Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 12 February 1874.
op het oog heeftom het daarvoor gebezigd gebouw te kunnen
bestemmen voor eene gelegenheid als de heer Duparc en spr.
met hem wenscht.
De Voorzitter zegt, dat het hem aangenaam is geweest van
de heeren Duparc en Dirks te vernemendat ze een voorstel
van nog uitgebreider strekking hadden verwacht. Het verheugt
hem die sprekers te kunnen antwoorden dat tïnantiële redenen
burgemeester en wethouders er toe hebben geleid om zich voor
het tegenwoordige tot het voorgestelde te bepalen. Teregt heeft
de heer Dirks opgemerktdat het in het denkbeeld van burge
meester en wethouders ligt opgesloten te eeniger tijd door ver
plaatsing van de 2e armenschool den gekoesterden wensch te
verwezenlijken. Den ontwerper van het overgelegd plan hebben
zij opgedragen het zoodanig' in te rigten dat men later met ge
ringe wijziging en zonder in de noodzakelijkheid te vervallen
van te vernielingen wat er nu zal worden gemaakt tot het be
oogde doel zal kunnen geraken. In verband hiermede ia met
losse trekken op de schetskaart aangeduid wat in de toekomst
tot verbetering is aan te brengen. Namens burgemeester en wet
houders geeft spr. de verzekeringdat zij zich vleijen datals
liet overgelegd plan wordt goedgekeurd te eeniger tijd de wensch
naar een geschikt lokaal tot vervulling zal komen.
Hierop wordt de conclusie, van het voorstel zonder hoofde
lijke stemming aangenomen dientengevolge is besloten
10. Burgemeester en wethouders te magtigen den Prinsentuin
aan de noord westzijde bij het voormalig tournooiveld te ver-
grooten door bijvoeging van een gedeelte van den walzooals
op de overgelegde schetsteekening is aangeduid en dit gedeelte
door een ijzeren hek of rasterwerk van den publieken aanleg
af te scheiden.
20. Burgemeester en wethouders op te dragen ter zijner tijd
den raad voorstellen aan te bieden tot verevening van de kosten
der sub 10. bedoelde werken.
30. Burgemeester en wethouders uittenoodigen aan Z. M. den
koning 's raads eerbiedigen dank te betuigen voor het blijk van
welwillendheid aan deze gemeente betoond.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verkenen esner
bijdrage in de kosten van de oj12 Mei 1874 in deze gemeente te geven
feestelijkheden.
Den heer Suringar doet het leed dat de betrekkelijke com
missie met een verzoek om eene subsidie van gemeentewege tot
den raad is gekomen, omdat hij ODgaarne die commissie, welke
zich zóóveel moeite heeft willen getroosteneen weigerend ant
woord geeft. En toch zal zijne overtuiging hem daartoe leiden.
Hij heeft zeer toegejuicht het denkbeeld om het aan de inge
zetenen over te laten te bepalen op wat wijze en voor welk
kosten bed rag feest zou worden gevierd en hij hecht cr aan
dat ook die kosten uit vrijwillige bijdragen worden bestreden.
Hij vindt dit veel eigenaardigerdan dat de gemeente daarin
door het toekennen eener subsidie voorzietja hij acht het zelfs
bezwaarlijk tot dit einde fondsen uit de gemeentekas te verstrek
ken. En daarbij komt het hem voor dat de ingeschreven som
genoegzaam is om er een behoorlijk feest voor te gevenzij
liet al niet gedurende twee dagen dan toch wel gedurende één
dag. Hij zou daarom wel wenschen dat de commissie wierd
uitgenoodigd haar programma zoodanig in te krimpen dat de
kosten daarvan met het ingeschreven bedrag kunnen worden
gehoed. Spr. moet zich op de aangevoerde gronden tegen de
strekking van het voorstel verklaren.
