124 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 8 November 1873. waarden op te nemen doch daar hij deze niet voor zich heeft j en hij dus niet in staat is de juiste plaats daarvoor aan te wijzen, j heeft hij gemeend er een afzonderlijk punt van conclusie van te 1} n oete n maken. De heer Westenberg vraagt, of met de aanneming van punt 2 ook de voorwaarden worden vastgesteld, dan wel of deze nog 1 nader in discussie komen De Voorzitter is bereid de voorwaarden afzonderlijk aan de beraadslaging te onderwerpen zoo de vergadering dit mogt ver- langén. Hij voor zich acht dit niet noodig. De heer Westenberg acht dit ook niet noodig maar heeft hooren bewerendat meergemelde clausule uit den brief der bouwcommissie niet in de voorwaarden is overgenomen. Nu was het doel zijner vraag om aan die clausule in de voorwaarden eene plaats te geven. De Voorzitter wijst op het slot der voorwaarden. Daar leest men //Wanneer het werk niet tot uitvoering komt" (ergo de faculteit daartoe wordt hier aangenomen) «binnen eene maand «nadat de raad besloten heeft het gebouw niet aan te besteden «of na aanbesteding niet te gunnen." f Hieruit blijkt genoeg, dat de raad zich voorbehoudt het werk niet uit te voerenzelfs eene aanbesteding kan houden zonder I het gunnen. Spr. rekent dusdat het idee van de bouwcom- j missie voldoende in de voorwaarden wordt teruggevonden. De heer van Sloterdijck moet, in de opvatting dat met I dit punt het geheele programma der prijsvraag in behandeling iseene opmerking maken ten aanzien van den tijd van inleve- I ring der plannenhetgeen moet plaats hebben voor 1 Maart j_ 1874. Hij brengt in herinneriugdat de verhooging der uitge- I loofde som ten doel heeftom ook bekwame bouwkundigen tot j mededinging aan te sporen. Maar nu hebben zulke personen in ien regel zooveel werk dat het voor hen kwalijk gaat in zóó iorten tijd een ontwerp in gereedheid te brengen. Kekent men audat niet voor December daarmede een begin kan worden I gemaakt, dan is er slechts drie maanden tijd. Daarom stelt spr. j voor in plaats van 1 Maart, 1 Mei 1874 te lezen. In de tweede plaats zou spr. de door den heer Westenberg gedoelde clausule opgenomen willen zien. De inschrijvers moe- ;en weten, dat ze blootstaan aan verkleining van hun plan. En J .ndien ze daarvan niet vooruit kennis dragen zullen ze later te- 'egt beweren gedupeerd te zijn. Het is niet hetzelfde, in welke grootte een gebouw hetwelk naar een bepaalden stijl is ont worpen, wordt opgetrokken. Er bestaat een bouwstijldie zich Uleen voor een gebouw van eene bepaalde grootte leent. Stel ïens dat het paleis van justitie op de helft der tegenwoordige i $rootte in den daaraan gegeven stijl wierd opgebouwd welk j ien bespottelijk figuur zoude het dan maken Daarom acht spr. j iet wezenlijk van nut bedoelde clausule alsnog in de voorwaar- len op te nemen. Eindelijk beschouwt spr. het door den heer Rengers gedaan j voorstel als een amendement op punt 2 der conclusie. Wan- j ïeer het op die wijze wordt behandeldbehoeft de opname der v ïepaling in het programma niet nader te worden gestipuleerd. De heer van der Meulen merkt op, dat onder de indeeling >an fut gtbouw deze bepaling voorkomt: «Het middengedeelte /wordt in hoofdzaak bestemd voor den vlashandel, één der zij- /gedeelten voor den graanhandel en het andere zijgedeelte voor /den cichoreihandcl." Spr. zou voor dit laatste woord willen lezen handel in andere artikelenHet zou anders den schijn hebben, ilsof de beurs alleen bestemd is voor den handel in vlas, granen in cichorei. Nu wenscht spr. het laatstbedoelde zijgedeelte te bestemmen voor den handel, die niet op monster gebeurt, zoo- tls in.hout, enz. Na te zijn ondersteund brengt de Voorzitter in behandeling le voorstellen van de heeren van Sloterdijck en van der Mculcn bm in de prijsvraag te lezen a. in plaats van 1 Maart, «1 Mei 1874"; b. in plaats van cichorcihandelhandel in andere artikelen Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Omtrent liet voorstel van den heer Rengersom bij de be oordeeling der plannen zoowel op het kostenbedrag als de sier lijkheid en doelmatigheid te letten, merkt de Voorzitter op, dat hij dat voorstel beschouwt als eene zaak van algemeene strek king, waarom hij niet kan deelen het gevoelen van den heer van Sloterdijck als zoude het niet als punt 3 aan de conclusie kunnen worden toegevoegd. De heer van Sloterdijck voert hiertegen aan dat bij punt 2 de geheele prijsvraag wordt vastgesteld. Nu komt het hem voordat het voorstel van den heer Rengers eene toevoeging aan de prijsvraag beoogt. Daarom wil hij het als een amende ment op punt 2 beschouwd zien. De Voorzitter gelooft, dat aan het bezwaar is tegemoet te komen indien het voorstel van den heer Rengers