114 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van 19 October 1874. ,/niet alleen omdat daardoor mogelijke aanspraken van den kant //der overige onderwijzeressen worden afgesnedenmaar vooral //ook omdat in den regel alleen diegene die bekend is met alle //Onderdeelen van het ouderwijs hetwelk in de onderscheidene /;afdeeliDgen moet worden gegevengeacht kan worden in staat „te zijn die onderdeelea te regelen en toezigt uit te oefenen op „het gehalte van het te geven onderrigt." Dit zegt spr. spreekt zoo sterkdat er geene exceptie op mag worden toege laten. Bovendien kan hij hier geen exceptioneel geval zien. De verordening is duidelijk en ook de schoolopziener erkent, dat ze teregt voorschrijft, dat de eerste hulponderwijzeres in het bezit moet zijn der acte van Aoo/tfonderwijzeres en bevoegd tot het onderwijs in eene of meer levende talen en in de wiskunde. Nu zal men daarop gaan afdiDgen. Waarom? Omdat men vreest, dat de hulponderwijzeres, op wie men de aandacht gevestigd heeft, de inrigting zal verlaten? Vrees is in spr's. oog steeds een slechte raadgeefster, en hij wil er zich ook in dit geval niet door laten leidcu. Hij ziet in eene tweede oproeping niet het minste gevaar. En mogen zich ook dan geen sollicitanten op doen welnudan kan men het tweede door den schoolop ziener aangeprezen middel verhooging der jaarwedde in toepassing brengen. Spr. heeft hier minder het oog op het on derwijs in de Duitsche taal, dan wel op de belangrijke inrigting die het hier geldt, waarin in het vervolg geen der hulponder wijzeressen de acte als hoofdonderwijzeres zou bezitten. Daaren boven kan de vorm waarin de geheele zaak hier is ter tafel ge- bragt, in geenendeele zijne goedkeuring wegdragen. In een ge val als dit, waarin eene oproeping is gedaan, zonder daarbij opr de bestaande verordening te letten kan hij zich niet neerleggen bij een voorstelom als ware het een bill van indemniteit te geven. Den heer Atterna heeft het genoegen gedaandat de zaak in de vorige vergadering niet dadelijk is afgedaan tengevolge waarvan de leden gelegenheid hebben gehad van de betrekke lijke stukken kennis te nemen want hij wil het erkennen het voorstel maakte in de vorige vergadering op hem een min- aangenamen indruk. Het had min of meer den schijnalsof meu ter wille van deze of gene persone het voorstel deed om de ver ordening te wijzigenen dit acht spr. een hoogst gevaarlijk be ginsel. Doch na kennisname van de beide pertinente adviezen van den schoolopziener, kan hij zich wel met dat voorstel ver eenigen. De heer Duparc heeft wel een gedeelte van den in houd van den laatsten brief des schoolopzieners medegedeeld dat gedeelte nameiijk waarin deze ontwikkelt wat hij in het algemeen als wenschelijk beschouwtmaar hij heeft verzwegen dat juist in het andere gedeelte de gronden worden aangevoerd, waarom in dit geval wijziging van de verordening wordt noodig geacht. En die gronden dunkt spr.verdienen allezins over weging. Men staat hier voor het feit, dat eene nieuwe oproe ping hoegenaamd geen resultaat zal opleveren. In de gegeven omstandigheden en ook met het oog op het vooruitzigtdat de sollicitante, aan wie men de betrekking wil hebben opgedra gen toch in het volgend voorjaar het examen als hoofdonder wijzeres hoopt af te leggen, ziet spr. er geen bezwaar in, dat de be trekkelijke bepaling dér verordening een weinig worde gemiti geerd. Immers het voorstel beoogt slechts verzachting van de verordening. Nu moet de eerste hulponderwijzers hebben de acte als hoofdonderwijzeres en eene acte voor de wiskunde. Die strenge bepaling wordt in zoo verre gewijzigddat voortaan zul len worden aangesteld bij voorkeur zijdie de genoemde ver- eischten in zich verecoigen. Hij gelooft, dat men deze wijziging met gerustheid mag aanbrengen omdat nog steeds het hoofd denkbeeld van den schoolopziener, dat namelijk de eerste hulp onderwijzeres zoo na mogelijk dezelfde bevoegdheid bezitte als de hoofdonderwijzeres zelve, ook bij de gewijzigde verordening op den voorgrond blijft staao. De lieer Bloembergen geeft zijn leedwezen te ke;:nen dat het lid van het dagelijksch bestuur, de heer Rcngero, die zich met de onderwijszaken speciaal bezig houdt, door ambtsbezigheden verhinderd is hier tegenwoordig te zijn. Spr. spreekt intusschen namens hem als hij te kennen geeftdat hij zich de moeite heeft getroost van na te gaan of er gegrond uitzigt bestaat iemand te krijgeu die aan de bij de verordening gestelde eischen be antwoordt. En dan is het gebleken dat speciaal het bezit der acte voor de wiskunde bijna niet te verwachten is, om de een voudige