Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 13 November 1873. en bij de bevoegde mao-f. van 1 132 0....vw„, doen over het indienen bij de bevoegde magt van een verzoek schrift tot wijziging van de wet betreffende het zegelmet het oog op de bepalingen nopens de registers van den burgerlijken stand. Spr. meent hiervan melding te moeten maken ter onder- rigtiug van het dagelijksch bestuur. De Voorzitter verklaart, dat het dagelijksch bestuur de op merking ter harte zal nemen. Hoofdstuk 11 wordt zonder eeoige wijziging aangenomen. Hoofdstuk IIIafd. I. De heer van. Sloterdijck zegtnaar aanleiding van de bij art. d ten opzigte van de opslagplaatsen bij de memorie gege ven inlichtingen dat naar het oordeel van rapporteurs de gang van zaken zeer bevredigend is. Niettegenstaande moet hij nog maals de aandacht er op vestigen dat men bij dien gang der zaak geheel afhangt van de vrijwillige medewerking der iDge zetenen en eene overtreding van het verbod tot het neerwerpen van puin voor 's hands niet strafbaar is zoolang althans de publi catie van 22 Junij 1857 niet is vernieuwd. De commissie blijft daarom de vernieuwing dier publicatie aanbevelen. De heer Duparc heeft eenc vraag te doen. Is hij wel on- derrigtdan heeft er eene zamenspreking van burgemeester en wethouders met eigenaren van panden aan den weg Achter de Hoven over de verbetering van dien weg plaats gehad. Nu zou hij gaarne willen wetenof er uitzigt bestaatdat die weg eer lang in een toestand zal worden gebragtdat men kan zeggen dat hij inderdaad een weg is. De Voorzitter stemt den heer van Sloterdijck toedat er behoefte bestaat aau eene nieuwe publicatie tot aanwijzing der opslagplaatsen van puinenz. doch moet opmerkendat het vaststellen dier publicatie afhankelijk is van een besluitwaarbij wordt uitgemaakt waar behoefte aan opslagplaatsen bestaat. Op dit oogenblik tracht men door ondervinding te leeren hoe veel opslagplaatsen er kunnen worden gemist. Burgemeester eu wethouders zullen intusschen den gegeven wenk ad uotam nemen. Omtrent den weg Achter de Hoven zijn onderhandelingen ge opend, die een gunstig gevolg beloven. Er is eene commissie benoemd uit de rekwestrantenaan welke burgemeester en wet houders (behoudens goedkeuring van den raad) hebben voorge steld den weg met klinkerts te bestratendaaraan eene vol doende breedte te geven en in verband daarmede de aan weer zijden gelegen slooten op kosten van de gemeente en de eige naren ieder voor de helft, te dempen. Dat voorstel is in ver gadering van belanghebbenden ter tafel gebragtonder welke er echter eenigen zijndie wel van de voordeelen der verbetering willen profiterenzonder daarvoor iets ten offer te brengen. Bur gemeester en wethouders vleijen zich evenwel deze belangheb benden te kunnen overreden en hopen binnen kort een voorstel ter zake aan den raad te kunnen doen. Zooveel is zekerdat het meerendeel der eigenaren zich bij het voorstel hebben neer gelegd. Afd. 16 worden hierop onveranderd aangenomen. Afd. 7. De heer Suringar heeft het woord gevraagd om te wijzen op een post, die niet in deze afdeeling voorkomt, maar toch, naar zijne meening, daarin had behooren te worden opgenomen. Hij bedoelt een post voor de stichting van eene 2e gvmnastiek- scliool. Hij herinnert zich niet, dat de raad zou besloten heb ben dien post van de begrooting af te laten. Op de begrooting voor 1872 is hij voor „memorie" aangebragt. Destijds is geme moreerd dat de stichting dezer school afhankelijk was van een daarvoor geschikt terrein. Ofschoon spr. erkentdat dit be zwaar ook nu nog geldtgelooft hij tochdat deze post nog steeds regt van bestaan heeftomdat hij berust op een raadsbe sluit. Hij zou dus willen voorstellen ter zake alsnog aan deze afdeeling een memoriepost toe to voegen. De heer Rengors verklaartdatopregt gesproken van het aanbrengen van den door den heer Suringar bedoelden post geen sprake is geweest. Hem