154
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan 26 November 1874.
De heer Wiflvarna zal zich niet met dit voorstel vereenigen
echter niet om het bedragmaar om het beginsel. Reeds on
derscheidene jaren is aan de wed. Oberink onder den vorm eener
gratilicatie eene tegemoetkoming verleendomdat men niet
wildedat ze aan de publieke liefdadigheid zou zijn overgela
ten. Spr. heeft zich steeds moeijelijk hiermede kunnen ver
eenigen. Waar de gemeente niet eens eene regeling heeft op
het pensioneren van ambtenaren, daar gaat het zijns inziens niet
opin den vorm van gratificatie in het onderhoud van de we
duwe eens ambtenaars te voorzien. Dikwijls echter zijn de om
standigheden van dien aard, dat het voor de gemeente niet raad
zaam is zich geheel aan het onderhoud eener hulpbehoevende
weduwe te onttrekken. Waar evenwel de weduwe Oberink een
kamertje in 't Sint Anthony-Gasthuis heeft verkregendaar is
naar spr.'s inzien voor de gemeente de reden om haar te on
dersteunen, vervallen en acht hij het niet geraden op den ingesla
gen weg voort te gaan. Hij wil intusschen gaarne erkennen
dat de weduwe Oberink nog steeds eene tegemoetkoming zal
wenschen en dat het haar gegevene ook wel als wèl geplaatst
mag worden aangemerktdoch voor hem is het moeijelijk uit
de gemeentekas haar eene gift te geven voor kleeding, enz. Nu
op andere wijze in hare eerste behoeften is voorziennu ge
looft hij dat de gemeente zich aan haar mag onttrekken.
De heer Jongsma heeft steeds er tegen gestredendat hier
bij wijze van gratificatie aan de weduwe ran den concierge
Oberink pensioen wordt verleend. Altijd oordeelde hij dat dit
niet te pas kwam voor eene gemeentewaar de regeling van het
pensioneren van ambtenaren nog in de lucht hangt. Daarom heeft
hij telken jare tegen het betrekkelijk voorstel van burgemeester
en wethouders gestemd en zal hij ook ditmaal daartegen stemmen.
De heer Bloembergen wenscht aan de vorige sprekers op
te merken dat het hier niet uitsluitend geldt de weduwe van
een ambtenaarmaar iemand die beschouwd mag worden vroe
ger persoonlijk in dienst der gemeente te zijn geweest. Deze
overweging heeft ook wel degelijk gewogentoen primitief eene
gratificatie is toegekend.
De heer Jong8ma zegt, dat het argument van den heer
Bloembergen voor hem geheel nieuw is. Hij wil evenwel erken
nen dat het een argument isniet van belang ontblootmaar
toch gelooft hij dat bij het gemeentebestuur niet anders bekend
was dan de concierge Oberink.
De heer Duparc merkt opdat hij met nog onderscheidene
andere leden er in der tijd speciaal op heeft gewezen dat de
wed. Oberink niet enkel was de weduwe van een ambtenaar
maar in zekeren zin zelve ook ambtenaar, en dat juist op grond
daarvan haar eene gratificatie is toegekend.
De Voorzitter releveert, dat burgemeester en wethouders
niet hebben uit het oog verlorendat in de positie van de wed.
Oberink verbetering is gekomen. Terwijl haar vroeger 100 is
toegekend, wordt thans het voorstel gedaan haar 52 te verlee-
nen. Burgemeester en wethouders hebben zich opzigtens hare
omstandigheden geïnformeerd en zijn daardoor tot de wetenschap
gekomen dat er voor haar nog werkelijk behoefte aan eenige
tegemoetkoming bestaat. Daarom hebben ze voorgesteld haar
hetzelfde bedrag toe te kennen als aan een in soortgelijke om
standigheden verkeerenden gewezen gemeente-ambtenaar (den
politiedienaar Hunting) omtrent wien bij het volgende punt eene
beslissing zal moeten worden genomen.
