112
Verslag der handeliDgen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan 0 October 1874.
heid niet uitstrekken. Vooral wake men daartegen dat geheel
nieuwe voorstellen de vergadering als motién van ordebin
nen sluipen. Wil men geen draaibrugwelnu men verwerpe
het voorstel van rapporteurs.
Spr. behoort onder diegenendie op dit oogenblik nog eene
vaste brug wenschelijk achten. Hij zal echterindien de voor
zitter het voorstel Suringar als motie aan de stemming mogt on
derwerpenzeer tot zijn leedwezen genoodzaakt zijn er tegen
te stemmen.
Het is echter zoo met hem gesteld, dat hij nog wel voor overtui
ging vatbaar ishet gaat hem zoo als het zeer vele leden van
deze vergadering zal gaan ze hebben wel teekeningen enz. van
eene draaibrug gezien, doch hoe eene vaste brug cr daar te plaatse
uit zal zien weten ze nog niet 8pr. heeft door de overgelegde
stukken nog niet de overtuiging gekregen dat eene vaste brug
nadeelig is voor handel en scheepvaart en onmogelijk met den
welsland is over een te brengen. Hij acht dat deze overtuiging
volstrekt noodig is om vóór eene draaibrug tc kunnen stemmen.
Indien er dus een voorstel komt om de zaak uit te stellen en
burgemeester en wethouders uit te noodigen ook plannen van
eene vaste brug in te dienendan zal spr. daaraan gaarne zijne
stem geven.
De heer Rengorfl is het met den vorigen spreker eensdat
de motie van den heer Suringar de zaak niets verder brengt.
Na reeds ongeveer eeu uur daarover te hebben gi discussie.'rd
is men eigenlijk Dog minder ver dan toen gister de algemeene be
raadslaging werd gesloten. Spr. gelooft dusdat de heer Su
ringarhoe goed zijne bedoeling ook moge zijn geweest, der
vergaderiüg met de indiening der motie geen dienst heeft ge
daan. De reden daarvan ligt voor de hand. Er zijn op dit
oogenblik niet tweemaar reeds vier opinies in het debat ge-
bragt. Vooreerst het voorstel van burgemeester en wethouders
dat eene draaibrug op 2.10 meter boven zoinerpeil wildan
heeft de heer burgemeester medegedeelddat men eene draai
brug op 2.43 meter 6oven zomerpeil zou kunnen leggenver
volgens heeft men het denkbeeld van eene vaste brug op de
tegenwoordige hoogte en eindelijk dat van eene vaste brug op
2.10 boven zomerpeil. Spr. zoude het dus het meest geraden echten
om te beginnen met eeue stemming over het voorstel dat de
verste strekking heefthetzij dat van burgemeester en wethou
ders en de meerderheid der commissie of liet laatst genoemde
om een vaste brug op 2.10 meter hoogte te leggen. Wordt een
dier voorstellen afgestemd, dan zal men door achtereenvolgens de
anderen te behandelen waarechijnlijk ten laatste tot eene eind
beslissing komendie door de motie Suringar niet zal worden
bereikt.
De heer Duparc is het met den heer Jongsma eens, dat de
motie van den heer Suringar geen regt van bestaan heeft. Hij
wenscht echter niet alleen af ie breken maar ook op te bouwen.
Zoo hij dus de motie, of liever het voorstel, van den heer Surin
gar afkeurt, dan wenscht hij aan den anderen kant aan te grij
pen een denkbeeld van den heer Jongsma, die als ware het de
brug gelegd heeft om tot een besluit te komen. Dit zal niet ge
schieden wanneer men den door den heer Rengers fvangewezen
weg volgtuithoofde de zaak althans naar spr.'s oordeelna
het door den voorzitter gesprokenemag geacht worden nog niet
in staat van wijzen te zijn. Er zijn nieuwe lichtpunten opge
gaan waaronder spr. in de eerste plaats noemt het denkbeeld
van den voorzitter om eene draaibrug p 2.43 mett-r boven zo
merpeil te leggen. Spr. is van den beginne af voor eene vade
brug geweestdoch hij wil niet ontkennen dat met het maken
van zoodanige brug aan den welstand afbreuk zal worden ge
daan. Nu moge het vreerad klinken dat men nog een nieuw on
derzoek noodig acht toch acht spreker dit veel beter dan een
besluit te nemen waarover men zich welligt later zal hebben
ie beklagen. Nu heeft men wel hooren spreken van bezwaren
tegen eene vaste brug, doch bij gemis van een plan heeft men
die bezwaren zich nimmer geheel duidelijk kunnen maken. Ten
einde dus een goed oordeel te kunnen vellen heeft de raad noo
dig eeu uitgewerkt plan van eene vaste brugmet begrooting van
kosten. Tevens zou dergelijk tl plan vau eene draaibrug op 2.48
meter boven zomerpeil daarbij van dienst kunnen zijn. Indien
dus de motie van den heer Suringar wordt afgestemd of de ver
gadering aan het denkbeeld van spr. de prioriteit zou kunnen
toekennen, dan wenscht hij de volgende motie voor te stellen:
De beslissing over het voorstel van de commissie van rap
porteurs aan te houden.