reden dat in de laatste twee jar n en mogelijk ook nog vroeger, geen enkele zoodanige acte aan dames onderwijze ressen i3 uitgereikt. Overigeos gelooft spr.dat burgemeester en wethouders in het schrijven van den schoolopziener allezins steun vinden om onder de gegeven omstandigheden eene wijziging van de verordening aan te bevelen. Wel wordt bij dat schrijven de noodzakelijk heid op den voorgrond gestelddat de eerste hulpooderwijzeres zoo na mogelijk gelijke bevoegdheid bezitte als de hoofdonder wijzeres., die zij bij ontstentenis moet vervangen maar wat de schoolopziener te dien opzigte aanvoertbetreft niet uitsluitend deze school. Het geldt de wenschelijkheid van den maatregel in het algemeen en is dus evenzeer van toepassing voor alle overige scholen en toch worden ten aanzien van deze in de 'verorde ning de woorden „bij voorkeur" gebezigdzeker met het oog op de mogelijkheid, dat het verlangen eventueel niet of niet vol komen bereikbaar zoude zijn. Spr. gelooft mitsdien, dat ook in dit opzigt de omstandigheden er toe leidenom de verorde ning te wijzigen. De heer Duparc heeft voornamelijk op het eerste gedeelte van des schoolopzieners advies gewezen omdat het hem voor kwam dat dit voar het behoud der bepaling pleit. Hij verzoekt der vergadering wel indachtig te zijndat zijn hoofdbezwaar hierin is gelegen dat het radicaal van Aoo/tfonderwijzeres hier wordt weggenomen. Bovendien wil hij Diet ter wille van deze of gene persoon eene verordening wijzigen. Het is nog steeds de vraag, of eene nieuwe oproeping geen beter resultaat zal op leveren het is mogelijk maar merkt spr. op dan lijdt de verordening aan eene andere kwaal dan is het tractement te laag gesteld. Spr. zou er geen bezwaar io zien dat het bezit der acte voor de wiskunde facultati-f werd gesteld doch blijft het wenschelijk achten dat men aan <Je inrigting hebbe eene eerste hulponderwijzerts met acte als Aoo/cfonderwijzeres. De heer Bloem bergen heeft er op gewezen dat voor de andere scholen het bezit der acte van hoofdonderwijzer niet imperatief is voorgeschreven doch men lette er wel op dat dat lagere scholen zijn terwijl hier de rede is van eene school voor meer uitgebreid lager onder- wijseene inrigting, gelijk te stellen met. die voor jongens, aan welker hoofd de heer de Kuijter staat, en waar, volgens dc verordening, dn'e der hulponderwijzers liet. radicaal van hoofd onderwijzer moeten bezitten. Men wijst er opdat de voor de betrekking als ware het gedestineerde hulponderwijzeres het voornemen heeft om in het aanstaande voorjaar het examen voor hoofdonderwijzeres te doen doch voor spr. die overigens met het oog op de persoon alle fiducie op den uitslag van dat examen heeft, ij die waarschijnlijkheid in casu niet genoeg. Hij blijft zich daarom tegen het voorstel verklaren. De heer Plantöngareplicerende op het door den heer Du parc gesprokene vestigt er de aandacht op dat men hier in het minst niet hetoog heeft op het belang van eene hulponderwijzeres, maar wel op de inrigting zelve. Hij betwijfelt het, of, zoo er eene nieuwe oproeping werd gedaan waarbij het bezit der acte van hoofdonderwijzeres als vereischte wordt gesteld er zich wel eene sollicitantein het bezit der acte voor het Duitsoh zou aanmel den terwijl juist aan zoodanige onderwijzeres behoefte bestaat. De heer Dirks wenscht in het algemeen met een enkel woord te zeggendat het hem geraden voorkomt zoo min mogelijk heterogenedat is-geheel van elkander verschillende, vakkeu van onderwijs te combineren, zooals hier Hoogduitseh en wiskunde1 lu vrocgeren tijd geschiedde dit nog al veeldoch de ervaring Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van 19 October 1874. 115 heeft liet geleerd dat men indien men zich meer bepaald aan een vak wijdtdaarin te meer de volkomenheid nabij komt en des te heter kan onderwijzen. Vroeger had men hier een poos aan het gijmnasium eene combinatie van algebraLatijn en Grieksch die geen beste resultaten opleverde ook thans nog wordt daar het Latijn het Grieksch en de Nederduitschc ge schiedenis en letterkunde door een persoon gedoceerd. Tegen dergelijke combinatie van geheel heterogene vakken heeft spr. in het algemeen veel bezwaar. De heer Suringar vereenigt zich in beginsel met het door den heer Duparc geavanceerde. Hij acht het zeer ongeraden om in een bijzonder geval of wel ter wille van persoonlijke conside ration eeno verordening te wijzigen. Daardoor toch wordt de werkkracht, of liever de onderwijskracht van de inrigting ver zwakt en stelt men een zeer gevaarlijk antecedent. De Voorzitter gelooft, dat de heer Suringar in eene dwa