1+2 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 27 November 1873. van Leeuwarden alleen en niet tevens van dien van Schoter- land toch geen effect zal sorteren. Maar spr. deelt daarom nog niet het motief van burgemeester en wethoudersals zouden er geene gronden zijn aangevoerdwaaruit de behoefte aan handelsgemeenschap tusschen beide plaatsen kan blijken. Het al ot niet bestaan van handelsgemeenschap is eene zaak, die de adressant zelf moest weten. Deze toch zal geheel voor eigen risico varen. En daarenboven wanneer er tusschen twee ge meenten geen handelsgemeenschap bestaat, dan is juist het op- rigtcn vau een beurlveer het middel om deze in het leven te roepen. De Voorzitter merkt op, dat het gemeentebestuur van Schoterland wel het best met de bestaande handelsgemeenschap bekend zal zijn. En waar nu dat bestuur het öprigten van een beurtveer onnoodig achtdaar bestaat er voor het gemeentebe stuur van Leeuwarden wel allerminst aanleiding lot toewijzing van het gedaan verzoek. Men lette er opdat er reeds één schip tusschen beide plaatsen vaart. Werd er nu nog een schip in de vaart gebragt, dan zou de concurrentie te groot worden en het te niet gaan van beide veroorzaken. De conclusie van het voorstel wordt hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging van art. 21 der verordeninghoudende algemecne bepalingen voor de openbare Fransche dag- en kostscholen. Van dit voorstei luidt de conclusie aldus a Art. 21 der verordening, bevattende algemeene bepalingen voor de openbare Fransche dag- en kostscholen in deze ge meentevastgesteld den 11 Julij 1861, te wijzigen in dier voege, dat worde gelezen, in plaats van ƒ500 J 600." De heer Westenberg merkt opdat het door de hoofdon derwijzeres aangevoerde evenzeer van toepassing is voor den halven- als voor den heelen kost. Zij, immers, grondt haar ver zoek hieropdat de levensbehoeften thans beduidend hooger in prijs zijn, dan in Julij 1861. Met het oog hierop vraagt spr., of ook niet de verhooging van de voor leerlingen in den halven kost te betalen vergoeding bij burgemeester eu wethouders een punt van overwegiug heeft uitgemaakt. De heer Rengers beantwoordt de gedane vraag toestemmend; doch voegt er bijdat burgemeester en wethouders van oordeel waren eene vreemde houding te zullen aannemenindien zij waar het verzoek enkel betrekking heeft op den heelen-ook tevens de verhooging van de vergoeding voor den halven kost in hun voorstel opnamen. Zij hebben het beter geacht op het verzoek te beschikkenzooals het daar ligt. Het kon zijn dat misschien de adressante redenen heeft om de vergoeding voor den halven kost niet te verhoogen. De heer Westenberg kan zich, na de bekomen inlichting, bij het voorstel Deerleggen. Hierna wordt de conclusie van het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 4. Voorstel van b rgemeestcr en wethouders op het verzoek van T. Hojstraom eet vol ontslag als onderwijzer aan de gemeentelijke gijm- nastiekêchool. Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten Aan T. Hofstra2e onderwijzer aan de gemeentelijke gijmna- stiekschool alhier, op zijn daartoe gedaan verzoek, met ingang van 1 Januarij 1874 eervol ontslag uit die betrekking te verleenen. 5. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van de vrouwelijke dienstbode aan ae 2e bewaarschool, om verhooghg harer bezoldiging. In overeenstemming met de conclusie van het voorstel wordt besloten De belooning van de vrouwelijke dienstbode in de 2e bewaar school alhier, bij raadsbesluit van 23 December 1877, no. 4, bepaald op /"100, met ingang van den 1 Januarij 1874, te ver hoogen met ƒ20 en te bepalen op ƒ120 per jaar. 6. Voorst-1 van burgemeester en wethouders op het verzoek van de vrouwelijke dienstbode aan de \e bewaarschoolom verhooging harer bezoldiging. De conclusie van het voorstel wordt zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. Dientengevolge is besloten De belooning van de vrouwelijke dienstbode aan de le be waarschool in deze gemeente, thans bedragende 130 per jaar met ingang van den ln Januarij 1874 te verhoogen met 20 en te bepalen op 150. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders op een verzoek van G. J. Huntingom op nieuw met eene gratificatie te worden begiftigd. Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten Aan G. J. Hunting, oud politiedienaar dezer gemeente, op zijn daartoe gedaan verzoek, voor 1874 eene gratificatie uit de gemeentekas te verleenen ten bedrage van twee en vijftig gulden. 8. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging van het besluitregelende de heffing van water-kaai- en walgelden. In overeenstemming met de conclusie van het voorstel wordt besloten Het besluit tot heffing eener belasting voor het gebruik van de wateren, kaden en wallen in de gemeente Leeuwarden goed gekeurd bij 's konings besluit vau 9 Mei 1867, no. 69, te wijzi gen en aan te vullen ah volgt a. in art. 1 litt. de woorden wcen nacht of langer" te ver vangen door «niet langer dan tweemaal 24 uren b. aan art. 6 toe te voegen onder lilt. de volgende alinea: win de Ilarlingervaart van de ijzeren draaibrug af tot den Snee kerstal." 9. Benoeming van een lid der commissie van administratie der stads bank van leening. De heer P. Zeper Dz.aftredend lidwordt met 17 stemmen herbenoemd1 briefje werd blanco bevonden. 10. Benoeming van twee voogden der stads-arnenkamer. Voor de eerste vacature wordt benoemd de heer C. Noé Lzn. met 14 van de 18 stemmen; 3 stemmen waren uitgebragt op den heer H. Beuker Andreee en 1 op den heer D. Tigler Wij- brandivoor de tweede vacature wordt met 17 stemmen be noemd de heer F. J. Haverschmidt. Hij beide stemmingen werd 1 briefje blanco bevonden. 11. Eerste suppletoir kohier der directe bJasting op het inkomen over 1873. De Voorzitter, het noodig achtende ter behandeling van dit kohier eene zitting met gesloten deuren te houdenheft de openbare tijdelijk op. Isa heropening der vergadering wordt het kohier vastgesteld in belastbaar kapitaal op f 37,707.14 en in aanslag ter somma van ƒ1263.20 1/2- De vergadering wordt hierop door den voorzitter gesloten. Verslag der handelingen van den gemeentel Vergadering van Donderdag 11 December 1873. Tegenwoordig 19 leden afwezig de heer Hommes met en de heer Westenberg zonder kennisgeving. Voorzitter de heer burgemeester. I. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en vast gesteld. II. Wordt ter tafel gebragt: 1. Een voorstel van burgemeester en wethouders op een ver zoek van de wed. L. de Bruinom op nieuw met eene gratifi catie te worden begiftigd. 2. Idemop soortgelijk verzoek van de wed. W. Oberink. 3. Idem op een verzoek van T. J. Smits te Dordrechtom kwijtschelding van beloopen boete. 4. Idem tot onderhaudsche verhuring van verschillende -aan de gemeente behoorende huizen. 5. Idemop een verzoek van J. W. Sterkenburgom op nieuw huurder te mogen worden van de aan de gemeente be hoorende plek grond in de St Anthonystraat. 6. Idemtot het gedeeltelijk afgravep van den Zuidwester- dwiüger. 7. Idem op een verzoek van den pachter der opkomsten van de Nesserzijlom schadevergoeding wegens stremming der scheep vaart. 8. Idem, tot oninvorderbaarverklaring van sommige vorderin gen wegens verpleging in het stads ziekenhuis. 9. Eene voordragt tot benoeming van een le hulponderwijzer aan de tusschenschool le klasse. Op deze voordragt komen voor P. Vlugt te LeeuwardenJ Snijder te Koog aan de Zaan en II. Goïnga te Lemmer. Voormelde stukken zijn ter iozage gelegd, om in eene volgende vergadering te worden behandeld. 10. Een adres van S. van Hulsthoudende verzoek om te worden vrijgesteld van de betaling van walgeld voor het leggen van houtvlotten in het Vliet bij zijn molen. Om berigt en raad in handen van burgemeester en wethou ders gesteld. 11. Een schrijven van M. Verdenius te D.ockum, houdende kennisgeving dat hij de op hem uitgebragte benoeming tot ge meenteveearts aanneemt. 12. Idem van P. Zeper Dzn.berigtende de aanneming der op hem uitgebragte benoeming tot lid der commissie van admi nistratie van de stads bank van leening. 13. Idem van C. Noë Lzn. en F. J. Haverschmidtde mede- deeling behelzendedat zij de op hen uitgebragte benoeming tot voogd der stads armenkamer aannemen. 14. Een schrijven van burgemeester en wethouders, houdende kennisgevingdat bij de op 3 December gehouden opening dei- bus tot aanvrage van bouwterreinenhet perceel no. 45 provisi oneel in koop is toegewezen aan L. van der Woude Jzn. De sub 1114 vermelde stukken zijn voor notificatie aange nomen. III. