138 Verslag der handelingen van den gemeenteraad tc Leeuwarden, van 13 November 1873. den minsten zweem van onwelwillendheid gevonden. Alleen heeft het burgemeester en wethouders bevreemd, dat de uitnoodiging niet regtstreeks tot hen is gerigt. Het lag toch in den aard der zaakdat zij de vraag aan het hoofd der politie zouden voor leggen en diens antwoord in hunne memorie opnemen. Het kwam hun voor, dat dit meer met de gewone usautie overeen was te brengen. Spr. meent steeds zooveel mogelijk tot hem gcrigte vragen te hebben beantwoord en, zoo noodig, geeft hij nogmaals de verzekering daartoe bereid te zijn. Wat de zaak ten principale betreft oordeelt hijdat de lieer van Sloterdijck minder juist is ingelicht. Reeds voor de indiening der begrootir g heeft spr. omtrent de woonschepen gedurig onder zoek doen instellen. Ook nog deze week heeft zoodanig onder zoek plaats gehadwaarbij het gebleken isdat al de bewoners dier schepen óf aan het tuchthuis óf aan eenig ander werk werk zaam waren. Er waren er toen twee onderdie het beroep van kermisreiziger uitoefenden en dadelijk uit de gracht verwijderd zijn. Een schip is er, dat niet voor verwijdering vatbaar is, omdat het bij het losmaken onmiddellijk zoude zinken. De overige schepen worden alle door arbeiders bewoondzeer ten gerieve van aannemers van werken. Zoodra echter een werk gereed is worden de daaraan bezig geweest zijnde arbeiders met hun schip uit de gracht verwijderd. De opmerking van den heer Dirks zal spr. ab notam nemen. Hij zal zorg dragen, dat tegen bedoeld misbruik worde ge'waakt. Afd. Ill wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aange nomengelijk ook AJd. IV, nadat de omschrijving van art. 7, op voorstel van den heer Bruinsmawas veranderd in //Jaarwedde enz. van den ontvanger der veemarktgelden." Hoofdstuk VII wordt, buiten discussie aangenomenzoo ook hoofdstuk VIII, na verhoogiDg van art. 2 van afd. I met 850. Hoofdstuk IX. Afd. I en II worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Afd. III. Art. 2. Subsidie aan het stedelijk muziekkorps f 2,200. De commissie van rapporteurs stelt voor dezen post met J 1000 te verhoogen welk voorstel (na eenige discussie tusschen de heeren Dirks van Sloterdijck, Wiersma en Bruinsma, over de aan die som te geven bestemming) zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen alleeu de heer Jongsma verklaarde er zicli tegen doch verlangde geen stemming. De vaststelling van hoofdstuk XI, onvoorziene uitgaven, wordt aangehouden tot na de behandeling der inkomstenwaarmede alsnu wordt aangevangen. Hoofdstuk I wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Hoofdstuk 11. Afd. IIII worden zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De behandeling van afd. IV wordt aangehouden tot na de vaststelling der overige ontvangsten. Afd. VVIII worden aangenomen zonder hoofdelijke stemming. De heer R6ngors vestigde bij afd. VIII de aandacht op de schoolgelden waarvan de helling is vastgesteld toen de uitga ven voor het ouderwijs nog niet die hoogte hadden bereikt dan ze thans bereiken. Behalve dat sedert 1860 de kosten van het onderwijs van ƒ60,000 tot ƒ71,000 zijn gestegen, heeft de ge meente in dien tijd nagenoeg twee touneu gouds voor stichting en vernieuwing van schoolgebouwen uitgegeven. Met die ver hooging hebben de schoolgelden geen gelijken tred gehouden. Het verdient daarom, naar het inzien van spr., wel overweging te onderzoeken of de schoolgelden in sommige opzigten niet in een beter verbaud met de uitgaven zijn tc brengen. Onbillijk heid kan hij daarin niet zien. Hij gelooft zelfs, dat eene ver hooging der schoolgelden op het gehalte van het onderwijs aan sommige scholen gunstig zal terugwerken wijl tengevolge van het te lage schoolgeld enkele scholen overbevolkt zijn. Ook is het hom bekenddat in andere gemeenten een veel hooger schoolgeld wordt geheven. Spr. wil intusschen over deze zaak geen discussie uitlokken maar slechts de aandacht van