dunktdat dit eenigermate is te ver ontschuldigen wijl ook in de sectiën geen enkele stem tot het aanbrengen van dien post is verheven. De opmerking evenwel is gegrond en spr. kan haar beantwoorden met te kennen te ge ven dat dezelfde omstandighedendie vroeger tot uitstel heb ben geleidook thans nogja in nog grootere mate aanwezig zijn. Het gymnastisch onderwijs immers zal door de opheffing van de combinatie met de hoogere burgerschool eene belangrijke wijziging ondergaan. Dit oogenblik zou dus weinig geschikt zijn om een post tot het bouwen eener tweede gymuastiekschool op de begrooting te brengeneensdeels wegens de groote uitbrei ding die deze afdeeling reeds heeft verkregenandersdeels omdat het nog niet is uitgemaakt op welke plaats die school zal wor den gebouwd en eindelijk omdat er nog geen plannen zijn ge maakt omtrent de gevolgen der opheffing van bewuste combina tie. Evenmin ziet spr. noodzaak voor het uittrekken van een memoriepost, wijl er in 1874 van het bouwen der school wei geen kwestie kan bestaan. De heer Suringar is ondanks het door den heer Rengers aangevoerde van oordeeldat de post wel degelijk regt van be staan heeft. Ilct uitzigt om met het rijk een contract te sluiten acht spr. gering. Da&r toch geldt het eene rijks-, hier eene ge meentelijke inrigtiug. De vraag, of in 1874 tot de stichting der school zal worden overgegaan doet hier niets ter zake. Spr. blijft daarom persisteren bij zijn voorstel tot het aanbrengen van een memoriepost. De heer van der Meulen vraagtof de weglating van den post voor de stichting van een schoolgebouw op de Olde-Gali- leën is geschied in de onderstellingdat nog dit jaar met den bouw dier school zal worden aangevangen. De heer van Valkenburg wenschtuit overweging dat deze afdeeling handelt over den aanleg of de verbetering van wegen enz.de aandacht van burgemeester en wethouders te ves tigen op de achterbuurtenin sommige van welke de bestrating en waterlossiug veel te wenschen overlaat. Bij ervaring is het hem bekenddat de zorg van het bestuur zich ook tot deze buurten uitstrekt, maar tevens is het hem bekend, dat aan de gegeven bevelen tot verbetering niet altijd spoedig uitvoering wordt gegeven. Dit nu wenscht hij in de attentie van burge meester eu wethouders aan te bevelen. De heer Dirks merkt opdat door rapporteurs het doortrek ken van de bestrating van liet Kalverdijkje naar het Noordvliet waarvoor op de begrooting van 1871 een memoriepost is uitge trokken op nieuw is ter sprake gebragt. Ofschoon ook hij de tot stand koming van dat werk gaarne dit jaar zou wenschen kan hij zich toch zeer goed bij liet. antwoord van burgemeester en wethouders neerleggen eu van een voorstel tot het op nieuw aanbrengen van zoodanigen post afzien, vermits over de tot stand brenging van die zaak een raadsbesluit bestaat en nieuwe on derhandelingen geopend zijn met de daarin betrokken eigenaars. De heer van Sloterdijck acht liet hier de plaats te zijn om te voldoen aan eene opdragt van de sectiën ten aanzien van de slooten langs den weg Achter de Hoven. Burgemeester en wet houders zeggen in hunne memorie: „Aangezien het ons niet dui- „delijk is wat, na hetgeen reeds door ons, met het oog op art. „6 der wet ter voorziening tegen besmettelijke ziekten is ver ligt, door heeren rapporteurs wordt bedoeld met de doortas sende maatregelendie in verband met wettelijke bepalingen „zouden kunnen worden genomen zoo kunnen wij niet in ovei- „weging nemen of daartoe moet worden overgegaan." Met deze opmerking zegt spr. bedoelde de commissie of niet wet telijke bepalingeub. v. de wet op de besmettelijke ziekten of de onteigeningswet, het gemeentebestuur de bevoegdheid toe kennen tot het nemen van doortastende maatregelen m. a. w. tot het doen van datgenewat dc eigenaren nalaten te doen. Verslag der bande ingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 13 November 1873. 