De Voorzitter had niet verwacht, dat dit voorstel ernstige
bestrijding zou ondervinden. De heusche wijzewaarop die
ingezetenenleden der commissiede zoo moeijelijke taak tot
het regelen van feestelijkheden hebben op zich genomen geeft
naar zijne meening allezins aanleiding, om van zijde bet ge
meentebestuur alle mogelijke medewerking te ondervinden. De
commissie en het dagelijksch bestuur waren eenstemming van
gevoelen dat er geen subsidie moest worden aangevraagd zoo
lang niet het bedrag der inschrijvingen bekend was. Spr. kan
het toegeven dat het eigenaardiger zoude zijn als alleen uit die
vrijwillige bijdragen feest wierd gevierd doch nu het blijktdat
met de ingeschreven som geen waardig feest kan worden ge
geven, nu acht hij het oogenblik gekomen om zoover de finan-
tiële krachten der gemeente reiken aan de commissie ondersteu
ning te verleenen. Die ondersteuning acht hij in dit geval zeer
gepast, omdat het hier een feest geldtwaardoor voiral ook aan
de mingegoede ingezetenen genoegen wordt verschafteen
feest, dat aan den zedelijken indruk niet schadelijk zal zijn,
een feestwaardoor de bevolking zal worden afgetrokken van
op andere manier feest te vierenwaarvan de gevolgen wel
eens minder aangenaam zouden kunnen zijn. Burgemeester en
wethouders hebben dan ook geen oogenblik geaarzeld dit voor
stel te doen, ja er is zelfs sprake van geweest om een noghoo-
ger subsidie toe te kennen doch hiervan hebben ze afgezien
omdat ze meenden dat liet door de commissie ontworpen pro
gramma hier en daar wel eenige bezuiniging toelaat en met eene
subsidie van 2000 daaraan wel uitvoering zou zijn te geven.
De heer Suringar heeft gezegddat hij eene overtuiging had.
Spr. had verwacht daarvoor argumenten te zuilen hoeren maar
is daarin teleurgesteld want het betoog van dien spreker kwam
slechts hierop neer, dat hij zou wenschen, dat alles uit de vrij
willige bijdragen kon worden bestreden een wenschdie ook
spr. deelt. Men staat echter voor het feitdat dit niet kan
en vraagt spr. zal nu de commissie worden teleurgesteld V
zal haar van deze vergadering den steun worden onthoudendien
ze in billijkheid mag verwachten Hij is overtuigd dat dit een
en ander wel tegen het bezwaar van den heer Suringar opweegt.
De heer Dirks merkt opdat de heer Suriügar den wensch
heeft uitgesprokendat het feest zich tot een dag zou bepalen.
Ook hij zou het gaarne zien dat alleen op den dag der kroo
ning, den 12en Mei, feest werd gevierd. Hem komt het voor,
dat de commissie een programma heeft ontworpen te groot om
in een dag te kunnen worden uitgevoerd. Hij schrijft dit hieraan
toedat in den regel elk lid der commissie zijn stokpaardje
heeftwaarvan de veelheid der feestelijkheden het gevolg zal
zijn geweest. Het natuurlijk gevolg daarvan isdat de commis
sie thans dubbel zooveel geld behoeft, dan ze bij eene feestvie-
ring gedurende één dag noodig zoude hebben. Tegen de aange
vraagde som heeft spr. niet het minste bezwaarja hij zou er
zelfs niet tegen hebben al wierd er 10,000 gevraagd. Maar
liever zou hij het ziendat er op slechts één dag feest werd ge
vierd, en dan luisterlijkin plaats van op twee dagen ten halve.
Hij zal daarom stemmen voor het toekennen eener subsidie van
2000 om blijk te geve» dat hij wel vóór de feestviering is
maar hij wil daarbij tevens den wensch te kennen gevenom
het feest tot één dag te beperken.
De heer Plant0nga vereenigt zich met het door den heer
Suringar gesprokene, want hij vindt voor zich persoonlijk geen
vrijheid om voor het voorstel te stemmen. De commissie toch
heeft van de ingezetenen bijdragen gevraagdzonder dat het
bekend was, dat er van gemeentewege eene subsidie zou wor
den verleend. Het zou een verkeerden indruk makendankt
spr.als er nu eene subsidie werd gegeven. Menigeen zou wei-
ligt ware dat bekend geweestniet zooveel hebben ingeschre
ven. Spr. kan er zich niet mede vereenigen op deze wijze de
ingezetenen als ware het in den vorm van belasting te dwingen
eene bijdrage te geven.
De heer Wiersma moet even als de heer Suringar bekennen,
dat het hem leed doet niet te kunnen instemmen met het voor
stel om aan de commissie eene subsidie te verleenen. Hij heeft
dan ook enkel het woord gevraagd om zijne stem te motiveren.
Bij het door den heer Suringar aangevoerdewaarmede spr. zich
kan vereenigenwenscht hij nog dit op te merken dat buiten
gewone uitgaven nog daarom te meer moeten worden vermeden,
nu bij de behandeling van de begrooting voor dit dienstjaar het
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van 12 February 1874.