den raad er op vestigen om later aanleiding tot liet doen van een voor stel te hebben. De heer Dirks heeft vroeger al eens gewezen op het wen- schelijke van het stichten eencr overdekte groentenmarkt en vindt in de behandeling van afd. VIII aanleiding daarop thans terug te komen. De onbebouwde grond aan de Oosterkade zou naar zijn inzien voor zoodanige markt eene zeer geschikte plaats zijn. De oprigting van zoodanige markt zou niet alleen gewenscht zijn a oor de ingezetenen in het algemeen maar ook voor de verkoopers van groenten in het bijzonder. Deze laalsten zitten thans de geheele stad door uren lang aan weór en wind bloot gesteld. Spr. heeft gemeend zijn denkbeeldwaarvan de verwe zenlijking der gemeente op nieuw eene productive inrigting zal schenken op nieuw in de aandacht van burgemeester en wet houders aan te bevelen nu er sprake is van het zoeken van middelen tot bestrijding der gemeenteuitgavcn. De Voorzitter kan de verzekering geven, dat het denkbeeld van den heer Dirks reeds dikwijls bij burgemeester en wethou ders is overwogen maar daar er voor het tegenwoordige zooveel buitengewoons te doen is heeft men gemeend zich bij het strikt noodzakelijke te moeten bepalen. Spr. beaamt intusschen geheel het Avenschelijke der zaak en hooptdat de tijd spoedig moge aanbreken waarin aan eene uitvoering daarvan mag worden gedacht. Hoofdstuk III. De heer Suringar zegtdatwanneer hij zich neerlegt bij het behoud van het intitule van dit hooldstukdit dan alleen geschiedt naar aanleiding en op grond van hetgeen door burge meester en wethouders wordt gezegd in hunne memorie van toe lichting, dat zij, namelijk, //eene wijziging van dat intitule on- //bestaanbaar achten met de voorschriften door gedeputeerde sta* «ten gegeven." Die beschouwing mag spr. laten geldenals steunende op artikel 206 van de gemeenteAvet. Maar hij mag niet laten gelden de beschouwingen en beweringen vervat in de afzonderlijke nota, die later door burgemeester en wethou ders bij de stukken is nedergelegddaar hij zich met die be schouwingen en beweringen nh-t kan vereenigen. Hij staat met zijne overtuiging ten dezen alsnog op het standpunthetwelk in der Mijd door den raad is ingenomen naar aanleiding van het rapport en de voorstellen der raadscommissiebestaande uit de heeren BI. Bloembergen A. van Assen en S. W. Tromp (rappor teur)uitgebragt in de vergadering van den 14 Januarij 1S64 welk standpunt vier jaren later gehandhaafd werd door burge meester en Avethouders in hunne toelichtingen op den staat van eigendommen der gemeente dd. 22 October 186S. In die toe lichtingen wordt met ronde Avoorden gezegd dat de gemeente de eigendommen voorkomende onder nos. 14 van dier. staat (op deze ontwerp-begrooting ad van art. I van dit hoofdstuk) alleeu heeft //in beheer, althans onder verband van de tracte- menteu aau de predikanten der Nedcrduitsch Hervormde gemeente." Maar vervolgt spr. wanneer dat intituleAvegeus het be staande voorschrift, onveranderd moet worden gelaten zooals het isdan komt hij te staan voor eene andere vraagnamelijk deze: of dan de vastigheden, hier bedoeld, mogen blijven ge rangschikt onder de voorwerpen //aan de gemeente in eigendom behoorende"? Met die vraag komt hij op het terrein, hetwelk de commissie van rapporteurs bij de behandeling der begrooting wenschte vermeden te zien. Spr. wil ze daarom voor het oogen- blik niet stellen vertrouwende dat zij nader bij deze vergade ring ter sprake zal Avorden gebragten bepaalt hij zich thans tot hetgeen hij wenscht te constateren dat hij zich met de rangs. lukking der bedoelde inkomsten en de daaraan verbonden kwalificatie der betrokken vastigheden niet vcreenigen kan en aan deze posten van ontvang eene andere plaats op de begroo ting zou wensehen aangewezen te zien. Verslag der handelingen van den gemeeuteraad te Leeuwarden, van 13 November 1873. De heer JongSlïia meentdat hij het geweest isdie het eerst op de wijziging van het intitule van dit hoofdstuk