133 De Voorzitter zal den heer Suriogar straks gelegenheid ge ven tot het doen van een voorstel om onder deze afd. een me moriepost voor het bouwen eener 2e gymnastiekschool aan te brengen. Den heer van der Meulen antwoordt hij dat de kosten voor de stichting eener school op Oldegalileën zijn uitgetrokken op de gewijzigde begrooting van 1873 tot een bedrag van 18,000 en dat het dus een dubbel emplooi zou geven wanneer die post ook op de begrooting voor 1874 werd aangebragt. De architect is bezig met het opmaken van het bestek en burgemeester eu wethouders mogen zich dus vleijendat de aanbesteding spoedig zal kunnen volgen. Omtrent de bestrating in de achterbuurten waarvan de heer van Valkenburg sprak hebben burgemeester en wethouders de door hen van de armeoadministratien gevraagde opgaven gezonden aan den directeur der stadsreiniging en den gemeentearchitect, ten einde deswege, ieder voor zooveel hem betreft, voorstellen tot verbetering te doen. Spr. dient er echter de vergadering indachtig op te maken dat in eene gemeente van die uitge breidheid als Leeuwarden onmogelijk alle gebreken zijn te ver helpen. Altijd zal er wel iets te doen overblijven, lutusschen waar het bestuur verbetering onmisbaar achtdaar blijft het niet achter die verbetering tot stand te brengen. Zoo wordt nog op dit oogenblik in het Bagijneklooster een geheel nieuw riool ge maakt. Wat betreft het doortrekken dor bestrating van het Kalver dijkje naar het Noordvliet, is het den heer Dirks van nabij be kend hoe de belangen van een der eigenaren beletten daar eeDe cardinale verbetering tot stand te zien komen. Dit neemt ech ter niet weg, dat het voetpad ter plaatse zoo veel mogelijk zal worden verbeterd. Spr. is den heer van Sloterdijck dankbaar voor de gegeven explicatie van de bedoeling der commissie van rapporteurs. Even wel moet hij opmerken dat de wet op de besmettelijke ziekten geen aanleiding tot doortastende maatregelen geeft. Zij geeft alleen regt tot opruiming, wat voor de gemeente vrij wat kosten veroorzaakt. Het bestuur is trouwens steeds opruimendemaar daarentegen zijn auderen steeds aanvullendeen dit is ook de redenwaarom burgemeester en wethouders beproev en de sloo ten voor goed gevu d te krijgen. De heer Bruinsma bevestigt het door den voorzitter gespro kene door te kennen te geven dat de opruiming heeft plaats gehad van de sloot achter de Weerklank en de slooten Achter de Hoven en onder handen is de Molenslootterwijl omtrent eene sloot achter het Noordvliet een onderzoek aauhangig is. Hierop komt aan de orde het voorstel van de commissie van rapporteurs om art. 4 „Aankoop of onteigening van gebouwen of gronden voor het plaatsen van publieke privaten cn vuilnisbakken en „kosten van stickling daarvanJ 1500" voor memorie uit te trekken. De heer van Sloterdijck geeft namens de commissie te kennendat zij na de bekomen inlichtingen van haar voorstel afzietdoch daarmede niet geacht wil wezen al de argumenten van burgemeester en wethouders te beamenalthans niet die aangevoerd bij volgno. 210, als zoude deze post een buitenge woon werk bevatten. Art. 7. Eerde gedeelte der werken voor d: sticht'ng van een beurs gebouw j 50,000. De commissie van rapporteurs stelt voor dezen post voor „me morie" uit te trekken. De heer van Sloterdijck zegt, dat de commissie dit voor stel handhaaft. In de jongste vergadering is over het beursge bouw zelf zooveel gesproken dat spr. thans kort kan zijn. De commissie dan blijft van oordeel, dat er geen kans bestaatvom in 1874 j 50,000 te verwerken en waar dit vast staatdaar spreekt het van zelfsdatal wordt ook de begrooting voor 1874 niet met die uitgaaf bezwaard zij toch in ieder geval zoo wel in ontvang als in uitgaaf zonder noodzaak met ƒ50,000 wordt verhoogd. Daarbij verge te men niet, dat, wanneer er al gelegenheid tot het verwerken dier som mogt komen te ontstaan, er ook nog altijd gelegenheid zal zijn om met eene wijziging