Verslag der handelingen tn den gemeenteraad te Leeuwarden, van 7 en 12 Februarij 1874.
Vergadering van Zaturdag 7 Februarij 1874.
Tegenwoordig 19 leden afwezig de heer Plantenga met- en
de heer Hommes zonder kennisgeving.
Voorzitter de heer bargemeester.
I. De notulen der vorige vergadering woiden gelezen en
goedgekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt
1. Een voorstel van burgemeester en wethouders op het ver
zoek van T. Heeringa, om eervol ontslag als hoofdonderwijzeres
aan de 2e bewaarschool.
2. Idem tot onderhandsche verhuring van twee aan de ge
meente behoorende woningen.
3. Het tweede suppletoir kohier van de directe belasting op
het inkomen, over 1873.
4. Het commissoriaal rapport van 't onderzoek eener aanvrage,
om magtiging tot af- en overschrijving op de begrootiDg van
administratiekosten der stads-bank van leening, dienst 1878.
Voormelde stukken zijn ter inzage gelegdom in eene vol
gende vergadering te vrorden behandeld.
5. Een adres van de wed. H. Meijerhoudende verzoekom
verhooging harer belooning als mede-helpster aan de armenbe-
waarschool.
Om berigt en raad in handen van.burgemeester en wethou
ders gesteld.
6. Een adres van E. Molenaarhoudende verzoek te willen
bevorderendat eenige ten noordwesten van zijn molen staande
boomen worden gesnoeid.
Gerenvoijeerd aan burgemeester en wethouders ten (ine van
beschikking.
III. Aan de orde is de behandeling van de op den oproeping-
briet aaugebragte punten
1. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhandsche «an-
besteding van het ajgraven van den Verlaatsdwinger
De Voorzitter zegt, dat het hem wenschelijk is voorgeko
men over deze zaak eene buitengewone vergadering te beleggen,
omdat ze in verband staat met de ophooging en bestrating van
het terrein der uitbreiding ten zuiden van de Willemsgracht.
Bovendien is ze van eenvoudigen aardwijl het slechts de vraag
geldtof er op nieuw eene publieke besteding zal worden ge
houden dan wel of het werk onderhands zal worden uitbesteed,
zoodat spr. in overweging geeft haar nog heden af te doen. In-
tusschen acht hij zich verpligt eene uitdrukking in het voorstel
te rectificeren. Er staat namelijk „Wordt het werk tegen 74
„cent de stère gegund dan zal de ophooging van het terrein
„der uitbreiding daardoor minder kostbaar worden terwijl de
„zuidwestelijke dwinger tevens voor wandelplaats zal zijn ingerigt
Dit laatste zegt spr. is niet volkomen juist. Wel zal met
de afgraving het voornaamste verrigt zijn maar altijd zullen er
toch nog kosten moeten worden aangewend tot ordening, beplan
ting enz. van het afgegraven terrein. Spr. heeft gemeend dit
te moeten observeren ten einde teleurstelling te voorkomen.
Nadat hierop het voorstel was in behandeling genomen wordt
overeenkomstig de conclusie daarvan besloten
Voorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten
van Frieslandhet afgraven van den zuidwestelijken dwinger en
het vervoeren van den daardoor beschikbaar komenden grond
naar het terrein der uitbreiding van de bebouwing dezer ge
meente ten zuiden van de Willeinsgrachtvolgens het daarvan
opgemaakt bestekonderhands aau te besteden aan W. Muizer
alhier, tegen 74 cent de stère en onder voorwaarde, dat voor
de zekerheid der uitvoering van elke stère zeven cent wordt
ingehouden tot aan de geheele uitvoering van het werk en dat
de tijd van oplevering wordt gesteld op tien weken n& de tee-
kening van het contract.
Bijvoegsel, beuoorende bij os Leeuwarder Courant.
23
2. Benoeming van een hulponderwijzer der tweede klas:e aan de
tueschenechool \e klasse.
J. Bonsema te Nuis, gemeente Marum wordt met algemcene
stemmen benoemd.
De Voorzitter sluit hierop de vergadering.
Vergadering van Donderdag 12 Februarij 1874.
Tegenwoordig 17 leden; afwezig de heeren Jongsina, Hom
mes, van EijsiDga en Rengersallen met kennisgeving.
Voorzitter de heer burgemeester.
I. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en
goedgekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt
1. Het commissoriaal rapport omtrent het onderzoek eener
aanvrage van den schuttersraadom magtiging tot. af- en over
schrijving op de schutterij-begroolingdienst 1873.
2. Een voorstel van burgemeester en wethouders op liet ver
zoek van II. W. Kooistraom eene plek grond naa hem ia erf
pacht af te staan.
Deze stukken zijn ter inzage gelegdom in eene volgende
vergadering te worden behandeld.
3. Een adres van twee hulponderwijzeressen aan de le tus-
schcnschool 2e klasse, houdende veizoek om verhooging der
toelage voor het geven van onderwijs in vrouwelijke handwerken.
Om berigt en raad in handen van burgemeester en wethou
ders gesteld.
III. Wordt, overgegaan tot de behaudeling van de op den
oproepingbrief vermelde punten
1. Vooretd van burgemeester en wethouders tot vergrooting van den
Prinsentuin (Zie bijlage no. 1).
De heer Duparc heeft dit voorstel met genoegen ontvan
gen en houdt zich overtuigddat dit met de overige leden
eveneens het geval zal zija. lntusschen had hij zich gevleid
dat, nu men toch eenmaal met het vergrooten van den Prinsen
tuin begint, men iets verder zou zijn gegaan. Zoo had hij gaarne
geweDschtdatzoo al niet direct daartoe het voorstel ware
gedaan dan toch de vervulling van eenen door hem reeds meer
malen hier uitgesproken weDseh dien ui. tot oprigting van een
doelmatig lokaal in den tuin, ware in 't vooruitzigt gesteld. Spr.
weetdat hem kan worden tegengeworpen dat zoo iets niet
eigenlijk eene gemeentezaak isen hij kan liet in zeker opzigt
beamen, maar moet hij terstond opmerken nu de gemeente
eenmaal den tuin heeft en hem ten behoeve van het publick.
exploiteertis het ook weöschelijkdat men niet ter halver
wege blijve staan en het publiek bij muziekuitvoeringen enz. niet
van het wèer afhankelijk doe zijndoch gelegenheid hebbe
bij mingunstig weer te retireren in een lokaaldat een behoor
lijk getal men8chen kan bevatten. Spr. had zich daarom ge
vleid bij deze gelegenheid van burgemeester en wethouders to
vernemenof er bij hen ook plan bestaat om aan bedoelden
wensch tegemoet te komen. Is dit niet het gevaldan wil h$
het door hem gesprokene beschouwd zien als een verzoek aai
burgemeester en wethoudersom in overweging te nemen a&t.
een verlangen te voldoen, dat meer en meer algemeen bij de in
gezetenen wordt vernomen.
De heer Dirks zegt, dat de heer Duparc reeds heeft aange
voerd, wat ook hij van plan was te zeggen. In tegenstelling
van dien &pr. is hij echter van oordeeldat burgemeester en
wethouders bij deze gelegenheid wel op de voldoening aan den
besproken wensch hebben indachtig geweest. De verwezenlij
king van dien wensch schemert zijns inziens op de overgelegde
teekening doorwant daarop ziet hij rondom de 2e armenschool
eenige bloemperken in schets aangebragtwat bij hem het denk
beeld doet oprijzendat men eene verplaatsing van die school
4