heeft aangedrongen. Toen hij dat deed meende hij dat het principe omtrent den aard van het bezit dezer goederen vaststond en dat - het hier alleen een punt van uitvoering gold. Hij meende dat op grond van het bekende doorwrochte rapport, gesteld door mr. S. W. Tromp. Hij Avas bevestigd in die meening door de memorie in der tijd door burgemeester en wethouders aau den raad ingediend omtrent de eigendommen der gemeente Avelke hij had voorgesteld te verkoopen. Thans is die zaak eene andere phase ingetreden. Uit het rapport, dat bij de begrooting alleen voor de leden van den raad door burgemeester en wethouders is overgelegd blijktdat zij thans eene andere zienswijze heb ben dan vroeger, en oordeelen, dal de gemeente de vier boeren plaatsen niet m beheermaar in eigendom heeftzoodat het tliaus niet meer de uitvoeringmaar het beginsel zelf geldtAvaarom- trent burgemeester en wethouders thans eene zienswijze omhel zen geheel tegenovergesteld van de vroegere. In dezen 6land der zaak begrijpt spr. zeer goeddat over dit principe niet inci denteel bij de begrooting kan worden beslist en hij zal dus ook daarop niet aandringen. Hij kan echter niet nalaten nu reeds te kennen te geven dat hij geenszins deelt de motiven van het advies van burgemeester en Avethouders. Deze toch trachten het in der tijd tusschen de Hervormde gemeente en de Burgerlijke gemeente over deze goederen aangegaan contract weg te rede neren en zeggen dat het contract is vervallen door de elkander opgevolgd hebbende staatsregelingen. Spr. voelt zich gedrongen protest aan te teekenen tegen den regtsleer door het collegie ge huldigd. Deze toch komt hierop neer: de overeenkomst, aange gaan tusschen twee regtspersonen volkomen bevoegd om zich te verbinden welke overeenkomst tot onderwerp heeft eene zaak in den handeldie dus het onderwerp vau eene overeen komst kan zijnis vernietigd door de latere staatsregelingen. Spr. heeft nooit gewetendat staatsregelingen eene zoodanige kracht hebben dat ze bestaande burgerlijke contracten vernie- tingen en gelooft, dat, Avarc deze leer bestaanbaar, zeer vele verbintenissen of liever de meeste, die voor de grondwet van 1848 zijn aangegaan, zouden zijn vernietigd en de regtstoestand van velen dan al heel ongelukkig zoude zijn. Hij zal thans hier op deze plaats niet in eene bestrijding van die leer van burge meester en wethoudeis treden, ofschoon hij gelooft, dat gegronde bestrijding hem zeer gemakkelijk zoude vallen. Zonder er een voorstel van te maken geeft hij in overwegingof het niet wen- 8chelijk zoude zijn eene commissie te benoemen ten einde eens te onderzoeken hoe die zaak zitof mr. Tromp c. s. de zaak goed hebben begrepen dan of de tegenwoordige opvatting van burgemeester en wethouders de Avare is. De heer RengOl'S acht zich verpligt naar aanleiding van 't door den heer Jongsma gesprokene op te merkendat nog nim mer van zijde der belanghebbende partij iets is gedaau, dat aan leiding zou kunnen geven tot het instellen van een nieuw onder zoek. Het zijn slechts eenige leden van den raaddie twijfel opperen omtrent de juistheid vau de omschrijving op (fe begroo ting. En dit voorop stellende acht hij het onraadzaam een onder zoek in te stellen omtrent den oorsprong der hier bedoelde goe deren met welk onderzoek aan de nog onbekende tegenpartij wel eens wapenen in handen konden Avorden gegeven. Spr. is een voorstander van regt en billijkheid hij wil gaarne ieder het zijne gunnen maar hij vindt het al te edelmoedig van een ge meentebestuur omAvaar het meer dan een halve eeuw het ongestoord bezit van eenig goed heeft gehad nog te gaan onder zoeken of ook anderen eenige aanspraak kunnen doen gelden. Men zou dit met evenveel regt omtrent alle andere eigendommen der gemeente kunnen of dienen te doen en daarmede een bree- den weg openzetten voor allerlei reclames. De heer Dirks is het geheel met den heer Rengers eens. De hier bedoelde goederen zijn pastoralia, uit wier huur een ge deelte