25
klimmen van de uitgaven zoozeer is ter sprake gebragt. Op die
begrootiüg komt ook een post voor publieke vermakelijkheden
vooren nu had hij zich gevleid dat daaruitdoor het nalaten
van andeie feesten, eene subsidie ware gegeven. Hij kan er
zich daarom niet mede vereenigen de aangevraagde subsidie te
verleenenwaar het bedrag daarvan buiten den bedoelden post
om moet worden gevonden.
De heer Bloembergen kan de door vorige sprekers geop
perde bedenkingen niet deelen. Ware door de ingezetenen eene
toereikende som ingeschreven dan zou ook hij niet over de ge
meentekas willen hebben beschikt. Hij zou meenendat men
het toekennen eener subsidie in verhand moet beschouwen met
het belang, dat vele ingezetenen bij eene feestviering hebben. Hij
weet het wel dat de gemeente geen feesten moet organiseren
met het doel om de ingezetenen daardoor te bevoordeelen maar
eveneens is hij overtuigd dat het door niemand zal worden ont
kend dat aan eene feestviering het belang van vele ingezetenen
verbonden is. Spr. meent zich te herinneren, dat, toen de com
missie zich met het dagelijksch bestuur in tact stelde dit heeft
doen doorstralendat zij wel eenigermate op den bijstand van
het gemeentebestuur mogt rekenen in cas de pogingen tot het
bekomen van vrijwillige bijdragen geen voldoend resultaat ople
verden. Trouwens, hij vindt er ook niets onregelmatigs in gele
gen om waar de ingeschreven som voor een waardig feest niet
toereikend isdaaraan uit de gemeentekas iets toe te voegen.
Dat ook de raad dit beginsel is toegedaan kan ODder meer blij
ken uit het besluit, waarbij aan de commissie tot organisatie der
feestelijke viering van den eersten April 1S72 eeoe subsidie is
toegekend. Spr. houdt zich overtuigd dat de voor deze feest
viering aan de commissie toe te kennen subsidie van f 2000 dnb-
bel en dwars aan de ingezetenen zal bekeerenvooral dan, wan
neer daaraan zoodanige rigting wordt gegeven als de commissie
op het oog heeft. Dan althans mag men verwachtendat er
uit andere gemeenten velen naar herwaarts zullen overkomen.
Hij zal daarom met volle ruimte voor het voorstel stemmen.
De heer van Valkenburgterugkomende op den wensch
van den heer Dirks om het feest tot één dag te- bepalenzegt
dat dit punt in den boezem der commissie een onderwerp van
rijp overleg heeft uitgemaakt en dat men ten slotte tot twee
dagen is gekomen, omdat men van oordeel was, dat het grootste
gedeelte van den dag der feestviering door kerkelijke plegtighe-
den en parade van het garnizoen zal worden ingenomen. Dao
nog moet hij opmerkendat men onder de feesten een optogt
door burgers van Leeuwarden heeft opgenomen en dat men in
navolging van de Aprilfeesten, aan de volksfeesten eene strek
king wil geven, die leiden kan tot ontwikkeling des volks.
"Wilde men de feestviering lot een dag beperken, dan zou het
programma moeten worden vereenvoudigd en zou men zich moe
ten bepalen tot m&stklimraenkuipjesteken en andere weinig
beteekenende zaken.
De heer Duparc wenscht- de vergadering er aan te herinne
ren dat ze nu twee jaar geleden voor een nagenoeg gelijksoor
tig voorstel stond. Toen toch gold het het toekennen eener bij
drage in de kosten van de Aprilfeesten. Bij het nu in behande
ling zijnd voorstel worden bezwaren geopperddie meer het be
ginsel dan de voorgestelde som betreffen. Dit geeft spr. aanlei
ding de vergadering er op opmerkzaam makendatterwijl bur
gemeester en wethouders in 1872 voorstelden eene subsidie van
300 benevens het gebruik van eenige toestellen te verleenen
zich daartegen toen niet alleen geen enkele stem verhief, maar
met groote meerderheid werd aangenomen een amendement van
een der leden om eene subsidie van f 400 toe te staan. Destijds
hoorde men niets van de bezwaren die thans worden te berde
gebragt. Dit verwondert spr. des te meernu sedert het perso
neel van den raad te weinig verandering heeft ondergaanom
daaraan het groote verschil in denkbeelden te kunnen toeschrij
ven. Intusschen zou ook hij het meer eigenaardig vindendat
de ingezetenen zelve geheel de kosten der feestviering betalen
maar aan den anderen kant gelooft hij ookdat het aan het pu
bliek tamelijk onverschillig zal zijn bij de feestviering zelve van
waar het geld is gekomen.
