijs zooveel beter is als het
uitgebreid lager, dan zullen de ouders wel van zelfs dat onder
wijs voor hunne kinderen begeeren. Allerminst ligt het in de
bedoeling van burgemeester en wethouders het middelbaar onder
wijs tegen te werken. Zooveel mogelijk wenschen zij het te
steunen. Maar spr. ziet volstrekt geen verband tusschen de ver
gunning aan den hoofdonderwijzer om zes kostleerlingep bij zich
in huis op te nemen en den ondergang van het middelbaar on
derwijs in deze gemeente. Men moet zich door het door den
heer Attema geschetst schrikbeeld niet te veel laten beheerschen.
De heer Rengers acht het na de bestrijding, die het voorstel
ondervindt, wel mogelijk dat aan burgemeester en wethouders
de gevraagde magtiging wordt ontzegd. Hij zou dit zeer betreu
ren niet alleen omdat hij in het verleenen der vergunning geen
bezwaar ziet, maar ook omdat de onderwijzer dan eigenlijk in
een minderen toestand geraaktdan dien waarin hij vroeger ver
keerde toen hij zonder autorisatie van eenig collegie commen
salen bij zich kon nemen. Spr. zou daarom wensehen in over
weging te geven de conclusie van het voorstel in dier voege te
wijzigendat ze aldus luidt//Burgemeester en wethouders te
«magtigen om aan den hoofdonderwijzer der school voor gewoon
ten meer uitgebreid lager onderwijs tot wederopzeggens de ver-
/gunning te verleenen om in zijn huis een beperkt getal com-
/mensalen te mogen opnemen." Hij gelooftdat het na de ge
voerde discussie aan burgemeester en wethouders wel duidelijk
zal zijn hoever de vergunning zich zal mogen uitstrekken. Wordt
de zaak op deze wijze geregelddan zal er in ieder geval niet
zoodanig afkeurend votum worden uitgebragt als het geval zoude
zijn indien de conclusie van het voorstel werd verworpen.
De heer Jongsma zegt, dat, hoe de zaak ook wordt inge
kleed het hoofdbezwaar tegen het verleenen van vergunning
niet wordt opgeheven. Hij zal daarom ook stemmen tegen eene
conclusie zooals de heer Hengers die wenscht.
Den heer Attema komt het voor, dat het, om de zaak zui
ver te houden goed zal zijn de primitieve conclusie aan de
stemming te onderwerpen. Valt deze, dan nog zijn burgemees
ter en wethouders in staat met een ander voorstel voor den dag
te komen. Ook sluit eene verwerping der conclusie nog niet in
zichdat burgemeester en wethoudersqua talesniet bevoegd
zouden zijn op zoodanige aanvrage als de heer Rengers bedoelde
te beschikken. Spr. raadt daarom aan de oorspronkelijke con
clusie af te doen. Doch afgescheiden hiervan is het hem niet
duidelijkdat de schadelijke gevolgenwaarop in de discussie
is gewezen zullen worden opgeheven wanneer de vergunning
zich enkel uitstrekt tot het houden van commensalen. Men ver-
gete het niet, dat de ouders, ook wanneer zij hunne zonen als
commensalen bij den onderwijzer bestedentevens toezigt of on-,
derwijs voor die joDgens bedingen zullen waarmede de beschik
bare tijd van den onderwijzer zal verloren gaan.
De heer Rengers verklaart van het doen van een voorstel
tot wijziging der conclusie af te zien.
De conclusie, vervolgens aan de stemming onderworpen, wordt
verworpen met 15 tegen 3 stemmen, die van de heeren Bruin-
sma, Dirks en ReDgers.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders in zake het toekennen
eener subsidie aan een opleidingcursus van hulponderwijzers.
De conclusie van het voorstel strekt om
//1°. Ten behoeve van den opleidingcursus van hulponderwij
zers eene jaarlijksche subsidie van ƒ150 tot wederopzeggens te
//verleenen.
//2°. Burgemeester en wethouders te magtigen om onder Dader
//door hun collegie te bepalen voorwaarden een of meer der ge-
,/mecntelijke schoollokalen voor genoemden cursus beschikbaar te
//stellen.
/,3°. Aan den heer schoolopziener in het le district van
//Friesland te kennen te geven dat dezerzijds bezwaar wordt
//gemaakt in het verleenen van vrijstelling van het schoolhouden
,/Op woensdagnamiddag aan die hoofd- en hulponderwijzers
welke werkzaam zijn aan scholen aan welke een schooltijd op
//genoemden middag verbonden ieen zijn daartoe strekkend
//verzoek alzoo niet voor inwilliging vatbaar is."