z,2. Burgemeester en wethouders uit tc noodigen den raad
„aan te bieden
„a. een uitgewerkt plan van ccce diaaibrug op eene hoogte
van 2.43 meter boven zomerpeii
„b. een uitgewerkt plan >an eene vaste brug, hetzij op de
//hoogte van de bestaande brughetzij op zoodanige andere
//hoogte, als in overeenstemming zal zijn met de belangen der
//scheepvaart
z/een ea ander vergezeld van eene begrooting van kosten en
z/van de beschouwingen en raad van burgemeester co wethouders."
Spr. veroorlooft zich deze motie aan het oordeel van den raad
te onderwerpen. Ilij had oorspronkelijk geen plan in deze zaak
het woord te voeren maar door den loop der discussie is hij er
toegebragt, en nu meende hij eene poging te moeten wagen om
voor 't oogenblik ten minste de zaak in het reine te brengen.
Punt 1 heeft alle kans van te worden verworpen. Komt er dan
een voorstel tot het maken eener vaste brugdan zal men wel
degelijk dienen te bepalen op welke hoogte de brug zal worden
gelegd. Zonder te kort te willen doen aan het licht, dat door
meer dan een van de leden des raads zal kunnen worden ver
spreid gelooft spr.dat men de voorlichting van een deskun
dige noodig heeft. En wanneer nu burgemeester en wethouders
worden uitgenoodigd bij de aanbieding der plans nadere inlich
tingen te verstrekken dan ligt het in den aard der zaak dat zij
den directeur der gemeentewerken zullen hooren. Worden die
inlichtingen verstrekt, eerst dan zal men in staat zijn alle tech
nische bezwaren te overzien en een oordeel te veilen, beter dan
waartoe men thans in staat is.
De heer Suringar hecht niet zóó zeer aan den vorm dat
wanneer door een anderen vorm het beoogde doel k«n word.M
bereikt, hij zich Diet met dien vorm zou kunnen vereenigen. Hij
zal de laatste wezen om te bewerendat de door hem voorge
stelde motie eigenlijk wel eene motie is. De vergadering toch
weet het zeer goed, dat liij eerst van plan was de vrar.g to
doen uitmaken wat men wildeeene vaste- of eene beweegbare
brug, en dat lij op uitnoodiging vau den voorzitter eeu voorstel
heeft ingediend dat anders bestemd was dan te dienenwan
neer het principe zou zijn uitgemaakt. Daarom nog te meer wil
spr. zijne motie gaarne intrekken en zijn bijval schenken aan
die van den'heer Duparc.
Intusscheu wenscht hij tevens deze gelegenheid te baat te ne
men om aan den heer Dirks op te merkendat hij de omstan
digheid dat de meerderheid van rapporteurs was voor eene vaste
brug niet heeft aangevoerd om aan de meerderheid zelfstandig
heid te on zeggen maar alieen om zich te regtvaardigen tegen
over den lieer van Valkenburg. Die opmerking wa3 nog des te
meer gegrond nu men zelfs door den heer Dirks heeft hooren
zeggen dat het hier een zeer disputabel punt geldt Ea als dan
de minderheid de zwakheid der meerderheid z et, dan zou r.
niet weten waarom hij niet geregtigd zou zijn te beweren, dat
aan het gevoelen der minderheid geen regt is gedaan.