der begrooting daarin te voorzien. Bovendien heeft het besluit van jongstleden Zaturdag eene bepaling in het leven geroependie nog des te duidelijker iu het licht stelt, dat er in 1874 niets zal kunnen worden verwerkt. Het is de bepalingdat de antwoorden op de prijsvraag eerst ultimo April zullen behoeven te zijn ingezonden. Daarbij komt nog de kans van eenc vervorming van het bekroonde plan wat ook al weder zijn tijd van noode heeft. Verder heeft spr. weinig tot adstructie van het voorstel te zeggen. Alleen wil hij opmerken dat tot bestrijding daarvan een argument is aangevoerd wat hij niet aarzelt in het voor deel daarvan in te roepen, omdat het het bewijs levert, dat er geen andere argumenten aanwezig zijn. 8pr. bedoelt dit, als zoude de waardigheid van den raad medebrengen om een cijfer ter bestrijding van het eerste gedeelte der kosten van de bcurs- 8tichting aan te brengen. Hij gelooft nietdat de raad zal aar zelen een eenmaal door hem genomen besluit tot uitvoering te brengen en dat een besluit om dezen post voor „memorie" te stellen nog volstrekt geen reactie op dat besluit oplevert. Het is enkel en alleen een bezwaar tegen de mogelijkheid dat de uitvoering in 1874 zoo ver gevorderd zal zijn dat nog in dat jaar voor 50,000 zou kunneu worden verwerkt en tegen de verhooging van het cijfer der begrooting, dat tot het voorstel heeft geleidinaar nietzelfs ia de versie verte niet, bestaat het denk beeld om door dit voorstel het besluit tot stichting der beurs op zijde te zetten of wel de uitvoering daarvan op de laüge baan te schuiven. De heer van der Meulen vereenigt zich niet met het voor stel van de commissie. Bij de gronden in de memorie van be antwoording door burgemeester en wethouders aangevoerd heeft hij geene te voegen. Alleen wil hij den heer vau Sloter dijckdie zoo stellig uitgaat van het denkbeeld, dat in 1874 niets zal kunnen worden verwerkter op wijzen dat onder de antwoorden op de prijsvraag, die voor lü Mei 1874 zullen moe ten zijn ingekomeualtijd minstens wel een zal worden aange troffen dat de goedkeuring van den raad wegdraagt. Tevens zal men dan in het bezit zijn van een bestek en begrooting van kosten. Er blijft dus alleen een debat in den raad over en dit dunkt spr.zal wel nimmer zoolang duren of men zal nog wel in het najaar van 1874 met de uitvoering kunnen aanvangen. Een groot bezwaar tegen de aanneming van den post is thans voorkomen door het voorstel van burgemeester en wethouders om daartegenover eene afzonderlijke geldleening van ƒ50,000 op de begrooting aan te brengen waarmede dit althans is ge wonnen datwanneer het onverhoopt niet tot eene uitvoering mogt komen ook de geldleening niet zal worden uitgeschreven. l)e bewering van verzwaring der begrooting kan spr. derhalve niet deelen. En buitendien bij de groote waarschijnlijkheid dat het wel tot eene uitvoering zal komen acht spr. het met bur gemeester eu wethouders beterindien de raad door het uittrek ken eener som van J 50,000 toone, dat het hern met de stichting, de spoedige stichting van een beursgebouw in der daad ernst is. De heer Wiersma vereenigt zich met het denkbeeld van burge meester en wethouders. Vooral bij de wijze waarop de kwestie der geldleening is opgelostkan hij zich niet voorstellen welke aan leiding er nu nog zou bestaan voor het uittrekkeu van een me moriepost. Uitgaande van het staQdpunt van den lieer van Slo terdijck dat namelijk de stichting eener beurs op een raadsbe sluit steunt eu d it het ieder ernst is met eene spoedige uitvoe ring van dat besluit, zoo is het zeker, dat daarvoor eene zekere som zal noodig zija en uit de gewisselde stukken blijkt hetdat die som meer dan j 50,000 zal bedragen. Trekt men nu den post voor memorie uit, dau zal de zaak blijven zooals ze is, terwijl daarentegenwanneer een cijferpost wordt aangebragt eu de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1873 | | pagina 4