aldus wordt gewijzigd «30. «Burgemeester en wethouders op te dragen om te zorgen, dat als nog in de prijsvraag deze bepaling worde opgenomen Bij de beoordeeling der in te komen plannen zal zoowel op het kostenbedrag dat voor de uitvoering benoodigd zal zijn, als op de sierlijkheid en doelmatigheid van het plan worden gelet." De heer Rengers kan zich zeer wel met deze wijziging ver eenigen. De heer van Valkenburg komt nader terug op de door den heer Westenberg bedoelde clausule in het advies der bouw commissie. Hij zou het wenschelijk achten deze voorwaarde als nog in de prijsvraag op te nemen. Het kan zijn nut hebben dat de mededingers van de mogelijkheid eene wijziging van hun plan kennis dragen. De heer Wiersma acht de toevoeging niet noodzakelijk omdat de gemeente eigenares van het plan wordt en daarmede dus naar eigen goedvinden kan handelen. De heer van Valkenburg wil aannemen dat de gemeente dat regt bezitmaar wil het strenge regt wat zachter maken. Hij stelt daarom voor alsnog in de voorwaarden aan het slot der paragraph handelende over de «wijze van inzending behandeling «en terugzending der plannen* deze bepaling te doen volgen «Het bestuur behoudt zich het regt voor tot de uitvoering in «die afmetingen en tegen dien prijs als het wenschelijk zal achten." De heer Wiersma is bevreesd, dat de bepaling daar niet op hare plaats is. Hij geeft daarom den heer van Valkenburg in overweging haar te doen strekken als eene toevoeging aan het voorstel van den heer Rengers. De heer van Valkenburg vereenigt zich hiermede. De heer Suringar vraagt, of het niet raadzaam zoude zijn aan burgemeester en wethouders op te dragen de prijsvraag nog nader te herzien en haar daarna op nieuw aan de beoordeeling der vergadering te onderwerpen. De heer van der Meulen zegtdat hierdoor al weder ver traging zou ontstaan. Hij acht spoed in dezen wenschelijk om dat de winter de meest geschikte tijd is voor het ontwerpen van plannen. De Voorzitter acht de door den heer van Valkenburg voor gestelde aanvulling voor de mededingers niet zeer aanmoedigend. Indien in de prijsvraag a priori eene verandering in de plannen wordt voorgespiegeld zal men die bouwkundigendie het meer om de eer dan om hel geld te doen isvan de mededinging af schrikken. Punt 2 der conclusie wordt hierop in rondvraag gebragt en Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 8 November 1873. 125 aangenomen met 16 tegen 3 stemmendie van de heeren de WithAttema en Plantenga. (De heer Duparc had vóór de stemming de vergadering verlaten.) Vervolgens komt aan de ordea. het voorstel van den heer Rengersom aan de conclusie het hiervoren omschreven 3e punt toe te voegen welk voorstel zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen; b. dat van den heer V3<n Valkenburg, om aan dit punt van conclusie toe te voegen «Het bestuur be- «houdt zich het regt voor tot de uitvoering in die afmetingen «en tegen dien prijs als het wenschelijk zal achten." Dit voorstel wordt verworpen met 12 tegen 7 stemmen die van de heeren Jongsma, Buma, Westenberg, Oosterhoff, Surin gar, van Sloterdijck en van Valkenburg. Hierna wordt het voorstel in zijn geheel aan de stemming on derworpen en aangenomen met 15 tegen 4 stemmen, die van de heeren Attema, Plantenga, de With en Jongsma. Zijnde dientengevolge besloten 10. Met wijzigingzoover noodigvan 's raads besluit van 9 November 1872 ter bekrooning van het plan voor een in deze gemeente te stichten beursgebouw dat die onderscheiding waar dig wordt gekeurd, en voor andere daarmede in verband staande uitgaven beschikbaar te stellen de som van 2500. 20. Voor de uit te schrijven prijsvraag ter erlanging van plan nen voor een binnen deze gemeente te stichten beursgebouw vast te stellen de bepalingen en voorwaarden zooals die zijn ontwor pen door den gemeente-architect en ingezonden bij zijne missive van 9 Julij 1873 no. 220/1, behoudens deze wijzigingen: a. dat worden geroijeerd de woorden «wanneer alleen de teekeningen worden goedgekeurd ƒ1000 b. dat voor de teekeningen met begrooting van kosten wordt uitgetrokken ƒ1200 in plaats van ƒ1500; d. dat de termijn van indiening der plannen van 1 Maart tot 1 Mei 1874 wordt verlengd; en e. dat een der zijgedeelten in plaats van uitsluitend voor den «cichoreihandel" voor den «handel in andere artikelen" wordt bestemd. 30. Burgemeester en wethouders op te dragen om te zorgen dat alsnog in de prijsvraag deze bepaÜDg worde opgenomen «Bij de beoordeeling der in te komen plannen zal zoowel op het kosten bedragdat voor de uitvoering benoodigd zal zijn als op de sierlijkheid en doelmatigheid van het plan worden gelet." De vergadering wordt hierop door den voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1873 | | pagina 4