der tractementen van de predikanten bij de Nederduitsche Hervormde gemeente alhier Avorden betaald. De gemeente bezit het vruchtgebruik van die goederen onder bezwaar van bedoelde uitkeering. Het geval doet zich thans voor, dat er meer van ontvangen wordt dan de gemeente aan de predikanten uitkeert. Maar het kan ook minder zijn gelijknaar men zegt avcI eens het geval geweest is. Nu zou de kwestie deze zijn, of ook niet dat meerdere aan de predikanten zou moeten worden uitgekeerd doch tot nog toe heeft zich geeu hunner tot den raad deswege ge- Avend. Spr. acht het hoogst onvoorzigtig dezerzijds de zaak dieper te onderzoeken dan reeds geschied is, bevreesd als hij is, dat het tot een proces zou kunnen leidenschadelijk voor beide partijen. De algemeene beraadslaging over hoofdstuk 111 Avordt hier mede gesloten. Art. 1. Op voorstel van de commissie van rapporteuis wordt aan dit art. toegevoegd Huur van een perceel bouAvland op Olde-Galileën 258. Att. 2. De huur van den ïïarlingerstal Avordt op voorstel van de commissie verhoogd met ƒ60.- Op voorstel van burgemeester en wethouders Avordt aan het art. toegevoegd Huur van eene Avoning in het Bagijneklooster 40. Na deze wijzigingen wordt hoofdstuk III zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. Hoofdstuk IV. De heer Duparc zegt, dat bij de behandeling der uitgaven aan zijne aandacht is ontgaan het uitvoerige antAvoord van bur gemeester en wethouders in betrekking tot de toepassing van de wet op de inkwartiering. Spr. zal al de iu het antwoord opge nomen punten niet weórleggen maar slechts mededeelendat hij zich niet vereenigt met de beschoiiAvingen van burgemeester en Avethouders omtreut zin en bedoeling van art. 17 der Avet ook niet wat betreft de vrijstelling van de wijkmeesters van inkwartiering. Hij wil gaarne aan ieder ambtenaar voor de door hem bewezen diensten eenige vergoeding gevenmits het maar niet geschiede ten koste van een wettelijk voorschrift. Een be roep op het wijkreglement in zijns inziens in dezen misplaatst, omdat aan dat reglement door eene latere Avet is gederogeerd. De bewering van burgemeester en Avethouders, dat er geen enkele reclame is ingekomen beteekent weinig. In den regel leggen de ingezetenen zich bij de regeling van burgemeester en wethouders neerin het zalige denkbeelddat de heeren van z/het stadhuis" het wel zullen Aveten. De bewering, dat ieder wordt geacht met de wet bekend te zijn, is niets dan eene fictie. Blen feit daarentegen ia het, dat herhaaldelijk, zij 't dan niet officieel, over de onbillijke verdeeling van den last Avordt geklaagd, en met regt, Avant men heeft tot maatstaf genomen de personele huurwaarde der woningen. Ware nog de gegoedheid der inge zetenen tot basis genomen, b. v. de hoofdelijke omslagdan zou het vrij Avat beter zijn. Wat betreft de tijdige waarschuwing der ingezetenen is spr. geïnformeerd dat de militaire autoriteit met het verstrekken van opgaven van te verwachten inkwartiering zeer onbestemd te werk gaatdoch dit kan slechts aanleiding geven aan burgemeester en wethouders om vertoogen deswege tot de bevoegde magt te rigten. In de memorie wordt gezegd, dat er van de op ^Sep tember verwachte 550 manschappen slechts voor 280 inkwartiering is gevraagd en dus, wanneer voor al die 550 Avaarschu wing ware geschied in meer dan 200 huisgezinnen onnoodig toebereidselen zouden zijn gemaakt, maar hier slaat tegenover, dat dan toch nu in die andere 200 en zooveel gezinnen geheel onvoorbereid inkwartiering is ontvangen. Die ingezetenen hebben daarvan grooten last ondervonden. Spr. veroorlooft zich daarom de zaak Dogmaals aan de ernstige overweging van burgemeester en wet houders aan te bevelen. Hij wijst er op dat wel op andere wijze aan de bezwaren zou zijn tegemoet te komen namelijk door de oprigting van een passantenhuishoedanige inrigting in meer gemeenten van ons vaderland wordt aangetroffen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1873 | | pagina 7