De conclusie van het voorstel wordt hierop aangenomen met
16 tegen 4 stemmen, die van de heeren Wiersma, Jongsma,
van der Meulen en Hommes.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders op het ver zoele van G.
J. Huntingom op nieuw eene gratificatie te erlangen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig de conclu
sie van het voorstel besloten
Aan Gr. J. Huntingoud-politiedienaar dezer gemeenteop zijn
daartoe gedaan verzoek voor 1876 eene gratificatie uit de ge
meentekas te verleenen ten bedrage van J 62.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders op het verzoek van A.
Feenstraom op nieuw tn het genot van wachtgeld te worden gesteld.
In overeenstemming met de conclusie van het voorstel wordt
besloten
Aan A. Feenstra, eervol ontslagen tweede gaarder der belas
ting voor het gebruik van wateren kaden en wallen in deze
gemeente, met I Januarij 1875 op nieuw voor den tijd van drie
jaren een wachtgeld toe te kennen berekend naar £52 in het
jaar, onder voorwaarde, dat, indien hij in gemeld tijdsverloop
eene gemeentelijke of rijks betrekking mogt erlaogen waaraan
eene bezoldiging verbonden is gelijk staande met of hooger dan
het aan hem toegekende wachtgeld hij alle aanspraak op het
wachtgeld zal verliezenterwijl voor het geval die bezoldiging
minder mogt bedragen, hij slechts tot dat minder bedrag zijne
aanspraak op dat wachtgeld kan doen gelden.
7. Voorstd van burgemeester en wethouders op het verzoek van de
doodgraversom verhooging hunner bezoldiging
Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten
Het verzoek van K. de Ruiter en 8. Havenom verhooging
van hunne jaarwedde als doodgravers op de algemeene begraaf
plaatsals Diet voor inwilliging vatbaar, te wijzen van de nand#
IV. De Voorzitterhet noodig achtende eene zitting met
gesloten deuren te houdenheft de openbare tijdelijk op.
Na heropening der vergadering wordt besloten
10. Tijdelijk en wel tot dat daaromtrent nader zal worden be
slistde uitgifte van de perceelen bouwterrein tusschen de Wil
lemsgracht en den staatsspoorweg te schorsenmet uitzondering
van de perceelen nos. 5665 van het terrein H en nos. 7281a
van het terrein I.
2°. a. Overeenkomstig het daartoe door de commissie, belast
met de beoordeeling van op de uitgeschreven prijsvraag voor
eene in deze gemeente te stichten handelsbeurs ingekomen ant
woorden gedaan voorstel aan de ontwerpers van de drie best
gekeurde plannen gezamenlijk eene som van ƒ1200 toe te ken
nen als schadeloosstelling voor aangewende moeite en kosten en
die schadeloosstelling te bepalen voor den inzender van het ont
werp gemerkt ,/Agorazoo" op ƒ500 /,Acht" op 400 en „Mer-
curius" op j 800onder voorwaardedat de ontwerpen aan de
gemeente in eigendom overgaan.
b. In de door burgemeester en wethouders daarvoor aan te
wijzen dagbladen bekend te makendat voormelde commissie
eervolle vermelding heeft waardig gekeurd de ontwerpen met
het motto
I. Friesiands hoofdstad.
11. A. P.
III. Ich sah des Ruhmes heiige Kriinze.
IV. Handel.
V. Mercurius (met een driehoek er boven).
En verder als ingekomen wenscht te hebben vermeld de vol
gende ontwerpen
I. Zonder motto (5 teekeniDgen).
II. Gelijk regt voor allen.
III. Tijd is geld.
IV. Handelsbeurs.
V. Zonder motto (12 teekeningen).
c. De diverse ingekomen ontwerpen en bijlagen publiek ten
toon te stellen voor zoover daartegen van de zijde der inzen
ders geen bezwaar wordt gemaakt.
d. De uitspraak van de commissie van beoordeeling in de na
der aan te wijzen dagbladen bekend te maken.
e. Een exemplaar van het rapport der commissie aan ieder
inzender uit te reiken.