De motie van den heer Dupiuc wordt hierop ondersteund en
komt dientengevolge in behandeling.
De heer van der Meulen wenscht nog een enkel woord
te zeggen naar aanleiding van het door den heer Suringar ge
sprokene
De Voorzitter merkt op, dat op dit oogenblik de motie
Duparc aan de orde is.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 9 en 19 October 1874.
113
De heer van der Meulen beschouwt het gesprokene door
der» heer Suringar als een persoonlijk feit te betreffen.
De Voorzitter zegt, dat dan den heor van der Meulen het
woord wordt verleend over een persoonlijk feit.
De heer van dor MöUlon wenscht dan op tc merken dat
de heer Suringar de zaken min of meer onjuist heeft voorge
steld. Art. 5G van liet reglement vau orde luidt: //Elk verslag
tUïïoet een bepaald voorstel behelzen met vermelding, of Ir.t
z/met algemc'dc ot bij meerderheid van stemmen is vastgesteld.
z/In het laatste geval moet het gevoelen der mind rhcid daarin
orden medegedeeld, op de wijze als dit door haar wordt ver
langd" Nu heeft in dit geval de meerderheid eene couclusie
gesteld. Zij heeft daaraan doen voorafgaan de motivcuniet
alleen un haar, maar ook ven de minderheid Zij gaf te ken
nen dat de meerderheid zich vereeuigde met de in d< sectiën
geopperde beschouwingen vóór eeue beweegbare brug en tie
minderheid nut die legea dergelijke brug. Doch nu doet de
lieer Suringar het voorkomen als of de meerderheid zou hebben
geweigerd de motiven vau de minderheid op te nemen. Dit is
ia geenendeele het geval geweest, althans spr. herinnert zich
zeer goed, dat den heer Suringar is gevraagd, of hij zijne op
merkingen in eene nota wilde opnemen om ze in het verslag
over te brengen, dan wel of hij ze mondeling in raadsverga
dering wensehte mede te deelen en dat hij toen het laatste heeft
geprefereerd.
Nu weet spr. niet, wat reden cr nog kan bestaan om de
meerderheid in iets ta beschuldigen.
De heer Suringar wenscht op het door den heer van der
Meulen gesprokene alleen dit te antwoorden dat hij voor zich
heeft liggen den text, houdende de ontwikkeling van liet gevoe
len der minderheid, die zijne mede-rapporten is liever niet in het
verslag opgenomen wenschten te zien.
Hij wil hun daarvan evenwel verder geen grief maken en
houdt het persoonlijk feit hiermede voor afgeloopeu.
Dc heer vau Valkenburg zal stemmen vóór de motie van
den heer Duparcdoch wenscht tevens nog te constaterendat
de directeur van de gemeentewerken op aanvraag van burge
meester en wethoudersniét in gebreke :s gebleven alle die in
lichtingen te verstrekken, wrlke tot eene juiste beoordeeling
noodig werden geacht. Zoo heeft die ambtenaar bij schrijven
\an 2 3 Mei aan burgemeester en wethouders een vergelijkenden
staat van een achttal bruggen verstrekt, als van eene ijzeren
draaibrug met tweö doorvaarten eene ijzeren draaibrug in voege
als de Vlietsterbrugeene ijzeren ophaalbrug, eene vaste ijzeren
brug, eene houten draaibrug met twee doorvaarten eene houten
draaibrug in voege als do ijzeren Vlietst- rbrug en eene houten
ophaalbrug. Van al die bruggen heeft hij eene globale b' groo-
tiug van kosten verstrekt en tevens de red nwaarom deze
boven gene werd geprefereerdopgegeven. Ook in opzigt tot
de afgraving heeft hij d1 veroischte opgaven verstrekt. Meu kan
dus niet zeggen, dat de directeur riet alles heeft gegeven om de
kwestie van alle z:jdcn te kunnen beoordelen Oin echter een
nog beter oordeel te kussen '.ellen, zai spr. voor de motie
stemmen.
De heer van der Meulön Zftl eveneens voorde motie stem
men. Bij de algemeene beraadslaging is het geblekendat er
leden zijn die zich wel met het maken eener vaste brug kunnen
vereenigen, mits ze op de tegenwoordige hoogte worde gelegd;
kan dit niet, dan wenschen die leden eene draaibrug.