Punten 1 en 2 dezer conclusie worden zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Bij punt 3 verklaart de heer van Eysingadat hij zich
ook daarmede zal vereenigen echter onder zeker voorbafipud.
Hij zou namelijk gaarne gezien hebben dat men ook het hier
bedoeld verzoek had kunnen toestaan. De zaak had langs ande
ren weg zeer goed in orde kunnen komen. Men had namelijk
het doel volmaakt kunnen bereiken door eene kleine verschuiving
van den woensdagnamiddag-schooltijd aan de armenscholen (2
tot 4 l/g uur) voor fe stellen waardoor het nadeel van het ver
leenen van vrijstelling zou zijn opgeheven. Spr. gelooft niet
dat het eenig bezwaar in heeft dien schooltijd te vervroegen en
te bepalen van 1 1/2 tet 4 uur. Met de geringe wijziging van
een half uur was dus de zaak te helpen. Uit een gesprek met
den hoofdonderwijzer der 3e armenschool is het hem gebleken
dat ook deze daarin volstrekt geen bezwaar ziet. Spr. drukt
daarom de hoop uitdatindien een dergelijk verzoek wordt
gedaandit door burgemeester en wethouders in gunstige over
weging moge worden genomen.
Punt 3 wordt hierop mede zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De Voorzitter sluit vervolgens de vergadering.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan 25 September 1873.
Vergadering van Donderdag 25 Septombor 1873.
Tegen woord ig 10 leden afwezig de heeren van Kijsinga en
111
Oosterhofï' met- en de heeren Westenberg, van der Meulen en
Buma zonder kennisgeving.
Voorzitter de heer burgemeester.
I. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goed
gekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt
1. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot nadere
wijziging der gemeentebegrootingdienst 1873.
Ten line van onderzoek en rapport in handen gesteld van de
door de sectiën bij 't onderzoek der begrooting voor 1873 be
noemde rapporteurs, de heeren Attema, van der Meulen en Wijbrandi.
2. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot onder-
handsche verhuring -van de lokaliteit in gebruik voor kantoor van
waarborg.
3. Idemomtrent de aflossing van aandeelen in door de ge
meente aangegane geldieeningeu.
4. Idemop een verzoek van J. van Reenen om kwijtschel
ding van beloopen boete.
5. Idemop een verzoek van den hulponderwijzer H. Voor
dewind om eervol ontslag.
6. Idemtot onderhandsche verhuring van een gedeelte van
den Harlingerstal tot bergplaats van petroleum.
7. Idem, op een verzoek van J. L. OosterhofF, om belooning
voor bemoeijingen in zake de invordering van markt-kaai- en
walgelden.
8. Idem op een verzoek van R. van der Heide c. s.om be
strating van den weg tusschen de Weerklank en de Fabersbrug.
De sub 28 vermelde stukken zijn ter inzage gelegdom in
eene volgende vergadering te worden behandeld.
9. De begrooting van 'tnieuwe stads weeshuis, voor 1874.
Ten fine van onderzoek en rapport in handen gesteld van de
heeren SuringarJongsma en van der Meulen.
10. Een adres van T. Hofstrahoudende verzoek om met 1
Januarij 1874 te worden ontslagen als 2e onderwijzer aan de
gemeentelijke gijmnastiekschool.
Om berigt en advies in handen van burgemeester en wethou
ders gesteld.
11. Resolutiën van heeren gedeputeerde staten houdende goed
keuring van
a. de gemeente-rekening over 1871
b. 's raads besluit tot onderhandsche verpachting der veemarkt-
gelden over 't laatste kwartaal van 1873.
12. Een schrijven van burgemeester en wethoudershoudende
mededeelingdat de provisionele verkoop van het perceel bouw
terrein no. 09 aan O. B. Deibei is vervallen omdat door deze
niet is opgevolgd het bepaalde in art. 18 der betrekkelijke voor
waarden.
De sub 11 en 12 vermelde stukken zijn voor notificatie aangenomen
III. De Voorzitter deelt mede, dat de ontwerp-begrooting
voor 1874 met de daarbij behoorende memorie van toelichting
nagenoeg zijn afgedrukt, en stelt dientengevolge voor thans te
bepalendat het onderzoek in de sectiën vóór 15 October e. k.
zal moeten zijn afgeloopen.