De Voorzitter sluit de vergadering.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan 5 December 1874.
185
Vergadering van Zaturdag 5 December 1874.
Tegenwoordig 18 leden; afwezig de heeren Duparc, Hommes
en de la Faille, allen met kennisgeving.
Voorzitter de heer burgemeester.
I. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goed
gekeurd.
II. Wordt ter tafel gebragt het rapport van het onderzoek van
de begrooting van administratiekosten der bank van leening
voor de dienst 1875.
Ter inzage gelegd, om in eene volgende vergadering te wor
den behandeld.
III. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den op-
roepingbrief aangebragte punten
1. Voorstd van burqemeester en wethouders op het verzoek van de
politiedienaren der la2e en 3e klasse om verhooging hunner bezoldiging.
Overeenkomstig de conclusie van het voorstel wordt besloten:
10. Het verzoek van de politiedienaren tot verhoogiDg hunner
jaarwedde te wijzen van de hand.
2°. Ten behoeve der noodige bovenkleeding voor de politiedie
naren der le, 2e en 3e klasse jaarlijks op de begrooting uit te
trekken eene som van 72.
3°. Art. 5 der verordeningregelende der inrigting van het
personeel der politie in de gemeente Leeuwarden van 13 Fe
bruary 1873 te wijzigen in dier voege, dat aldaar in plaats van
57 gelezen wordt J 72.
2. Rapport van t in de sectiën gehouden onderzoek van het voorstel
van burgemeester en wethouders tot wijziging van de verordening tot
heffing eenêr directe belasting op het inkomen ten behoeve dezer gemeente.
De conclusie van het voorstel luidt als volgt
,/l0. In art. 13, le alinea van het besluit tot heffing eener
//directe belasting op het inkomen teu behoeve dezer gemeente
//vastgesteld den 11 October 1866 in plaats van 110,000 te
//lezen 130,000.
//2°. De andere voorstellen, opgenomen in de bijlage no. 22,
z/voorloopig aan te houden met beleefde uitnoodiging aan den
//voorzitter van den gemeenteraaddie in de maaud Januarij of
//Februarij 1875 op nieuw naar de sectiën te zenden ten fine van
//onderzoek."
De heer Bloembergen kan er zich bij neerleggendat het
maximumtot hetwelk de directe belasting op het inkomen kan
worden geheven, thans op 130,000 worde uitgetrokken, ofschoon
hem de door de commissie voorgedragen verlaging wel wat aan
merkelijk voorkomt en men vrij zeker in de gevolgen tot een
hooger cijfer zal moeten komen. Nu echter toch het volgend
jaar eene algeheele herziening der verordening zal plaats hebben,
acht hij het voorgedragen cijfer voor het tegenwoordige voldoende
en zal men bij die herziening kunnen nagaan in hoever met het
oog op klimmende behoeften verdere verhooging noodig is.
De conclusie van het voorstel wordt hierop zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
De Voorzitter merkt vervolgens opdat de commissie van
rapporteurs niet afzonderlijk heeft gerapporteerd over het voor
stel van burgemeester en wethouders tot verhooging der gemeente-
opcenten op de personele belastingdoch dat uit het rapport
omtrent het onderzoek van de gemeentebegrootiug blijktdat
althans de meerderheid van de leden zich met dat voorstel ver-
eenigt. Ordeshalve geeft hij in overweging deze zaak vóór de
behandeling der begrooting af te doen.
Hiertoe besloten zijndezegt de Voorzitterdat het voor
stel strekt om, te beginnen 1 Mei 1875, ten behoeve der ge
meente Leeuwarden op de hoofdsom der rijks personele belasting
dertig opcenten te heffen.
De heer van Valkenburg geeft te kennendat hij als
minderheid in de commissie van rapporteursop de in het rap-
Bijvqegsel, behoorende bij de Leeuwarder Courant,
port ontwikkelde gronden zich tegen het voorstel heeft verklaard.