Spr. g-looft derhalve, dat wanneer d»e i;de-i de teekening
eener vaste brug zuilen hebben ingezien zij zich meer geueigd
zullen gevoelen tot het maken eener draaibrug.
De motie van den heer Duparc wordt hierop in stemming ge
brast en daarbij met 15 tegen 3 stemmen, die van de heeren
BumaWestenberg en Atteina, aangenomen.
Dc voorzitter sluit dc vergadering.
Vergadering van Maandag 19 October 1874.
Tegenwoordig 14 leden; afwezig de hoeren van Sloterdijck,
de With en Rengers met- en de heeren Hommes, JoDgsma en
Brunger zonder kennisgeving.
Voorzitter de heer burgemeester.
I. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goed
gekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt
1. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging
van het besluit, regelende dc heffing eener directe belasting op
het inkomen.
2. Idem tot verhooging der ten behoeve van de gemeente
geheven opcenten op de rijks personele belasting.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besioten deze voor
stellen tc doen drukken.
8. Eeu adres van T. J. Smits Jzn. te Dordrecht, houdende
verzoek om kwijtschelding van de boeteb loopen tengevolge
te late uitvoering der aangenomen levering van Luiksche k< ijen.
Om berigt en raad in handen van burgemeester en wethou
ders gesteld.
III. De Voorzitter deelt mede, dat de heeren dr. J. Baart de
la Faille en mr. 1. Teltingop 13 October jl. verkozen tot le
den van den gemeenteraadverklaard hebben die benoeming aan
te nemen.
IV. Wordt overgaan tot de behandeling van de op den op-
roepiDgbrief vermelde punten
1. foorstel van burgemeester en wdhouders tot wijziging der ver
ordening regelende het getal der onderwijzers en onderwijzeressen aan
de gen eer tescholcn.
De conclusie van liet voorstel luidt als volgt t
z/Art. 2 der verordening, regelende het getal der onderwijzers
Gemeenteblad no. 14 van 1872) te lezen
////Aan de gemeenteschool no. 1 wórden van wege de gemeente
„„aangesteld eene hoofdonderwijzeres, eeue le hulponderwijze-
„«res, bevoegd tot het onderwijs in eene of meer levende talen
„„en bij voorkeuin het bezit der acte van hoofdonderwijzeres
„„en met aanteekening voor de wiskunde, twee, enz.""
De lieer Plantonga kan zich met dit voor-tel zeer goed ver-
eenigen. Er kunnen zich omstandigheden voordoen waarin het
wenschelijk is niet zoo strikt door eene bepaling als de bestaande
gebonden te zijn. Die omstaudigheden nu zijn in casu aanwe
zig: de vertrokken eerste hulpondeiwijzeres in het bezit der
acte van hoofdonderwijzereswas speciaal belast met het onder
wijs in de Duitsche taal; men keelt sollicitanten opgeioepen
doch niet eene met acte van hoofdonderwijzeres heeft zich aan
gemeld wil men dus per se iemand met de acte van hoofdon
derwijzeres hebben, dan zal het geval zich voordoen, dat men
iemand krijgtdie niet tot het onderwijs in de Duitsche taal be
voegd is. Mitsdien kan spr. het voorst 1met het oog op de
omstandighedenaannemen.
De lieer Duparc hoeft met bijzondere aandacht kennis ge
nomen van den tweeden brief des schoolopzieners, doch is daar
door tot eene geheel andere conclusie gekomen dan dfe vorige
spreker, en in liet in de vorige vergadering uitgesproken gevoe
len versterkt. Dat advies toch stelt op den voorgrond de nood
zakelijkheid dat de eerste hulponderwijzeres in het bezit der acte
van hoofdonderwijzeres zij. //Tot dat einde heb ik de eer dus
luidt het in den brief van den schoolopziener te kennen te
„geven dat iklettende op hetgeen in het algemeen wensche-
z/lijk is, het noodzakelijk blijf achten, dat de eerste hulponder-
„v.-vze.r s op wie immers in geval van ontstentenis der hoofd
onderwijzeres het bestuur der school overgaat zoo na moge-
I „lijk dcz-.ifde bevoegdheid bezitte als de hoofdonderwijzeres zelve