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den op- roepingbrief aangebragte punten 1. Voorstel van burgemeester' en wethouders op een schrijven van curatoren van het gymnasiumom aan den lecraar L. Nauta eene gra tificatie toe te kennen. De conclusie van het voorstel luidt als volgt «Aan den leeraar L. Nauta voor het door hem onverpligt ge geven onderwijs in de Hoogduitsche taal aan 't gymnasium, ge durende de maanden Mei en Junij en eenige dagen in Julij eene gratificatie te verleenen van een honderd gulden." Bijvoegsel, behoorende bij de Leeuwarder Courant. tad te Leeuwardenvan 11 December 1873. 148 De Voorzitter doet lecture geven van een dezen morgen bij hem ingekomen aan den raad gerigt adres van den heer Nauta houdende verzoek om hem eene gratificatie van 300 toe te kennen. De heer van Valkenburg merkt op dat bij het laatste arti kel van de met 1 Januarij in werking getreden nieuwe verorde ning op het gymnasium alle vroegere bepalingen zijn ingetrok ken. Nu komen curatoren met het voorstel den heer L. Nauta eene gratificatie van /300 te geven, welk bedrag steunt op de overweging, dat genoemde leeraar van 1 Januarij tot 1 Julij on verpligt onderwijs heeft gegeven in het Duitsch en Hollandsch. Onverpligt zegt spr. wil in dezen zeggendat het onderwijs in die talen door curatoren den heer Nauta is opgedragenzon der dat hij door den gemeenteraad daarmede was belast. Het dagelijksch bestuur heeft hieromtrent eene andere zienswijze en be weert dat het onverpligt gegeven onderwijs eerst met Mei is aangevangen. Spr. echter begrijpt het verband tusschen 1 Janu arij en Mei niet. Van 1 Januarij toch is aan den rector en den conrector de bezoldiging volgens de nieuwe verordening uitbe taald. Bij de verordening is bepaald, dat het onderwijs in de Nederlandsche taal- en letterkunde aan een der leeraren in de oude talen kan worden opgedragen. Spr. wijst er opdat deze bepaling facultatief is. Nu geven curatoren de redenen op, waar om zij het onderwijs in de Hollandsche taal tot September aan den heer Nauta hebben opgedragen. Eveneens voor het Duitsch, waarvoor in April een docent is benoemddie na de zomerva- cantie is in functie getreden. Naar spr.'s inzien heeft de heer Nauta regtens aanspraak op eene gratificatie voor zes maanden. Tenzij hem eenige opheldering worde gegeven kan hij de bere kening van het dagelijksch bestuur niet begrijpen. De heer Duparc verkeert onder denzelfden indruk als de vorige spreker. Aan het door dezen gesprokene wenscht hij nog dit toe te voegen dat burgemeester en wethouders uitgaan van de redeneringdat de heer Nauta het onderwijs in de Neder landsche taal heeft gegeven voor den conrectorden heer Coe- nen. Doch nu moet hij er op wijzendat uit de stukken blijkt, dat het onderwijs in die taal den heer Nauta door curatoren is opgedragen. En, als dit waar is, dan brengt de billijkheid medehem zoowel voor het Nederlandsch als voor het Hoog- duitsch eene vergoeding te gevenafgescheiden nog van den tijdover welken die vergoeding moet strekken. De heer Rengers merkt opdat de omstandigheidwaarop door de beide vorige sprekers is gewezenook bij burgemeester en wethouders een punt van ernstige overweging heeft uitge maakt. Zij hebben echter vooropgezet, dat, ofschoon ook de nieuwe verordening 1 Januarij is in werking getredener toch altijd eene periode van overgang heeft bestaan in opzigt tot de regeling van het onderwijzend personeel. Men zal wetendat het moeite heeft gekost een docent voor de Duitsche taal te krijgen en dat het al dadelijk bij curatoren heeft vastgestaan den conrector met het onderwijs in de Nederlandsche taal te belas ten. Tengevolge van een en ander is het onderwijs in de mo derne talen voorloopig op den ouden voet gecontinueerd. En nu kwam het burgemeester en wethouders voor, dat, zonder speciale magtiging of opdragt van den raad of van burgemeester en wethoudershieruit voor den heer Nautadie aangesteld was op eene bezoldiging van f 600 plus zijn aandeel in de mi- nervalia, geen verandering voortvloeide. Zij zijn van oordeel, dat het onderwijs in de Nederlandsche taal eene kwestie betreft, die niet het gemeentebestuur aangaatmaar dient te worden be slecht tusschen dc lieeren Nauta en Coenenaan welken laatste het onderwijs in die taal was opgedragen. Op grond vau deze beschouwing zijn burgemeester en wethouders gekomen tot de gevolgtrekkingdat de heer Nauta slechts aanspraak kan ma ken op eene vergoeding voor liet onderwijs in de Duitsche taal van af het tijdstip der definitive regeling in Aprilomdat het onderwijs in die taal door toevallige omstandigheden hem nog

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1873 | | pagina 1