De heer van der Meulen zegt.dat de ervaring leertdat,
wanneer er voor eene nuttige zaak bijdragen van de ingezetenen
worden gevraagd dan meestal de verwachting wordt overtrof
fen. Hij noemt dit een verblijdend verschijnsel. Ook de hier
bedoelde commissie heeft op dien «lilden geest der ingezetenen
een beroep gedaan zij heeft circulaires rondgezonden nadat zij
alvorens een programma der te geven feestenbenevens
eene calculatie der kosten had gemaakt. De uitslag heeft bewe
zen dat de ingezetenen voor de feestviering eene aanzienlijke
som over hebbenmaar tevens hebben ze naar spr's meening
uitgesprokendat eene tweedaagsche feestviering volgens het zoo
uitgebreide programma minder wenschelijk wordt geacht. Even
als de heer Plantenga vindt ook hij geen vrijheid eene zoo be
langrijke som uit de gemeentekas te verstrekkenwaarom hij
zich genoodzaakt ziet tegen liet voorstel te stemmeo.
De heer Suringar zegt, dat het door den heer Dirks aan
gevoerde hem ontslaat van de moeite, om zijne bezwaren tegen
eene tweedaagsche feestviering verder te ontwikkelen. Dit. al
leen wenscht hij er nog bij te voegen dat men door het feest
noodeloos over twee dagen uit te strekken twee dagenwaarop
onmiddellijk de hemelvaartsdag volgtden werkman drie achter
eenvolgende dagen aan zijnen arbeid en aan zijne verdiensten
onttrekt. Hij vraagt of men dit eene gewenschte zaak mag re
kenen
Den heer Bloembergen heeft spr. hooren zeggendat hij lie
ver zou hebben gezien, dat uit de vrijwillige bijdragen feest
werd gevierdindien eene toereikende som ware ingeschreven.
Hierop moet spr. antwoorden, dat alles er van afhangt, wat
men als toereikend acht. Hij voor zich kan niet inziendat
eene som van 3500 voor het vieren van een waardig feestmits
op éénen en wel op den eigenlijken eenigen feestdag niet toe
reikende zou zijn maar bovendien hij moet bet herhalen, vooral
daaraan ontleent het feest voor hem zijne hoogste waarde, dat
het gegeven wordt uit vrijwillige bijdragen en niet uit eene sub
sidie uit de gemeentekasdie door het heffen van belasting moet
worden gevonden. Onder degenen die hebben ingeschreven
zullen er ongetwijfeld velen zijn die over het verleenen eener
subsidie van gemeentewege weinig gesticht zullen zijn. Hadden
ze dit geweten welligt was door hem niet ingeschreven.
De heer Bloembergen heeft gezegddat er ter gelegenheid van
dc feesten uit andere gemeenten velen zullen overkomen doch
spr. moet hiertegen opmerken dat in elke gemeente feest zal
worden gevierd en het zich dus laat aanzien dat de meesten
zullen blijven in hunne eigene gemeente.
Men heeft een beroep gedaan op de Aprilfeesten van 1872 en
gezegd dat er toen geen enkele stem is opgegaan tegen het
verleenen eener subsidie. Spr. wil toegeven dat dit nog niet zoo
langen tijd geleden is; maar hij zou meenen, dat het verschil
tusschen ƒ300 en ƒ2000 nog al aanmerkelijk is. Hoe dit zij hij
kan niet inzien dat aan een feest door eene subsidie uit de ge
meentekas meer waardigheid wordt bijgezet, te minder als die
som door belastingen moet worden gevonden. Hem is het geens
zins onverschillig van waar de gelden voor de feestviering ko
men vooral nietwanneer men van het beginsel is uitgegaan
om die kosten uit vrijwillige bijdragen te bestrijden. Hij moet
zich daarom tegen het voorstel verklaren.
De Voorzitter wenscht de vergadering er nog op indachtig
te maken datwanneer dit voorstel wordt afgewezenhet da
gelijksch bestuur in de toekomstbij het formeren van commis
sion weinig meer op de welwillendheid der ingezetenen heeft
te rekenen. In deze zaak heeft het dagelijksch bestuur zicli niet
tot het verleenen eener subsidie verbondenmaar wel heeft het
de toezegging gedaanomwanneer de inschrijvingen mogten