Hij meende dit hier te moeten mededeelendoch verlangt geene
hoofdelijke stemming over het voorstel.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt hierop
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
3. Behandeling van de ontwerp begrooting voor de dienst 1875.
(Zie bijlagen 18, 19, 26 en 27).
Op voorstel van den Voorzitter wordt aangevangen met de
uitgaven.
Bij volgno. 58 merkt de Voorzitter opdat de commissie
voor rapporteurs voorstelt onderdeel b te verminderen met 400,
het bedrag der bezoldiging van een tijdelijken teekenaar of schrij
ver op het bureau van den directeur der gemeentewerkendat
burgemeester en wethouders zich met dit voorstel vereenigen
mits het betrokken art. op hoofdstuk XI art. 1 worde gereser
veerd.
Het voorstel van de commissie wordt onder de door burge
meester en wethouders gestelde voorwaarde zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Volgno. 70.
De Voorzitter merkt op, dat door rapporteurs wordt voor
gesteld dezen post met j 100 te verhoogen ten einde in de ge
legenheid te zijn de ontwerp-begrootiDg met memorie van toe
lichting in meer behagelijken vorm te doen drukken.
De heer Jongsma deelt niet de opmerking van rapporteurs,
als zou de tegenwoordige vorm van de ontwerp-begrooting niet
voldoende zijn. Het komt hem voor, dat men indien men meer
vordertzich aan eene weelde schuldig maaktdie geenszins
noodig is. Hij zal zich daarom niet met het voorstel vereenigen.
De heer Wiersma acht deze zaak van te weinig belang
om lang daarover uit te weiden. Toch wil hij er aan her
innerendat hem nog den tijd heugt, waarin de leden van den
raad een gedrukt exemplaar der begrootiDg ontvingen dat ge
legenheid aanbood tot het maken van aanteekeningen. En de
wijl hij dergelijk exemplaar in handen zag van den voorzitter
der sectie, waarvan hij de eer heeft lid te zijn, kwam bij hem
de vraag opof ook den leden niet zoodanig exemplaar kon
worden verstrekt. Toen is door den heer Buma gewezen op de
ontwerp-begrooting van Deventeren dit heeft aanleiding gege
ven tot het voorstel der commissie om den post te verhoogen.
Naar rapporteurs gevoelen was dit voorstel allezins rationeel,
wijl toch niemand zal kunnen zeggendat de tegenwoordige vorm
der begrooting, die alle aanteekeniDg onmogelijk maakt, aan
het doel beantwoordt.
De heer Suringar ziet de hooge noodzakelijkheid van het
voorstel niet in. Het model der begrooting van Deventer is hem
niet bekend. Dit weet hij weldat het gebruikdat vroeger
toen de begrootiug op de door den heer "Wiersma bedoelde wijze
was ingerigt, daarvan werd gemaakt, op verre na niet tegen de
daaraan gepaarde kosten kon opwegen. Hij meent intusschen
dat men voor een goed deel aan het verlangen zal tegemoet ko
men indien men de voor de leden bestemde exemplaren op wat
beter papier laat drukken.
De heer van Valkenburg gelooft niet, dat met de vol
doening aan den geuiten wensch ƒ100 gemoeid zal zijn. Voor
ƒ100 kan men tegenwoordig al vrij wat gedrukt krijgen.
Het voorstel van de commissie van rapporteurs wordt hierop
verworpen met 11 tegen 7 stemmen, die van de heeren Wiersma,
van SloterdijckOosterhoff, Telting, de With, Attema en van
Valkenburg.
De Voorzitter deelt nog mede, dat al veel van de geop
perde bezwaren zullen zijn weggenomen indien overeenkomstig het
denkbeeld van den heer Suringar het ontwerp der begrooting op
wat beter papier gedrukt en bovendien met wit doorschoten wordt.
25