Aldus wordt zonder hoofdelijke stemming besloten.
IV. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den op-
roepingbrief vermelde punten
1. Rapport van 't onderzoek der begrooting van kosten der dienst
doende schutterijvoor 1874.
Overeenkomstig de conclusie van het rapport wordt besloten
a. Het door den schuttersraad als toelage uit de gemeentekas voor
de dienst van 1874 aangevraagd bedrag van 3962.toe te staan.
b. De begrootingzooals die door den schuttersraad is voor-
Bijvoegsel beiioorende bij de Leeuwarder Courant.
gedragen in ontvang en uitgaaf beide tot eon bedrag van 409?
goed te keuren.
2. Rapport van 't onderzoek der begrootxng van het' stads ziekenhuis
voor 1874.
In overeenstemming met de conclusie van het rapport wordt
besloten
10. Goed te keuren de begrooting der inkomsten en uitgaven van
het stads ziekenhuis zoo als die door de commissie van bestuur is
ingediend tot een bedrag beide in ontvang en uitgaaf van f 8322.70.
20. De voor 1874 ten behoeve van het stads ziekenhuis te verlee
nen subsidie te bepalen, overeenkomstig de aanvraag, op j 7919.30.
3. Rapport van 't onderzoek der gemeente-rekeningover 1872.
Met uitzondering van die der heeren Bruinsma Bloembergen en
Rengersdie zich als wethouders op grond van het bepaalde in
art. 220 der gemeentewet van de stemming onthieldenwordt
met algemeene stemmenovereenkomstig de conclusie van het
rapportbesloten
10. Het bedrag der ontvangsten en uitgaven van de gemeente
Leeuwarden, over 1872 aangeduid bij de door den ontvanger
opgemaakte rekeningvoorloopig vast te stellen als volgt
ontvangsten f 523,173.81
uitgaven - 508,659.45.
20. Aan burgemeester en wethouders 's raads dank te betuigen
voor hun getrouw en naauwkeurig gevoerd beheer.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van de
hoofdonderwijzers aan de armenscholen no. 1 en 2om verhooging
hunner bezoldiging.
Zich vereenigende met de conclusie van het voorstelwordt
door de vergadering besloten
Aan de hoofdonderwijzers der armenscholen no. 1 en 2 in deze
gemeente te kennen te geven dat het bij hun adres van 31
Julij 1873 gedaan verzoek, om verhooging hunner door den raad
in 1872 op nieuw geregelde jaarweddenals niet voor inwilliging
vatbaarwordt gewezen van de hand.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der voor
waarden voor de uitgifte van bouwterrein.
De conclusie van het voorstel luidt aldus
z/Aan art. 15 der bepalingen omtrent de wijze waarop en de
voorwaarden waaronder de perceelen tusschen de Willemskade
en den spoorweg ter bebouwing worden uitgegeventoe te voe
gen navolgende alinea's
//Deze bepaling is niet toepasselijk voor de perceelen nos.
19 20 29 48 82 83 84 85 86 87 en 88 voor zoover
die aan den stationsweg of het stationsplein grenzen.
w //Deze perceelen moeten van den stationsweg of het stations
plein worden afgescheiden door een ijzeren hek, gemaakt vol
gens art. 17 der voorwaarden en geplaatst op een rollaag of
muurtje, ter hoogte van 10 centimeter boven het trottoir.""
De heer Wiersma vindt de voor de rollaag gestelde hoogte
wat laag. Hij zou daarom wenschen te vernemenof het den
koopers van de nog beschikbare terreinen verboden zal zijn in
stede van de rollaag een muurtje temaken van p. m. l/2 meter hoogte.
De Voorzitter antwoordt, dat de hoogte van de rollaag in
overleg met de eigenaars van de verkochte perceelen op 10 cen
timeter is bepaalden dat het voornemen bestaat die hoogte
voor alle perceelen als verpligtend te 3tellenten einde eene
gewenschte uniformiteit te verkrijgen.
Nadat de heer Wiersma hierop had te kennen gegeveD, dat
zijne vraag een punt geldt te ondergeschikt om er een voorstel
van te maken wordt de conclusie bij acclamatie aangenomen.
De heer van Sloterdijck heeft zich wegens familiebetrek
kingen van de stemming onthouden.
V. De Voorzitterhet noodig achtende eene zitting met
gesloten deuren te houdenheft de openbare tijdelijke op.
Na heropening niets meer aan de orde zijndewordt de ver
gadering door den voorzitter gesloten.
18