ling verkeert, daar juist met het oog op het onderwijs en vol strekt niet in het belang van eene der sollicitanten de wijziging is voorgesteld. Afgescheiden Dog van de actualiteit achtten bur gemeester en wethouders het ongerijmd eene oproeping te doen met de in de verordening vermelde vereischlenovertuigd als ze warendat aan die vereischten niet kan worden voldaan. Gesteld dat het tractement werd verhoogddan is nog altijd de mogelijkheid denkbaardat eene op dat verhoogd tractement benoemde hulponderwijzeres minder zal bevallen daar men mag aannemen dat eene hulponderwijzeres van die capaciteiten ook elders wel zooveel zal verdienen en zich dus niet voor de be trekking zal laten vinden. Spr. herhaalt het daarom dat men met het voorstel wel degelijk het belang van het onderwijs op het oog heeft. De heer Suringar blijft bij het zooeven door hem gespro kene. Hij ziet uiet iu dat er met eene vruchtelooze oproeping iets verloren zoude zijn. En gebeurt het al dat die oproepiDg zonder geweuscht gevolg blijft, dan zal men zich nog altijd kun nen aansluiten bij het door den schoolopziener in de tweede plaats aanbevolene met Damelijk door eene tijdelijke aanstelling in de vacature te voorzien. Men kan dit gerust doen, doordien, gelijk is opgemerktde sollicitantedie men op het oog heeft met het voorjaar den rang van hoofdonderwijzeres hoopt te ver werven. Hierop wordt de conclusie van het voorstel in rondvraag ge- bragt en met 12 tegen 2 stemmen, die van de heeren Duparc en Suringaraangenomen. De Voorzitter breDgt naar aanleiding van het genomen be sluit ter tafel eene voordragt tot benoeming van eene eerste hulponderwijzeres aan de gemeenteschool no. 1. Op deze voor dragt komen voor J. de LangeR. J. Almerood en P. W. van Amerom hulponderwijzeressen te Leeuwarden. Wordt besloten deze voordragt met de betrekkelijke stukken ter inzage te leggen en in de volgende vergadering tot de be noeming over te gaan. 2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhandsche ver huring der zathe en landen „de Magere Weide." De heer Wiersma zal zich met het voorstel vereenigen doch wil daardoor niet geacht worden al9 zoude hij den bedon gen huurprijs voldoende achten. Integendeel hij gelooftdat wanneer de zathe bij gesloten briefjes werd verhuurdeene vrij wat hoogere huur zou kunnen worden verkregen. Niettegen staande dit zal hij zich toch met het voorstel vereenigenomdat hij het voor de gemeente als eigenares uiet wenschelijk en bovendien voor den huurder niet zeer billijk acht na afloop van eiken termijn eene zathe aan de publieke concurrentie over te gevenwaardoor de huurder verhinderd zou zijn en er geen belang bij z ude hebben haar in een beteren staat te brengen. Spr. meende dit te moeten kenbaar maken ten einde door de nu .uitgebragte stem bij eene volgende gelegenheid niet gebonden te zijn. Hierop wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig de conclusie van het voorstel besloten Voorbehoudens goedkeuring van heeren gedeputeerde staten van FYiesland aan Theunis Hotzes Piersma voor den tijd van zeven jaren, in te gaan 5 Maart en 12 Mei 1875 in huur af te staan de thans bij hem in gebruik zijndeder gemeente toebe- hoorende zathe en landen genaamd de Magere Weide voor een huurprijs van acht en dertig honderd gulden per jaar cn overigens op door burgemeester en wethouders in overleg met den huurder vasttestellen voorwaarden. 3. Voorstel van burgemeester en weViouders tot intrekking der be sluiten waarbij aan twee hulponderwijzers en twee hulponder wij ter essen toelagen zijn verleend. Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten 10. Te rekenen van den In October 1874 in te trekken a. de bij raadsbesluit van 14 November 1872 aan de hulp onderwijzers Adolf Siekman en Aize Baarsma verleende personele toelagen respectievelijk bedragende 25 en 100 b. de bij raadsbesluit van 23 Julij 1874 toegekende toelage aan de hulponderwijzeressen Jantje Hoitsma en ADgenietje Scho tanus ten bedrage van 100voor het te geven onderwijs in vrouwelijke handwerken. 110. De sub 10. genoemde hulponderwijzers en hulponderwijze ressen met het genomen besluit in kennis te stellenonder mede- deeling tevens, dat hunne jaarwedden van 1 October 1874 af, bedragen voor de hulponderwijzers f 580 en voor de hulponder wijzeressen j 509. 4. Verzo 'lc van den h er J. Eomenijom eervol ontslag als curator van h.t gijmnasium. Op voorstel van den Voorzitter wordt zonder hoofdelijke stemming besloten het gevraagd eervol ontslag te verleenen, De Voorzitter sluit de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1874 | | pagina 2